Het zangeresje aan de Maas of Vervolg op het kransje van letterbloempjes(1794)–Gerrit Manheer– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 37] [p. 37] De gierige Jaco. Wys: Heldre zonne, heldre stralen. Spaaren, spaaren, altyd spaaren, Altyd deuntjes op den tas, Deet my schat by schat vergaren, Ach! dat ik nog ryker was! Geldje lief gy zyt myn leven, Nimmer zal ik u begeven, 'k Heb drie Tonnetjes vergaart, En met overleg gespaart. 'k Zie myn ruime kist geladen, Tot den rand, met munt-metaal; Maar ik schuuw ook overdaden, En ik hou de keuken schraal. Wat baat al dat lekker smullen, En den balg gestaâg te vullen? 'k Haat het vleesch, ik haat de visch; Nimmer komt die op myn disch. [pagina 38] [p. 38] Rogge brood en helder water, Een aardappel, by geval, Steek ik nog wel in den snater, Maar dat is het dan ook al! Kan ik by een vriend gaan eeten, Dan hou ik een rein geweten, Ja dan schaf ik als een held, Want, dan kost het my geen geld. Zou ik 's avonds licht verbranden, 't Geld besteên aan kostbaar vet, Waar zou dan myn schat belanden! 'k Ga als 't donker word naar bed: 'k Hou ook nooit van vuur te stoken, Want, ik kan met tegen 't roken! Lieve Gold, vergaart zoo zuur! Zou ik u besteên aan vuur. Nimmer koop ik nieuwe kleeren; De oude blyven altoos goed; Doch wil iemand my vereeren Een halfsleeten rok of hoed: o! Dan kus ik hem de hander; 'k Acht het beedlen zelf geen schande. 'k Fop de waereld door den schyn, En vertoon my arm te zyn. [pagina 39] [p. 39] Ondertusschen gaar ik schyven: Maar, waar zal myn lieve geld, Na myn dood, belaas! doch blyven? Dit is dat my droevig kweld. Zou 'k aan Nichtjes en aan Neven, Geldje lief, u moeten geven! o Dat waar een groot verdriet! Lieve geld, dat doe ik niet. 'k Zal myn lieven schat, myn schyven, Diep verbergen in den grond, Doch, waar zou myn geld dan blyven, Zoo het eens een' graver vond? Ach! kon ik het mede voeren! 'k Voel myn ingewand ontroeren, Als ik denk, hoe ik dat goed Eindlyk eens verlaten moet. Zou ik waarlyk moeten sterven? En myn schat, myn lieve schat, Die ik zoo bewaarde, derven. Lieve doodje, wagt nog wat; Ach! ach wild my, by myn plaaren, By myn Geldkist nog wat laten! Doch, den maagren man verscheen, 't Geld bleef en jaco verdween. Vorige Volgende