Het schilder-boeck
(1969)–Karel van Mander– Auteursrechtelijk beschermdVan Adonis.Adonis gheslachte is van onsen Poeet ghenoech beschreven: doch Lycophron maeckt hem den soon van Thias, en niet van Cinyras, den Coning van Cypers. Venus op hem seer verlieft wesende, was Mars haren oudenGa naar voetnoot* Vryer soo toornigh op Adonis, dat hy een wilt Vercken verweckte, en stierde om Adonis te dooden: en alsoo haer Venus seer loopende, haestede Adonis te hulp te comen, quetste haer voeten in de Roos-boomen, waer van de Roosen, die eerst niet dan wit waren, zijn oock root gheworden. Venus en Proserpina beyde om te seerst be-Adonist waren verdraghen, hem ses Maenden by beurten te hebben. Dat zijn Moeder begeerde in Boom te zijn verandert, grootlijcx haer gemoedt gebeten voelende, van een bitter leerwesen over haer snoode en onwetlijcke bloedtschande, wijst aen de oorsaken, en beginselen van sulcke soo droeve uytcomsten heel te vermijden, oft te wijcken, op datmen eyndlijck zijn Siele niet en vindt jammerlijck door-boort en door-beten, van de scherp beschuldigende knaghende gedachten. By den jacht-lievenden Adonis, | |
[Folio 88v]
| |
is te ghelijcken d'onbedachte Ieught, die den raedt der Hemelscher liefde verghetende, niet en vliedt, oft hem en ontreckt van het gheselschap der hooveerdige, roeckloose, en wreede Menschen, die met alle wapenen der boosheyt zijn aengedaen, oft bereydt alle quade wercken te begaen. Ghelijck Venus haren Adonis wel hadde onderwesen, de gewapende Dieren te wijcken. By denGa naar voetnoot* Leeuwen zijn te verstaen d'hooveerdighe: by wilde Verckens, de wreede: by Herten, d'onachtsame: want den Hert laet hem, met nae de fluyt te luysteren, bedriegen, en vangen, daerom soude hy hem liever tot ongewapende Dieren hebben begeven, als Konijnen, Hasen, en derghelijcke: met den Konijnen die hun in holen weten te verberghen, te leeren voorsichtigh wesen, en met den Hase wakentheyt, oft wackerheyt, en eensaemheyt, om hem tot leeringhe en wijsheyt te begeven: want hen Hase altijt wacker is, en de eensaemheyt, gerustheyt, en stilicheyt bemint. Eyndlijck, leert dees Fabel, wat jammerlijck ongeval door den goeden, oft Godlijcken wijsen raedt te onachten, de Ieught onversiens can overvallen, als te deele te crijgen een claeghlijcke onrijpe doot, door twist, vechten, oft kijven, met Mars den twist-Godt aengewesen, die soo een wreedt vernielende wilt Vercken onder dees onversichtige verweckt, en toestiert, tot een vruchtloos droef geschrey, gelijck Adonis Offer-feesten lange daer nae truerlijck gehouden zijn geworden. Dat Adonis by beurten was by Venus in den Hemel, en by Proserpina in de Helle: wort genomen, dat Adonis is de Sonne, en is s'Winters in de Helle, als de dagen cort zijn. Wort oock van t'wilt, rouw, hart-borstligh Vercken verbeten, dat is, van den Winter zijn cracht benomen: maer als het Somer is, is hy by Venus, en dan begint alles herleven, herwassen, vroylijck groeyen en bloeyen, Velden, Boomen, en Bosschen, groenen, en clinckende van het gheluydt des lieflijcken en ghenoechlijcken Voghels ghesangs. Aldus hebben de Poeten oock dickwils dese, en ander natuerlijcke dinghen, met versierde vertellinghen overstolpt en bewimpelt.
Eyndt des thienden Boecks. |