Het schilder-boeck
(1969)–Karel van Mander– Auteursrechtelijk beschermd
[Folio 98v]
| |
Wtlegginge, en sin-ghevende verclaringe op den Metamorphosis Publij Ovidij Nasonis,Door C.V.M.Het twaelfste Boeck.In't begin van dit twaelfste Boeck, hebben wy d'Offerhande, die de Griecken Iuppiter deden in Beocien, daer sy door storm ghedreven waren, alsoo sy met een Vlote van meer als duysent Schepen om Troyen te bekrijgen voeren, daer sy oock een voor-teecken sagen van een Slanghe, die acht Voghel jonghen en de Moeder verslondt: welck Calchas den voorseggher uytleyde, datse neghen Iaer voor Troyen souden liggen, sonder yet uytrichten: maer souden goets moets zijn, want in het thiende Iaer souden sy verwinners worden. Hier sietmen ten eersten den ernst, die d'Heydenen hadden in hunnenGa naar voetnoot* Gods-dienst, en hoe sy in hunnen noot tot Godt (hoe verblindt in zijn kennis sy waren) altijt hun toevlucht genomen hebben: en dit bevintmen in hun gheschiedenissen veel, dat hoe sy ernstigher waren in de oeffeninghe van hunnen Gods-dienst (welcken doch valsch, en ijdel mach ghenoemt worden) hoe dat hun saken gheluckiger en spoedigher voortgang, en beter uytcomst hadden. Van deser ernsticheyt leestmen wonder dinghen in Valerio Maximo, in zijn eerste Boeck in't eerste Capittel, in Titus Livius, en ander meer. Sy hadden wonder grooten commer, en ernstigh opmerck, op veelderley voor-teeckenen, die sy hier en daer uyt raemden, waer van ooc in't verhaelde eerste Boeck Valerij in't 4e. 5e. en 6e. Capittel, verscheyden en seer seldsaem voor-teeckenen zijn beschreven: oock stelden sy groot betrouwen op d'antwoorden van hun ijdel Goden en voorsegghers, welcke hun Propheten meest al van Apollons gheslacht waren gheacht te wesen, ghelijck oock den verhaelden Calchas. |
|