De harpe, oft des herten snarenspel
(1599)–Karel van Mander– AuteursrechtvrijInhoudende veel stichtlijcke liedekens: nu andermael door K. van der Mander ouersien, verbetert, ende vermeerdert
Nae de wijse: Van den Graue van Rome, die ten heylighen Lande track.
DEn moedt wilt my ontsincken,
Als ick tot aller stondt
Op't voorleden leuen gae dencken,Ga naar margenoot+
Dat ghy Heer by my vondt,
Al langhe Heer ick u kende // Dat endeGa naar margenoot+
Leydt tot der Hellen grondt.
Ick hebbe, och laes, bedreuenGa naar margenoot+
Veel quaets teghen u leer,Ga naar margenoot+
Ick was vervreemdt van't leuenGa naar margenoot+
Dat uyt u is, och Heer,
| |
[pagina 354]
| |
Ga naar margenoot+Ick stont in onghenade // den quade
Ga naar margenoot+Hadde in my den keer.
Ga naar margenoot+Den keer, is sweerelts wesen
Ga naar margenoot+Was t'leuen quaet en boos,
Ga naar margenoot+Iae sonder Godt ghepresen
Ga naar margenoot+Was ick gantsch Goddeloos:
Ga naar margenoot+Iae doot door mijne zonden // ghebonden
Ga naar margenoot+Was ick van haer altoos.
Ga naar margenoot+Aldus hebbe ick lanckduerich
Ga naar margenoot+Weerelt en vleesch ghedient,
Ga naar margenoot+Want ick sochte seer kuerich
Ga naar margenoot+Te zijne des weerelts vrient,
Ga naar margenoot+Wat boosheyt dat ick dede // T'was vrede
Met dat Babels ingient.
Ga naar margenoot+In ghenoechte en in weelden
Sat ick in Babel vast,
Ga naar margenoot+Wy droncken end' wy speelden,
Ga naar margenoot+Doe hebt ghy my aen ghetast:
Ga naar margenoot+Wt was al mijn vermoghen // bedroghen
Ga naar margenoot+Was ick seere belast.
Ga naar margenoot+Doe was ick seere verslaghen,
Ga naar margenoot+Weenen dat was mijn lot,
Ga naar margenoot+De conscientie quam claghen,
Ick en hadde gheen vrede met Godt,
Ga naar margenoot+Ick en wiste niet wat maken // Dan hake[n]
Om den Heere Zebaoth.
Ga naar margenoot+Ick badt soo menich weruen
Ga naar margenoot+Den Heere in mijnen noot,
Ga naar margenoot+Dat ick niet en soude steruen
De lichamelijcke doot:
| |
[pagina 355]
| |
[Ma]er dat hy my soude sparen // T'beswarenGa naar margenoot+
[Der] zonden was soo groot.
Met claghen en met carmenGa naar margenoot+
[Ba]dt ick Heer om ghenae,
[Da]t hy my wilde ontfarmenGa naar margenoot+
[Me]t den Coninck Hiskia,Ga naar margenoot+
[En] verlangen mijn daghen // Want slagen
[Qu]amen my toe hier nae.Ga naar margenoot+
Doe hadt ghy medelijdenGa naar margenoot+
[In] al mijn teghenspoet,Ga naar margenoot+
[Ho]e was al u castijden
[Gh]elijck een en Vader goet,Ga naar margenoot+
[N]iet met mijnen verderuen // Beeruen,Ga naar margenoot+
[B]egonst ick weder moet.Ga naar margenoot+
Ick dacht, sonder berommen,
[D]ickmaels in mijn gheween,
[O]ch Heere, mocht ick becommen,Ga naar margenoot+
[I]ck soude uyt de Weerelt scheen,
[E]n u met herten vreesen // Nae desenGa naar margenoot+
[Z]ijn in mijn ooghen cleen.Ga naar margenoot+
Doe wilden mijn ghebeuren,Ga naar margenoot+
[S]oo haest als ick ghenas,
[D]at ick ghelijck te veuren,Ga naar margenoot+
[H]aer wederom ghelijck was,Ga naar margenoot+
[M]aer ic dacht om mijn castijden // Benijden
[S]inghen sy my seer ras.Ga naar margenoot+
Mijn vrienden en mijn maghenGa naar margenoot+
[W]aren oock op mijn gram,Ga naar margenoot+
[T]en was niet haer behaghen
[D]at ick Godt te vreesen aennam:Ga naar margenoot+
| |
[pagina 356]
| |
Ga naar margenoot+Maer sy hieldent voor verleyden // En seyden
Ga naar margenoot+Dat van Godt niet en quam.
Ga naar margenoot+Aldus liet ickse varen,
Hielt my van haer absent,
Ga naar margenoot+En sochte te vergaren
Met Godt en zijn volck bekent,
Ga naar margenoot+In sijne rechte koyen // Verstroyen
Moeste ick doch in den ent.
Ga naar margenoot+Och Medecijn der Zielen
Ga naar margenoot+My ghenadich aensiet,
Ga naar margenoot+Die ootmoedich voor u vielen,
Ga naar margenoot+Die en verwierpt ghy niet,
Ga naar margenoot+Als Maria Magdaleene // Onreene
Was sy, soo Schrift bediet.
Ga naar margenoot+Met den verloren sone
Hebbe ick hongher ghesmaeckt,
Wilt my ghenade jonen
Ga naar margenoot+Want ick hebt al qualijck ghemaeckt
Voor u, Vader vol eeren // Mijn cleeren
Sijn wech, end' ick ben naeckt.
O Heere, wilt my spijsen
Ga naar margenoot+Met dat Hemelsche broot,
Ga naar margenoot+Op dat ick mach verrijsen
Ga naar margenoot+In een nieu leuen deuoot,
Ga naar margenoot+End' wilt my daer in stercken // Mijn werke[n]
Ga naar margenoot+Zijn voor u naeckt en bloot.
Schickt u nae den tijdt. Rom.12. |
|