Het zangeresje aan de Maas of Vervolg op het kransje van letterbloempjes(1794)–Gerrit Manheer– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 17] [p. 17] Aan de nachtegaal. Wys: Gelyk de schoont Bloempjes kwynen. o Zanggezinde Philomeelen! Die met uw wondre orgelkeelen, Ons in den dagenraad verheugd, o Booden van de zomervreugd! Vliegt by het vroolyk uchtendkrieken, Op uwe vlugge grauwe wieken Naar Philis, meld haar hoe ik kwyn, Ga, meld haar wat myn lot zal zyn. Zingt haar myn min, meld haar myn' zuchten, Weêrhoud haar, die my blyft ontvlugten. Doe, doe ze luistren haar uw lied, Tot zy my hoort, tot zy my ziet. [pagina 18] [p. 18] Boeit dus de voetjes van myn waarde Door uwe toonen, aan deze aarde, Dat zy zich vleije in 't mollig groen! Komt vlugge Zangers, wilt u spoên. Verteedert door uw' zang haar zinnen, Leert zelf die fiere schoone, minnen, Kust, kust uw gaaike, dag aan dag, Daar 't Philida beschouwen mag. Leert haar, hoe al wat leest de liefde, Toch eens het hart, den boezem griefde, Op dat ze in 't einde voor dien pligt, Dat offer aan haar schoonheid, zwicht. Of, leent aan my uw vlugge vleug'len, Dan zal niets, niets myn vaart beteug'len, Dan stryk ik telkens, keer aan keer, In Philis Roozenhofje neêr. Maar leert my ook uw malsche toonen, Op dat het puik van alle schoonen, Verlekkert op myn streelend lied, My eenmaal wederliefde bied. [pagina 19] [p. 19] Dan, ach! wat zou dit alles baten? Zy mogt my als een vogel haten, Geen vogeltje voldeed haar wensch, Behaagd haar minnaar niet, als mensch. Maar 'k hoor my door uw' zang bespotten, Wat zegt gy? - Minnaars zyn slegts zotten, Haar wensch bestaat in damp en rook! Ja; Nachtegaal ik g'loof dat ook. Vorige Volgende