Het schilder-boeck
(1969)–Karel van Mander– Auteursrechtelijk beschermdWtlegginge, en sin-ghevende verclaringe op den Metamorphosis Publij Ovidij Nasonis,Door C.V.M.Het seste Boeck.Het wedspel tusschen Pallas en Arachne, en t'veranderen in Spinnecop, mach wel versiert wesen, om datGa naar voetnoot* Arachne een maeght in Lydien, d'eerste vlas-vindtster, en spinster van der Weerelt soude gheweest, en die de Vogel en Visch-netten oock opgebracht soude hebben, nae Plinij en Polidori Virgilij getuyghnissen. In dees Fabel is eerst te mercken, hoe dat Arachne haer Const hadde gheleeert en vercreghen van Pallas, en datse niet alleen ondanckbaer sulcx versaecte: maer soo vermetel was, datse tegen de Goddinne, met om | |
[Folio 49v]
| |
best weven dorst opstaen, en wedden. Hier worden bestraft, die hun op GodlijckeGa naar voetnoot* oft natuerlijcke gaven, vercregen consten en wetenschappen, te seer verheffen, als of sy yet goets van hun selven, en niet alles van Godt en hadden: ghelijck of sy niet en bedachten, wat arm, snoo, onnutte dieren de Menschen zijn, oft worden, als sy van Gods ghenade en goedertierenheyt zijn verlaten, welcker Menschen wercken dan niet zijn, als nerghen toe dienende onnutte spinnewebben, dewijle dat sy niet hebben als valsche toevluchten, en in alle ydel wesen lust en behagen. Den twist om t'naem-gheven der stadt Athenen tusschen Pallas en Neptunus, (welcken met den slagh van zijnen drytandt t'PeerdtGa naar voetnoot* Scyphion uyt der aerde dede springen, en Minerva metter lance d'aerde slaende d'Olijf-spruyt met vruchten, waer op haer toeghewesen was de Stadt te noemen, diese haren naem gaf Athene, dat op Griecks is gheseyt Minerva), geeft te kennen, dat den vrede beter is, en Gode aengenamer, dan den krijgh, die met het strijdtbaer Peerdt beduydt wordt, en den vrede met den Olijf-tack. Hier wort oock mede aengewesen, dat de Steden en de versamingen der Menschen, om spoedigh worden en toe te nemen, veel meer den vrede behoeven en beminnen, als den al verdervenden krijgh. Den Coningh Hemus, en zijn Wijf Rhodope, Iuppiters en Iunonis eere hun selven toe-eygenende, verandertGa naar voetnoot* in Berghen, wijsen aen, datmen hem moet wachten van den opgheblasen hooghmoedt den Bergen gheleken, daer doch de Menschen veel in sondighen, als sy maer en hebben een handt vol ydel ghelucks, stracx stijght op, en verheft hem hun gemoet, meenende seer machtigh en weerdigh te wesen, zijn doch sonder Godt onbequaem en onmachtich, yet goets oft sonderlings uyt te richten, en daer in soo gantsch onbeweeghlijck als Bergen oft verharde steenrootsen. Verscheyden historien waren van Pallas geweven, om te waerschouwen Arachne, om haer dwaesheyt wille niet te worden ghestraft: Onder ander de dochteren van den Coningh van Assyrien, Cynara, die schoonder wilden wesen als Iuno, en daerom veranderden in de trappen van Iunonis Kerck, daer sy doe van yeder onder voeten waren ghetreden, bewijsende dat die hun selven hoogh verheffen, ooc leege connen vernedert worden. Arachne wevende, brengt in't werck verscheyden historien van d'oncuysheyt der Goden, eerst van Iuppiter, hoe hy een deel Vrouw-volck bedroogh, in verscheydenGa naar voetnoot* ghedaenten hem verscheppende, waer van elder eenige uytlegginge ghedaen is: Dan de meeninghe is, dat hy veel door gelt oft giften te wege bracht: want hebbende veel Landen hem onderdanigh ghemaeckt, machtigh, en in seer grooter eeren wesende, begaf hem gantsch tot den wellusten, en tot oncuysheyt, datter in zijnen tijt geen Prince noch Coningh zijns ghelijcx en was, in sulcken ongeregelde liefde: waerom hy dalende van zijn wooninge den Olympus, quam hem versamen met eenige Vrouw (t'zy wiese was) die hem behaeghde (en waer hyse vinden mocht) ghebruyckende alle vercleedingen, veranderinghen,Ga naar voetnoot* en listen, die tot Vrouwen bedrieghen dienen mochten. Asteria was van den Arent tegen haren danck wegh gevoert, dat was, Iuppiter verwon, en versloegh Coeus, en nam zijn Vrouwe Asteria mede, dit hiet ontvoert te zijn van den Arendt, dewijl zijn vendel-teecken den Arendt was. Hy quam by Leda, in ghedaente van een Swaen: de Swanen, of sy elder in Griecken beter singen als hier, en weet ick niet, hier weetmen doch van hen soet ghesangh niet veel te spreken: evenwel worden sy by den Poeten geseyt, | |
[Folio 50r]
| |
heel uytnemende van stemme te wesen: waerom met dees veranderingh in Swaen gheseyt wil zijn, dat Iuppiter Leda t'zijnen wille creegh met schoon-luydendeGa naar voetnoot* lieflijcke woorden, en stemme des ghesangs: doch wort het anders vertelt, te weten, dat Iuppiter der Swanen gedaent hebbende aenghenomen, dede hem voorjaghen van eenen Arendt, en quam aldus hem seer verschrickt gelatende, als om beschermt te wesen, hem begeven in den handen van Leda, door welcke schalckheyt hy haer te wille ghecreegh. Het zijn eenighe die willen segghen, dat het niet soude gheweest zijn Iuppiter, Saturni soon: maer datmen oudts tijts alle Coningen noemde Iuppiter, en dat het een cleen Coningh oft Heere was, die met haer boeleerde, niet op een costlijck bedde, maer op den oever van de Vliet Eurotas, op de grentsen van Lacedemonien, ghelijck de Swanen zijn ghewent te doen in vochtige plaetsen oft marassen: en hier uyt soude de Fabel comen, van Iuppiters veranderinge in de Swaen. Voort Leda ghelagh van twee Eyeren, als om datse met eenen Vogel te doen hadde: uyt het een quamen, Pollux, en de schoon Helena: en uyt het ander, Castor, en Clytemnestra.Ga naar voetnoot* Tot ghedachtnis van dees gheschiedenis, was de Swaen plaetse ghegheven onder de Sterren, die sich wenden ter rechter handt van Cepheo. Dit Ey baren soude gheweest zijn, datse tweemael tweelinghen baerde, die t'elcken in een eenigh liefken oft vel besloten waren, gelijckende de rondicheyt van een Ey. Dat Iuppiter aen Antiopa twee kinderen, Amphion, en Zethus, ghewonnen heeft, in ghedaente van eenen Satyr, wil gheseyt zijn, dat hyse door oncuyssche vryagien hadde verleydt: want Satyren zijn seer oncuysch gheweest. Dat hy Alcmenam, in ghedaente van Amphitrio haer Man, bedroogh, willen eenighe seggen, dat hem Amphitrio hadde bewillight het byslapen voor een goede somme ghelt: by Egina sliep hy in ghedaente van vyer, dat was, eenen kock, die altijt met t'vyer doende is, hadde hy met ghelt omghecocht, die hem te weghe hielp als zijnen coppelaer. Arachne hadde noch meer veranderingen van Iuppiter, Neptunus, en Apollo gheweven: maer om corten, zijn uyt dese versieringen meest te verstaen, de wesens, en de verscheyden ghemoeden, voornemens en gedachten, die de sulcke hebben, die Maeghden, en ander Mans Vrouwen te wille crijgen, somtijts stout als Leeuwen, somtijts behendigh, snel, en listigh als Slanghen, somtijts verschrickt als Schaep oft Ram, en so voort henen. Van Bacchus, dat hy quam by Erigone, de dochter van Icarus, in ghelijcknis van een Wijndruyf, wil gheseyt zijn, dat den Wijn de ghemoeden der Vrouwen tot oncuysheyt can verwecken. Dus hebben dese dinghen soo hun meeninghen en beduydenissen, nae sulck Diers oft stoffen aerdt, oft anders nae dat d'afbeeldingen des versierschen gheests aenwijsen. Arachne gestraft wesende, en in een vuyle Spinne verandert, en heeft noch tot geen waerschouwigh voor-teecken moghen bestrecken, by deGa naar voetnoot* moedighe Niobe, dat nochtans seer noodigh is, datmen leert en wijser wort, hebbende een ander ongheluck oft straffe tot eenen spieghel voor ooghen, op datmen d'oorsakende misdaden vermijde, en zijn leven en wesen in een beter verandere. |
|