Het zangeresje aan de Maas of Vervolg op het kransje van letterbloempjes(1794)–Gerrit Manheer– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 55] [p. 55] De misrekening. Wys: In een Boomgaart Colinette. Febus reets uit zee gerezen, Lonkt my toe van zynen troon, En gaat vast de paarlen leezen Van de Tulpen, de Anemoon En Narsissen, nooit volpreezen; Goôn wat is de morgen schoon! Philomeelen, laat u hooren, Zingt voor Amarilde uw lied; Streelt haar hartje, streelt haar ooren. Siphir schuil in 't schomlend riet, Wil straks onze min niet stooren, En verklapt de kusjes niet: 'k Mag hier Amaril verbeiden, Die getrouwe schoone zien! Liefde wil haar derwaards leiden: 'k Zal haar duizend kusjes biên, Nimmer weder van haar scheiden, Nimmer uit haar armpjes vliên. [pagina 56] [p. 56] Welk een blydschap zal ik smaaken! Ach! Ik brand van ongeduld. Straks zie ik myn wensch volmaaken, En al myne hoop vervuld. Herders, wilt haar niet genaaken, Wyl gy haar niet kussen zult! Ik alleen mag haar beminnen; Ik alleen bezit haar hart; Ik alleen mogt overwinnen; Ik alleen geneez' haar smart; Ik alleen bestuur haar zinnen, Schoon my elk dat heil benart. Eer zou Amarilde sneven, Eer ze een anderen Veldeling, Ooit een enkle kus zou geven. Dat Dameet van liefde zing, Nooit zal hy het heil beleven, Dat ik opbepaald ontving. o Gelukkigste aller dagen! Daar! daar komt ze door de laan. Maar wat zie ik! - plaag der plaagen! Arm aan arm, met Damon aan. Wie kan zulk een hoôn verdraagen! Goôn zy ziet my niet eens aan! Vorige Volgende