De harpe, oft des herten snarenspel
(1599)–Karel van Mander– AuteursrechtvrijInhoudende veel stichtlijcke liedekens: nu andermael door K. van der Mander ouersien, verbetert, ende vermeerdert
[pagina 94]
| |
nae een Hooghduytsche wijse: Goeder Ghesel, ick moes wandelen, etc.
Ga naar margenoot+DOchter Syon, eersame, maecht,
Ga naar margenoot+Ghy die des Heeren name // draeght,
Ga naar margenoot+Volght my in s'weerelts pleyn,
Ga naar margenoot+V Bruydegom alleyn:
Ga naar margenoot+Nae mijnen prijs bequame, jaecht,
Ga naar margenoot+Dat elck, wie nae u fame, vraecht,
Ga naar margenoot+Ghetuyghenisse reyn
Van u hoor int ghemeyn,
Want cleynen tijdt sal toeuen
Ga naar margenoot+V verlossinghe, maer
Ga naar margenoot+En wilt u niet bedroeuen
In al u lijden swaer,
Met goet ghedult, Wilt in onschult,
Wasschen suyuer u handen fijn,
Ga naar margenoot+Eer lanck ghy sult, Met vreucht vervult,
Ga naar margenoot+Verlost uyt banden, zijn.
Ga naar margenoot+Onder t'verkeert gheslachte // quaet,
Ga naar margenoot+O Syon op de wachte // staet,
Ga naar margenoot+Met goede wapen // ghy
Ga naar margenoot+Om te verknapen // my,
Ga naar margenoot+En op Satan wel achte // slaet,
Ga naar margenoot+Die met een loos ghedachte // gaet
Ga naar margenoot+Om te betrapen // dy
Ga naar margenoot+Houdt u van slapen // vry,
Ga naar margenoot+Dat hy u niet en scheyde
Ga naar margenoot+Van uwer simpelheyt,
Ga naar margenoot+Ghelijck als hy verleyde
| |
[pagina 95]
| |
[Ev]a, soo de Schrift seyt,Ga naar margenoot+
[Re]yn onghestoort, Blijft in mijn woortGa naar margenoot+
[Al] waer ghy zijt gheboren // uyt,Ga naar margenoot+
[Me]t goet accoort, Soo blijft ghy voort
[M]ijn uytvercoren // bruyt.
Mammon en al Afgoden // vliet,
[Alt]ijdts op mijn gheboden // siet,
[En] onderscheydtse wel
[Va]n al s'Menschen instel:Ga naar margenoot+
[Gh]edenckt hoe ick de Ioden // liet,
[Sy] en zijn my ontvloden // niet,Ga naar margenoot+
[Ma]er ick straftese felGa naar margenoot+
[Di]e my waren rebel,
[Da]t volck my qualijck luste,Ga naar margenoot+
[Ick] swoer met grammen sin,Ga naar margenoot+
[Da]t sy tot mijner ruste
[Ni]et en souden gaen in,
[Vri]endinne dan, Soo veel u can
[M]ijn reyn liefde beweghen // doet,
[En] wijckt niet van My uwen Man,
Om druck noch teghen // spoet.
Princesse, die int lijden // quelt,Ga naar margenoot+
[A]l u treuren bezijden // stelt,
[Wa]nt siet, mijn comste naeckt,
[Du]s my niet en versaeckt:Ga naar margenoot+
[Alle]en t'wettelijck strijden // ghelt,Ga naar margenoot+
[Hier]om sonder vermijden // snelt,
[En] mijn liefde doorblaeckt,
[M]ijn vriendelijckheyt smaeckt,
[M]ijn schatten, mijn tresooren,
| |
[pagina 96]
| |
Ga naar margenoot+Mijn vreucht, mijn heerschappije
Sal u al toebehooren,
Noyt soeter melodije
Ga naar margenoot+Van Harpen clanck,
Ga naar margenoot+En nieuwe sanck
Van lustighe Musijcke // goet,
Sonder verganck, Werdt u ontfanck
Mijn eeuwighe Rijcke // soet.
Een is noodich. |
|