De harpe, oft des herten snarenspel
(1599)–Karel van Mander– AuteursrechtvrijInhoudende veel stichtlijcke liedekens: nu andermael door K. van der Mander ouersien, verbetert, ende vermeerdert
Nae de wijse: Schoone blau bloeme, ghy staet int kooren.[TA]mme lammekens van Christus weydeGa naar margenoot+
[B]lijft in de waerheyt der Herder by,
[Siet] toe dat u niemandt en verleydeGa naar margenoot+
[Van] den eenvuldighen aert Christi,
[Wa]nt veel valsche Christenen zijn in desen
[Laets]ten tijdt, ter Weerelt opgheresen.
[S]y suchten en claghen, het gater qualijckGa naar margenoot+
[Als] men niet en doet nae haren sin,
[Ma]er wat de schortingh is principalijck,
[Sy] en willen den rechten wegh niet in,
| |
[pagina 136]
| |
Maer volghen haer eygen hooft, daer me[de]
Ga naar margenoot+Sy twist aenrichten, en veel onvrede.
Want Salomon segt met claer bedieden
Onder den stouten is altijdts twist,
Maer de wijsheyt maect vernuftige lieden
En waer men Schriftueren reghel mist,
Daer hoor men dickwils spreken verbolge[n]
Ga naar margenoot+Ick en can, of en wil niet langher volghen.
Om t'Euangelij des vreeds te drijuen,
De schoen verslijten, en t'volck werdt moe
Maer isser yemandt lustich om kijuen,
Naer Paulus schrijuen, sal weten hoe
Dat de Ghemeente Gods goedertiere
Niet en heeft alsulck een qua maniere.
Ga naar margenoot+Menich tot nieuwicheyt is gheneghen,
Maer blijft op den ouden besten wegh,
En laet u sinnekens niet beweghen
Tot eenen nieuwen vreemden aenlegh:
Met onse wapenen wy behooren
Ga naar margenoot+Sulcke aenslaghen al te verstooren.
Iae alle hoocheyt die wil verheffen
Ga naar margenoot+Teghen de kennisse Gods expeert
Laet ons gheheel te verstooren treffen
Met t'woort des Heeren, dat geestelijc zweert
Ga naar margenoot+Daer mede can men victorie vechten,
En alle dinghen wel uytrechten.
Dees vrije tijden in s'Mammons hantieren,
Met Bannen en Mijden, menich mispast,
Aldus is haer in deser manieren
Ga naar margenoot+Het woordt des Heeren tot eenen last,
| |
[pagina 137]
| |
[En] willen alleen maer gheestelijck mijden,Ga naar margenoot+
[En s]tellen soo Gods ghebodt bezijden.Ga naar margenoot+
[M]et den sulcken en sult ghy ooc niet etenGa naar margenoot+
[Mo]este dat gheestelijck zijn verstaen,
[En] niet op tijdtlijck, t'is goet te weten
[Me]n soud' niet moeten ter weerelt uytgaen,
[En b]root-breken can men weereltsche lieden
[Mij]den, sonder uyt de Weerelt te vlieden.
[D]an zijnder verleydt, die oock verleyden,Ga naar margenoot+
[En] als om den afval, Man ende Wijf,Ga naar margenoot+
[Ma]lcander mijden, dat heeten sy scheyden,Ga naar margenoot+
[Ghe]lijck of de straffe niet euen stijf
[En g]inge, maer dat men mochte verschoonen
[Vlees]ch met uytneminghe van persoonen.
Dus is de Slanghe noch op de bane
[Om] wech te nemen des Heeren ghebodt,
[Oft] te stellen in twijffel en wane,
[Seg]ghende noch: Iae soude GodtGa naar margenoot+
[Heb]ben gheseyt, dus twijffelachtich
[Spr]eeckt sy daer nae gantsch leugenachtich.
[M]aer Christus ded' allen CreatuerenGa naar margenoot+
[Leer]en en doopen, t'zy Wijf oft Man,
En beval onder dese ghebueren
Broot brekinghe, straffe, Mijden, en BanGa naar margenoot+
[Ghe]lijck men can, alsoo claer bewijsen,Ga naar margenoot+
[Als] dat de dooden sullen verrijsen.Ga naar margenoot+
[S]oo veel als uwer ghedoopt zijn mogen,
[(Gh]elijck wy lesen Galaten drije)Ga naar margenoot+
[Die] hebben Christum aenghetoghen,Ga naar margenoot+
[T' zy] Iode, Griecke, knecht ofte vrije,
| |
[pagina 138]
| |
Man ofte Vrouwe, sy zijn te same
Als een in Christo Iesu Name.
Ga naar margenoot+En alle wat Christus heeft beuolen,
Ga naar margenoot+Of door sijn Apostelen gheleert,
Ga naar margenoot+Dat moet elck houden sonder verdolen,
Ga naar margenoot+En niet onordelijcx doen verkeert,
Want Gods woort volgen voor een conclu[sy]
Ga naar margenoot+Dat en maeckt nemmermeer geen confus[y]
Een is noodich. |
|