Het schilder-boeck
(1969)–Karel van Mander– Auteursrechtelijk beschermdVan Paris.Paris was den soon van den Troyschen Coningh Priamus, en de Coninginne Hecuba: de welcke met dit kindt bevrucht wesende, droomde te hebben gebaert een vlammende fackel, die heel Asien in brandt stelde, en aenstack.Ga naar voetnoot* Welcken droom den voorseggers verhaelt, en vertelt wesende, voorseyden, dat den soon die sy droegh, soude veroorsaken den ondergangh, en t'verderf zijns Vaderlandts: waerom Coningh Priamus, soo haest het kindt geboren was, dat bestelde aen zijnen Herder Archelaus, om te brenghen in de bosschen voor den wilde Dieren: alwaer dit kindt van een Beerinne gevonden wesende, soude ghesooght zijn gheweest den tijdt van vijf daghen. Ander segghen, dat Hecuba hem heymlijck op liet voeden onder des Conings Herderen,Ga naar voetnoot* op den bergh Ida. Eenighe meenen, dat Archelaus dit kindt opvoedde als zijn eyghen. Paris tot ouderdom zijns jeughts ghecomen wesende, werdt uytnemende schoon, sterck, en in alles seer gheschickt: soo dat OEnone, een | |
[Folio 92v]
| |
Veldt-nymphe daer op t'landt, op hem seer verliefde, en hadde by hem twee kinderen. Ontrent desen tijt, bewees hy zijn moedicheyt, en vroomheyt: want des Conings Priami Vee gherooft, en ontdreven wesende, Paris dit te weet comende, vergaderde soo veel Herderen als hy mocht, vervolghde en versloegh den Rooveren, en bracht den roof wederom: waerom hy ghenoemt wiert Alexander, dat is Mensch-jagher gheseyt. Hy was oock vermaert,Ga naar voetnoot* te wesen van goeden gheest, en een oprecht Mensch, soo dat hy alle oneenicheden, die onder den Herders ontstonden, te neder leyde en slechtede, alsoo verhaelt is. Nae dat hy den Goddinnen gevonnist hadde, ist geschiet, dat Hector te Troyen steeckspelen, strijden, en worstelinghen, om prijs te winnen, liet uytroepen. Doe gaf den Herder, die Paris opgevoedt hadde, hem te kennen, dat hy niet en was zijn soon, gelijck hy hem wel hadde doen te verstaen tot doe ter tijdt: maer dat hy was den soon van Coningh Priamus en Hecuba. Hem radende te gaen, sonder hem bekent te maken, zijn macht beproeven met die ander Heeren: en indien het gheschiede, datmen hem om zijnen Boerschen Herderschen staet versmaedde, sy souden de bundselen, kints doeck, en ander litteyckenen, daer hy mede wech gebracht was, over geven, en hem also bekent maken. Hy volghde den raedt: hy quam tot Troyen, en worstelende met den Prince Hector, wierp hem cloecklijck ter aerden. Hector beschaemt en toornigh, dat sulcx van een Boer hem geschiedt was, was quaet genoech om den selven met zijn sweerdt te dooden: maer die verhaelde dingen ghetoont wordende, werdt gekent, en vriendlijck aengenomen onder den kinderen Priami. |