De harpe, oft des herten snarenspel
(1599)–Karel van Mander– AuteursrechtvrijInhoudende veel stichtlijcke liedekens: nu andermael door K. van der Mander ouersien, verbetert, ende vermeerdert
Nae de wijse: Den Mey lustich en schoone. Oft, Era di mago.
Ga naar margenoot+GHy Israel, meucht wel
Ga naar margenoot+Tot vreuchden zijn gheneghen,
Ga naar margenoot+Van Pharaons fel, ghequel
Ga naar margenoot+Zijt ghy, vry, en ontsleghen.
Ga naar margenoot+Ontsleghen vry, zijt ghy,
Ga naar margenoot+Door de roo Zee ghetreden,
Ga naar margenoot+Al Sinay voorby
| |
[pagina 179]
| |
T[otdat ]ghesicht des vreden.Ga naar margenoot+
T'vredich ghesicht, vol licht
[E]n claerheyt, bouen maten,Ga naar margenoot+
[N]oyt stadt, soo dicht, ghesticht,Ga naar margenoot+
[T]'blinckt al, mueren en straten.Ga naar margenoot+
De straten fijn, gout zijn,Ga naar margenoot+
[E]n midden daer op gaterGa naar margenoot+
[A]ls Cristalijn, vol schijn,Ga naar margenoot+
[S]oo reyn leuende water.
Tot s'leuens reyn fonteynGa naar margenoot+
[G]hy dorstighe wilt drauen,Ga naar margenoot+
[C]omt vry int pleyn, hoe cleyn,Ga naar margenoot+
[O]m niet meucht ghy u lauen.Ga naar margenoot+
Comt siet, om niet, gheschiet,Ga naar margenoot+
[E]lck, melck, en wijn bequame,Ga naar margenoot+
[D]aer vliet, verdriet, door't liedt,Ga naar margenoot+
[T]er eeren t'Lam eersame.Ga naar margenoot+
Eere sy t'Lam dat namGa naar margenoot+
[S]'weerelts misdaden, gheladenGa naar margenoot+
[O]p s'Cruycen stam, en quamGa naar margenoot+
[A]ls broot, om elck versaden.Ga naar margenoot+
Dit Hemels broot, minjoot,Ga naar margenoot+
[D]e weerelt t'leuen, can gheuen,Ga naar margenoot+
[N]oyt troost soo groot, de dootGa naar margenoot+
[E]n vloeck heeft hy verdreuen.Ga naar margenoot+
Prince bewaert, en spaertGa naar margenoot+
[V] Bruyt, gheeft haer victory,
Die seer beswaert, nu baert,Ga naar margenoot+
Brenght haer, hier naer, in glory.
Een is noodich. |
|