ren, haalde Vitalis zijn fluit te voorschijn en wij trokken dan in geregelde orde het dorp binnen.
Zoodra het aantal nieuwsgierigen voldoende was, gaven wij een voorstelling, maar wanneer dit niet talrijk was om een goede ontvangst te kunnen verwachten, vervolgden wij onzen weg.
In de steden echter vertoefden wij eenige dagen en 's morgens mocht ik dan gaan wandelen, als ik daartoe lust gevoelde. Ik nam Capi dan met mij mede en deze - geheel als hond, zonder zijn comediepakje - drentelde met mij door de straten. Vitalis, die mij gewoonlijk niet van zich weg liet gaan, stond mij deze vrijheid gaarne toe.
- Daar het toeval u door Frankrijk voert op een leeftijd, dien andere kinderen gewoonlijk op de schoolbanken doorbrengen, moet gij trachten alles te zien en te hooren. Wanneer gij u in moeilijkheden bevindt, iets ziet, dat gij niet begrijpt, of mij het een of ander te vragen hebt, kom dan gerust bij mij. Misschien kan ik er u niet altijd een antwoord op geven, want ik beweer volstrekt niet, dat ik alles weet, maar het is zeer wel mogelijk, dat ik dikwijls aan uw nieuwsgierigheid voldoen kan. Ik ben niet altijd directeur van een troep gedresseerde honden geweest en ik heb wel wat anders geleerd, dat mij nu te stade komt, om Capi en den heer Joli-Coeur aan het geëerde gezelschap voor te stellen. - Wat dan? - Dat zal ik u later wel eens vertellen. Voor het oogenblik behoeft gij slechts te weten, dat een man met geleerde honden wel eens een gansch andere plaats in de wereld kan bekleed hebben. En weet dan tevens, dat, al behoort gij thans tot een der laagste standen in de maatschappij, gij tot een hoogere kunt geraken, wanneer gij wilt. Dit hangt een weinig van het toeval af, maar veel van u zelf. Wanneer gij naar mijn lessen luistert en mijn raad opvolgt, dan zult gij later, als gij ouder zijt, met een gevoel van genegenheid en dankbaarheid terugdenken aan den armen muzikant, die u zooveel schrik aanjoeg, toen hij u van uw pleegmoeder scheidde; ik verbeeld mij, dat onze ontmoeting tot uw geluk leiden moet.
Welke kon die stand wezen, waarover mijn meester dikwijls met zekere geheimzinnigheid sprak? Deze vraag wekte telkens mijn nieuwsgierigheid op en hield mijn geest aanhoudend bezig. Indien hij zulk een hooge betrekking in de maatschappij bekleed had, waarom was hij dan tot zulk een lage afgedaald? Hij beweerde, dat ik mijzelf tot een betere positie kon opwerken, zoo ik dat wilde; ik, die niets was, niets wist, zonder een bloedverwant of iemand om mij te helpen. Waarom was hij dan zelf zoo gedaald?
Nadat wij Auvergne verlaten hadden, begaven wij ons naar de golvende vlakte van Quercy. Geen land is armer en treuriger dan dit. En wat bovendien den indruk, dien de reiziger in deze streek ontvangt, nog sterker maakt, is, dat er bijna nergens eenig water te bespeuren is. Geen rivier, noch beekje, noch vijver. Hier en daar een steenachtige bedding van een stroom, die thans geheel zonder water was. Het water was in de diepte verdwenen en had zich verborgen onder den grond, om elders op te borrelen en rivieren of bronnen te vormen. Midden in deze vlakte, die op het tijdstip, dat wij haar bezochten, geheel verzengd was door de droogte, ligt het aanzienlijke dorp Bastide-Murat; wij brachten daar den nacht door op de vliering van een herberg.
- Hier, zei Vitalis, toen wij 's avonds, voor we ons naar bed begaven, nog een oogenblik bleven praten, hier is een man geboren, die duizenden soldaten heeft doen sneuvelen, die zijn loopbaan als staljongen begonnen is, en als vorst en koning heeft geëindigd; hij heette Murat; men heeft een held van hem gemaakt en zijn naam aan dit dorp gegeven; ik heb hem gekend en zelf dikwijls gesproken. - Ondanks mijzelven kon ik een vraag niet terughouden.
- Toen hij staljongen was? - Neen, zei Vitalis lachend, toen hij koning was. Het is voor de eerste maal, dat ik te Bastide kom en ik heb hem te Napels, te midden zijner hofhouding, gekend.
- Hebt gij een koning gekend?
Ik vermoed, dat de toon, waarop ik dat uitriep, zeer dwaas was, want mijn meester barstte in lachen uit.
Wij zaten op een bank voor den stal, met onzen rug tegen den muur geleund, waarop de warmte van den dag afstraalde. In een boschje eschdoorns in de nabijheid, zongen de nachtegalen. Vóór ons, hoog boven de daken, steeg de maan zachtkens ten hemel. Deze avond was voor ons des te aangenamer, daar de dag brandend heet was geweest.