De gulden harpe, inhoudende al de liedekens, die voor desen by K.V.M. gemaeckt, ende in verscheyden Boecxkens uyt-ghegaen zijn
(1627)–Karel van Mander– AuteursrechtvrijNa de wijse: Schoone blau bloeme, ghy staet int kooren.TAmme lammekens van Christus weydeGa naar margenoot+
Blijft inder waerheydt den Herder by,
Siet toe dat u niemant en verleydeGa naar margenoot+
Van den eenvuldighen aerdt Christi,
Want veel valsche Christenen zijn in desen
Laetsten tijdt ter wereldt opgheresen.
Sy suchten en clagen het gater al qualickGa naar margenoot+
Alsmen niet en doet na haren sin,
Maer wat de schorting is principalick
Sy en willen den rechten wegh niet in,
Maer volgen haer eygen hooft, daer mede
| |
[pagina 578]
| |
Sy twist aenrechten en veel onvrede.
Ga naar margenoot+Want Saolomon segt met klaer bedieden
Onder den stouten is altijdt twist,
Maer de wijsheyt maect vernuftige lieden
En waer men Schriftueren reghel mist,
Ga naar margenoot+Daer hoort men dickwils spreken verbolgen
Ick en kan, of en wil niet langher volghen.
Om 'tEuangelij des vreeds te verdrijven
Die schoon verslijten, en 'tvolck werdt moe,
Maer isser yemant lustich om kijven
Nae Paulus schrijven, sal weten hoe
Dat de ghemeente Gods goedertiere
Ga naar margenoot+Niet en heeft alsulck een qua maniere.
Menich tot nieuheyt is gheneghen,
Maer blijft op den ouden besten wegh,
En laet u sinnekens niet beweghen
Tot eenen nieuwen vreemden aenlegh:
Met onse wapenen wy behooren
Sulcke aenslaghen al te verstooren.
Ga naar margenoot+Iae alle hoocheyt die wil verheffen
Teghen de kennissse Gods expeeert,
Ga naar margenoot+Laet ons geheel te verstooren treffen
Met twoort des Heeren, dat geestelijc sweert
Daer mede kan men victorie vechten
Ga naar margenoot+En alle dinghen wel uytrechten.
Dees vry tijden, in sMammons hantieren
Ga naar margenoot+Het bannen en mijden menich mispast,
Ga naar margenoot+Aldus is haer in deser manieren
Ga naar margenoot+Het woort des Heeren tot eenen last,
Ga naar margenoot+En willen alleen maer gheestelijck mijden,
Ga naar margenoot+En stellen soo Gods ghebodt bezijden.
Met den sulcken en sult ghy ooc niet eten,
Moeste dat gheestelijck zijn verstaen
En niet op tijdlijck, tis goet te weten,
Men soud' niet moeten ter werelt uytgaen
In broot breken kan men wereltsche lieden
Ga naar margenoot+Mijden sonder uyt de werelt te vlieden.
Ga naar margenoot+Dan zijnder verleyt, die oock verleyden,
Ga naar margenoot+En als om den afval, Man ende Wijf,
| |
[pagina 579]
| |
Malkander mijden, dat heeten sy scheyden,
Ghelijck of de straffe niet even stijf
En ginge, maer datmen mocht verschoonen
Vleesch, met uytneminghe van persoonen.
Dus is de slanghe noch op de bane
Om wech te nemen des Heeren ghebodtGa naar margenoot+
Of te stellen in twijffel en wane,
Segghende noch: jae soude Godt
Hebben gheseyt, dus twijffelachtich,
Spreeckt sy daer na gantsch leugenachtich.Ga naar margenoot+
Maer Christus ded' allen Creatueren,
Leeren en doopen tsy wijf of man,Ga naar margenoot+
En beval onder dese te ghebeuren
Broodtbrekinghe, straffe, mijden en Ban,
Ghelijck men kan, alsoo klaer bewijsen,Ga naar margenoot+
Als dat de dooden sullen verrijsen.Ga naar margenoot+
Soo veel als uwer gedoopt zijn moghen,
(Ghelijck wy lesen Galaten drye)Ga naar margenoot+
Die hebben Christum aenghetoghen,Ga naar margenoot+
'tZy Iode, Griecke, knecht ofte vrye,
Man ofte Vrouwe, sy zijn te saem,
Al een in Christo Iesu Naem.Ga naar margenoot+
En al wat Christus heeft bevolen,Ga naar margenoot+
Of door sijn Apostelen gheleert,
Dat moet elck houden sonder verdolen,Ga naar margenoot+
En niet onordelijck doen verkeert,Ga naar margenoot+
Want Gods woort volgen voor een conclusyGa naar margenoot+
Dat en maeckt nemmermeer geen confusy.
Een is noodigh. |
|