De harpe, oft des herten snarenspel
(1599)–Karel van Mander– AuteursrechtvrijInhoudende veel stichtlijcke liedekens: nu andermael door K. van der Mander ouersien, verbetert, ende vermeerdert
nae de wijse: Dit Aerdtsche dal.
Ga naar margenoot+INt Aerdtsche dal
Ga naar margenoot+Ghy Pelgrims, Vreemdelinghen,
Ghy siet hier al
Ga naar margenoot+Veel ijdel onnutte dinghen,
Ga naar margenoot+Ghelijck Loth de,
Ga naar margenoot+In Sodoma de Ste,
Ga naar margenoot+Maer van te loopen me
Ga naar margenoot+Wilt uwen sin bedwinghen.
Dient ghy den Heer,
Soo en zijt dan gheen dienaren
Ga naar margenoot+Der zonden meer,
Ga naar margenoot+Of de doot sal sy u baren,
Ga naar margenoot+T'is gheenen raet,
Maer manghelinghe quaet,
Om dat soo haest vergaet,
Het eeuwich te laten varen.
Ga naar margenoot+Die sonder boet
Ga naar margenoot+Haer met s'vleeschs wercken besmeuren,
Ga naar margenoot+Gods Rijcke soet
Ga naar margenoot+Dat en sal haer niet ghebeuren,
Ga naar margenoot+T'zondich jolijt,
| |
[pagina 163]
| |
[Als] Esaus ontbijtGa naar margenoot+
[Du]erende cleynen tijt,Ga naar margenoot+
[Och] dat sal menich doen treuren.Ga naar margenoot+
[D]en vollen heel
[Sal] naemaels t'volle verweruen,Ga naar margenoot+
[M]aer t'ijdel deel
[Sa]l den ijdelen beeruen,
[W]ie heeft, men gheeft:Ga naar margenoot+
[M]aer wie daer ijdel sneeft,Ga naar margenoot+
[Da]t hy meynt dat hy heeft,Ga naar margenoot+
[Oc]h dat sal hy moeten deruen.Ga naar margenoot+
Oorlof Adieu,
[He]t moet al zijn ghescheyden:
[M]aer op een nieu
[B]ycomste wy verbeyden,Ga naar margenoot+
[Te]r tijdt wanneerGa naar margenoot+
[G]heen scheyden en werdt meer,Ga naar margenoot+
[D]aer toe wil ons de HeerGa naar margenoot+
[D]oor sijnen Gheest gheleyden.
Een is noodich. |
|