De harpe, oft des herten snarenspel
(1599)–Karel van Mander– AuteursrechtvrijInhoudende veel stichtlijcke liedekens: nu andermael door K. van der Mander ouersien, verbetert, ende vermeerdert
nae de wijse: Ioüe, chanté, je vous oriay.[S]Aul door groote onghehoorsaemheytGa naar margenoot+
Die werdt van Godt den goeden GheestGa naar margenoot+ ontseyt,
[E]enen Geest boos die maeckt hem onrustich
[W]aer deur Saul altijdt bleef seer onlustich,
[M]en dede soecken eenen Man seer snel,
[D]ie wel conde spelen op snaren-spel:
[D]en sone Isai aen den seluen stonden
[W]ert daer toe versocht, en bequaem bevonden.Ga naar margenoot+
Gods knecht Dauid die sijn schapen selfs weytGa naar margenoot+
[...]'t Euangelie onser salicheyt,Ga naar margenoot+
[Ro]ept hy allen tot sijner ghenaden,
[Su]lck soet Harpen-geluyt wilt niet versmaden,
[Al] die belast ende beladen zijn,Ga naar margenoot+
[Co]mt tot Christum, hy helpt u uyt gepijn,
[N]eemt sijn jock op, want dat is seer soete,
[O]otmoedich wel gheleert valt hem te voete.
[S]egt danc den Vader die ons heeft besochtGa naar margenoot+
[W]t der hooghte, ende ons heeft ghebrocht
[Al in] de duysternisse tot sijnen lichte,Ga naar margenoot+
[In]t Rijck van sijnen Soon met claer gesichte
[Mij]n ziele loeft den Heere, met goet vermaen
| |
[pagina 116]
| |
Ga naar margenoot+Vergetet niet wat hy u goets heeft gedaen,
Die u vergheeft ghebreken en zonden,
Ga naar margenoot+Door Christus bloet, en doot, strame[n] en wonden.
Ghebenedijdt zy Godt den Vader wijs
Ga naar margenoot+Ons Heeren Iesu Christi, gheeft den prijs
Die ons wederbaert door sijn vermoghen
Tot een leuende hope hoogh om te louen,
Tot een onverganckelijcke erffenis,
Die in den Hemel behouden is,
Op u, die door Gods cracht zijt bewaret
In het ghelooue goet dat ghy welvaret.
Ga naar margenoot+Costelijck is de Heer met lofsanck,
Hem te gheuen prijs, eere, ende danck,
Opt spel van thien snaren, God lof schincken,
En sijn trouwe en waerheit altijt gedincken,
Wie Christus naem bekent, breet ende wijdt
Offert de vrucht der lippen Gode altijdt,
Ga naar margenoot+Hosianna in der hooghte schoone,
Ga naar margenoot+Godt zy glorie soet, in sijnen throone.
Ga naar margenoot+Niemandt met Saul onghehoorsaem zy,
Want dat is een zonde als roouery,
En wederspannich zijn Gods gheboden,
Ga naar margenoot+Dat is Afgoden-dienst, en dient ghevloden,
Godt die in de hooghte ende int heylichdom
Ga naar margenoot+Ende by een vernedert herte vrom,
Ga naar margenoot+En die verslaghen zijn van ghemoede,
Ga naar margenoot+Sal hy woonen altijdt, elck dit bevroede.
Zeghent u niet teghen t'vermaledijen,
Belials listicheyt laet van u vlijen,
| |
[pagina 117]
| |
[En] wilt Loths Swagers nemen voor oogenGa naar margenoot+
[Ho]e dat haer is vergaen door niet geloouen,Ga naar margenoot+
[T']ghelooue is een seker betrouwen vry
[De]s genes dat men hoept, als men daer byGa naar margenoot+
[He]eft Abysack van Sunam in d'armen,
[D]at is de liefde schoon om te verwarmen.Ga naar margenoot+
|
|