De gulden harpe, inhoudende al de liedekens, die voor desen by K.V.M. gemaeckt, ende in verscheyden Boecxkens uyt-ghegaen zijn
(1627)–Karel van Mander– Auteursrechtvrijna de wijse: Dit Aertsche dal.
Ga naar margenoot+INt Aerdtsche dal
Ga naar margenoot+Ghy Pelgrims, vreemdelinghen,
| |
[pagina 319]
| |
Ghy siet hier al
Veel ydel onnutte dinghen,Ga naar margenoot+
Ghelijck Loth deeGa naar margenoot+
In Sodoma de stee,Ga naar margenoot+
Maer van te loopen meGa naar margenoot+
Wilt uwen sin bedwinghen.Ga naar margenoot+
Dient ghy den Heer,
Soo en zijt dan gheen dienaren
Der sonden meer,
Of de doodt sal sy u baren,Ga naar margenoot+
Tis gheenen raetGa naar margenoot+
Maer manghelinghe quaet,Ga naar margenoot+
Om dat soo haest vergaet
Het eeuwigh te laten varen.
Die sonder boet
Haer met 'svleesch wercken besmeuren,Ga naar margenoot+
Gods Rijcke soetGa naar margenoot+
Dat en sal haer niet ghebeuren,Ga naar margenoot+
T'sondigh jolijt,Ga naar margenoot+
Als Esaus onbijt.Ga naar margenoot+
Duerende kleenen tijt,Ga naar margenoot+
Och dat sal menigh doen treuren.Ga naar margenoot+
Den vollen heel
Sal namaels t'volle verwerven,Ga naar margenoot+
Maer 't ydel deelGa naar margenoot+
Sal den ydelen be-erven,
Wie heeft men gheeft,
Maer wie daer ydel sneeft,Ga naar margenoot+
Dat hy meynt dat hy heeft,Ga naar margenoot+
Och dat sal hy moeten derven.
Oorlof Adieu,Ga naar margenoot+
Het moet al zijn ghescheydenGa naar margenoot+
Maer op een nieu
Bykomste wy verbeyden,
Ter tijdt wanneerGa naar margenoot+
Gheen scheyden en werdt meerGa naar margenoot+
Daer toe wil ons de HeerGa naar margenoot+
Door sijnen gheest gheleyden.Ga naar margenoot+
Een is noodigh. |
|