Het zangeresje aan de Maas of Vervolg op het kransje van letterbloempjes
(1794)–Gerrit Manheer– Auteursrechtvrij
[pagina 20]
| |
'k Gun al die treuren om haar leet,
Dat weêrgaloos geluk.
'k Had dagen - nagten lang besteed
In smart en droefenis;
Maar een volzalig uur,
Verzoete my dat zuur,
Ik ben al dat geluk verpligt,
Alleen aan vrouw Natuur.
gy
't Was zeker toen Gy wierd getrouwt,
Verbonden in den Echt,
Toen zaagt gy uw geluk volbouwt,
In zulk een ruime maat;
Want, als men, wie men mind
Met zich verbonden vind,
Dan smaakt men, immers al het zoet,
Waar om men zich verbind?
ik
't Zy ver dat zulks my heest voldaan,
Neen: 't was van meer belang,
'k Zag nooit den droeven trouwdag aan
In dat bevallig licht,
't Was verre daar van af,
Dat my die blydschap gaf,
't Was Vriend, toen ik myn booze Griet,
Zag daalen in het graf.
|
|