De harpe, oft des herten snarenspel
(1599)–Karel van Mander– AuteursrechtvrijInhoudende veel stichtlijcke liedekens: nu andermael door K. van der Mander ouersien, verbetert, ende vermeerdert
Nae de wijse: Een dinck doet my weder peynsen, etc.
Ga naar margenoot+DRuck, lijden, en ellende
Is den Mensche opgheleyt,
Maer alle cruys dat heeft een ende,
Hoe wel dat niet haest en scheyt,
Al gaet het toe met swaer abeyt,
Ga naar margenoot+Ghy moet u schicken naer den tijdt,
Ga naar margenoot+V ziele besitten met lijdtsaemheyt,
Ga naar margenoot+Want de Heere die comt subijt.
Ga naar margenoot+Als nu sal comen de Heere,
Dit dient menichmael bedacht,
Ga naar margenoot+Dan sal alle druck verkeeren
| |
[pagina 351]
| |
[In] een blijdschap groot gheacht,
[Ia]e in volcomender cracht
[Su]lt ghy dan wesen verblijdt,Ga naar margenoot+
[Ald]us op sijn toecomste wacht,
[W]ant de Heere die comt subijt.Ga naar margenoot+
De cruycen zijn menigherhande,Ga naar margenoot+
[D]'eene swaer end' d'ander groot,
[D]raeght u cloeck als de vaillande,
[Z]ijt ghetrouwe tot der doot,Ga naar margenoot+
[W]ant de Heere helpt in noot
[O]uerwinnen in den strijdt,
[Al]dus en vreest voor gheenen stoot,
[W]ant de Heere die comt subijt.Ga naar margenoot+
Dat cruys is van Godt ghegheuen,
[E]n latet niet wesen swaer,
[A]lle straffe hier beneuenGa naar margenoot+
[E]n wordt niet aenghesien voorwaer
[D]oor een blijde dinck, dits claer,
[S]oo ons Paulus belijdt,
[M]aer vreucht salse gheuen hier naer,
[W]ant de Heere die comt subijt.Ga naar margenoot+
Iob en Tobias vercoorenGa naar margenoot+
[H]adden cruys met ouervloet,Ga naar margenoot+
[S]ulcke exempels zijn ons vooren,
T'welck in onsen druck versoet:Ga naar margenoot+
Dus en zijt niet cleene ghemoet,
Al zijt ghy t'cruys hier selden quijt,
Maer zijt ghetroost in teghenspoet,
Want de Heere die comt subijt.Ga naar margenoot+
Elias en dient niet vergheten,Ga naar margenoot+
| |
[pagina 352]
| |
Wat een cruys dat hy verdroech
Van al die valsche Propheten
Ga naar margenoot+Die hem quelden spade ende vroech:
Wie dat handt slaet aen den ploech
Die sal hier worden benijdt,
Dus schept hier in troost gheno[e]ch,
Ga naar margenoot+Want de Heere die comt subijt.
Ga naar margenoot+Dat cruys dat plach eertijts te wesen
Met vyer, water, en deur zweerdt:
Maer nu de Heere zy ghepresen
Die dat van ons heeft gheweert,
Dat hem een yeghelijck gheneert
Ga naar margenoot+Om te doene sijn profijt:
Ga naar margenoot+Dus wat u toecomt aenveert,
Ga naar margenoot+Want de Heere die comt subijt.
Sommighe hebben t'cruys inwendich,
Och, hy weet soo wel die't proeft,
Ga naar margenoot+Satan die is soo behendich,
Die noch dach noch nacht en toeft,
Om dat men hem niet en behoeft,
Daerom quelt hy ons uyt spijt:
Ga naar margenoot+Aldus u niet seer en bedroeft,
Ga naar margenoot+Want de Heere die comt subijt.
Ga naar margenoot+Sommighe hebben t'cruys der questen
Dickwils in haer eyghen huys,
Ga naar margenoot+Elckanderen niet houden ten besten,
Daer uyt comt een groot confuys:
Ga naar margenoot+Och is dat niet een swaer cruys,
Daer d'eene d'ander wat verwijt?
Elck wachte hem wel van sulck abuys,
| |
[pagina 353]
| |
[W]ant de Heere die comt subijt.Ga naar margenoot+
[S]ommighe hebben t'cruys vol drucken,
[In] de kinders die hy wint,Ga naar margenoot+
[D]at het haer niet en wil ghelucken,Ga naar margenoot+
[W]orden vleeschelijck ghesint,Ga naar margenoot+
[M]aer haer in hare jeucht bemint,
[E]n by maticheyt castijt,
[O]p dat ghy namaels vreuchde vint,Ga naar margenoot+
[W]ant de Heere die comt subijt.Ga naar margenoot+
Prince, soude ick't al vertellenGa naar margenoot+
[E]nd' noemen de cruycen al,Ga naar margenoot+
[H]ier in en soude ick't niet ghestellenGa naar margenoot+
[D]ie daer zijn int Aerdtsche dal,Ga naar margenoot+
[L]aet ons gaen door den wegh smal,Ga naar margenoot+
[E]n de Heer vreesen met vlijt,Ga naar margenoot+
[D]at cruys haest eynde nemen sal,
[W]ant de Heere die comt subijt.Ga naar margenoot+
Schickt u nae den tijdt. Rom.12. |
|