De harpe, oft des herten snarenspel
(1599)–Karel van Mander– AuteursrechtvrijInhoudende veel stichtlijcke liedekens: nu andermael door K. van der Mander ouersien, verbetert, ende vermeerdert
Nae de wijse: Periculeuse tijden.[V] Wilt haken nae den vrede,Ga naar margenoot+
Vrienden dat is mijn bede,Ga naar margenoot+
[Ho]udt by de waerheyt stede,Ga naar margenoot+
[Wi]lt wassen en uytbreyden,Ga naar margenoot+
[En] wapent u daer medeGa naar margenoot+
[Te]ghen alle booshedeGa naar margenoot+
[Als] reyne Christen leden:Ga naar margenoot+
[W]ilt altijdt onderscheydenGa naar margenoot+
[Da]t licht ghewisGa naar margenoot+
[Do]ch uyt de duysternis,
[Wa]t in Syon expris
[Do]ch gheen suerdeegh en isGa naar margenoot+
[Om] t'soete te verseuren,Ga naar margenoot+
[Da]t seer haest soud' ghebeurenGa naar margenoot+
[Da]tter veel omme treuren
[En] laet u niet besmeuren,
[M]aer houdt u reyn en fris.
Veel twisten en discoordenGa naar margenoot+
[C]omen dickwils om woorden,Ga naar margenoot+
[D]ie doch soo luttel voorden,
[D]ie hoor men menichuuldich,
[...]gghent daertoe aenboordenGa naar margenoot+
[D]atser noch meer verstoorden,Ga naar margenoot+
[W]aer ouer sy behoorden
| |
[pagina 322]
| |
Haer te bekennen schuldich,
Laet commer swaer
Doch achter weghe daer,
Ga naar margenoot+En neemt Gods woorden claer,
Ga naar margenoot+En handelt doch daer naer,
Ghelijck een wijs bevroeder:
Ga naar margenoot+Alsoo met uwen broeder
Ga naar margenoot+En zijt gheen quaet vermoeder,
Ga naar margenoot+Maer sijns Zielen behoeder
Ga naar margenoot+Wt reynder liefde aen haer.
En spreeckt doch gheen schandalen
Van al u Broeders qualen:
Ga naar margenoot+Maer als ghy hem siet dwalen
Soo wilt hem onderwijsen,
Ga naar margenoot+Wie dat doch is, can falen,
Ga naar margenoot+Laet de liefde soo stralen,
Ga naar margenoot+Want die't al sal betalen
Die sal u daer in prijsen:
Ga naar margenoot+Laet maticheyt
By u doch sijn planteyt,
Ga naar margenoot+Ghelijck Petrus seyt,
En tot vreden arbeyt,
Dat wy ten allen stonden
Ga naar margenoot+In vreden zijn ghebonden,
Prijsen als den ghesonden,
Met eendrachtighe monden
Ga naar margenoot+Gods groote Majesteyt.
Ga naar margenoot+Het is den Man groot eeren,
Hem van den twist keeren,
Gaet Salomon vermeeren,
| |
[pagina 323]
| |
[Leer]en, als de vailjande,
[Om] los te sijn van verseeren,
[Vol]ght t'ghebodt des Heeren,Ga naar margenoot+
[Die] gheerne rebellerenGa naar margenoot+
[Mo]eten comen tot schande:Ga naar margenoot+
[Dat] merckt men snel
[Aen] t'huys Israel,
[Die] met een boos opstelGa naar margenoot+
[Mo]yses waren rebel,
[Da]t sy om sulcke dinghen,
[By] menichte verginghen,
[Hae]r straffe sy ontfinghen:
[Wi]lt u herte bedwinghen
[Va]n den twist, soo doet ghy wel.
T'was teghen Gods behaghenGa naar margenoot+
[Da]t sy soo ginghen claghen,
[Di]ese hadde ghedraghen
[Op ]vloghels seer behendich:
[To]t Tabera sy laghen,
[Gh]een vleesch-potten en saghen,
[Sy] weenden in dien daghen,Ga naar margenoot+
[T']herte was seer afwendich:
[D]en water vloet
[To]t Mara met der spoet.
[D]ie was bitter onsoet,Ga naar margenoot+
[T']volck hadde cleyne moet,
[D]at sy deur swaer versuchtenGa naar margenoot+
[M]aeckten quade gheruchten,
[E]nd' wilden weder vluchten
[T]ot de Egyptsche vruchten:
| |
[pagina 324]
| |
Alsoo doch niet en doet.
Ga naar margenoot+En wilt niet omme kijcken,
Noch Israel ghelijcken,
Ga naar margenoot+Nae die Egyptsche Rijcken
Die wy doch moeten deruen,
Ga naar margenoot+Want die van den wegh wijcken
Ga naar margenoot+Vallen in sware stricken,
Ga naar margenoot+Latet doch beter blijcken,
Ga naar margenoot+Dat ghy niet en moet steruen
In de Woestijn,
Soo sy ghevloden zijn,
Met seer swaer ghepijn
Ghestoruen van't fenijn,
Door't bijten van de Slanghen
Ga naar margenoot+Quamense in sdoodts verstranghen:
Leydet beter u ganghen,
Ga naar margenoot+En wilt altijdt aenhanghen
Christum den Medecijn.
Ga naar margenoot+Dit is ons alle gheschreuen
Tot exempel beneuen,
Op dat wy niet en sneuen
Ghelijck de onverstande.
Korach hooghe verheuen:
Ga naar margenoot+Dathan liet oock sijn leuen,
Ga naar margenoot+Abyron is ghebleuen
Ga naar margenoot+T'samen buyten den lande,
Hooghmoedt heeft daer ghebloeyt,
En hebben haer ghemoeyt,
Ga naar margenoot+Moyses, Aaron verfoeyt,
Ga naar margenoot+Godt die heeftse uytgheroeyt,
| |
[pagina 325]
| |
[De d]oot moesten sy smakenGa naar margenoot+
[In d]er hellen eylaken,
[T'en] zijn gheen cleene sakenGa naar margenoot+
[Sulc]ken oproer te maken,
[Och, ]wat zijnder al vervloeyt?Ga naar margenoot+
[P]rince dit wil ick toonen,
[Ses] hondert duysent persoonenGa naar margenoot+
[Wil]de Godt niet verschoonen,
[Om] haer zonde end' misdadenGa naar margenoot+
[Te]ghen der zonden loonen,
[Go]dt wil ons beter jonen,Ga naar margenoot+
[In] der eeuwicheyt croonenGa naar margenoot+
[Do]or sijn louter ghenaeden,Ga naar margenoot+
[In] de Woestijn wijt,Ga naar margenoot+
[He]eft Godt ghebenedijt,Ga naar margenoot+
[M]et vlijt, ghehoorsaem zijt,Ga naar margenoot+
[Ve]rblijdt, u niet in strijdtGa naar margenoot+
[So]o comt ghy niet in blamenGa naar margenoot+
[Als] Israel by namen,Ga naar margenoot+
[D]ie int landt niet en quamen,Ga naar margenoot+
[M]aer ghelijck den vreedtsamenGa naar margenoot+
[So]o schickt u nae den tijdt.Ga naar margenoot+
Schickt u nae den tijdt. Rom.12. |
|