De gulden harpe, inhoudende al de liedekens, die voor desen by K.V.M. gemaeckt, ende in verscheyden Boecxkens uyt-ghegaen zijn
(1627)–Karel van Mander– AuteursrechtvrijNae de wijse: Het viel een 'sHemels dauwe.OF ick ghehanghen kondeGa naar margenoot+
Voor mijnen mondt een slot,Ga naar margenoot+
En drucken op mijnen monde
Eenen vasten zeghel, o Godt,
Op dat ick niet en viele
Door haer in zonden snel,
En mijn tonghe mijn ziele
Niet en verdorve fel.
O Heere Godt, o Vader,Ga naar margenoot+
Mijns levens toeverlaet,Ga naar margenoot+
En laet my niet te gaderGa naar margenoot+
Een zijn, met lasteraers quaet,
Maeckt hier in 'sWerelts erven
Mijn weghen verre van daer,
Dat ick niet int verderven
En moet komen met haer.
| |
[pagina 452]
| |
O kond' ick mijn ghedachten
In den toom houden voort,
Kastijden ende sachten
Mijn herte in Gods Woordt,
Dat ick niet en vercierde
Noch en verschoonde mijn daet,
Wanneer dat ick faelgierde,
Maer volghde des Heeren raet.
Op datter doch gheen sonde
En waer ghedaen door my,
Noch dwaling op en stonde,
Noch oock veel quaets daer by:
Dat ick voor mijn vyanden
Niet en dorst onder gaen,
Noch oock met grooter schanden
Tot haren spot werden saen.
O Vader van den lichte,
Godt, Heere mijns levens vry,
Van onschamel ghesichte
Wilt doch bewaren my,
En alle quade lusten
Keert van my t'aller tijdt,
Dat mijn herte mach rusten
Van alsoo fellen strijdt.
O Prince, boven alle
Princen alleene goet,
Gheeft dat ick niet en valle
In gulsicheydt onvroedt,
Ga naar margenoot+Noch in onkuysheyt mede,
Ga naar margenoot+O Heere, seer wijdt befaemt,
Behoedt my doch in vrede,
Voor een hert onbeschaemt.
Een is noodigh. |
|