De II. Meditatie.
Van Iosephs ontfanghenisse ende heylichmakinghe.
Ga naar margenoot+ BEmerckt voorts sijn ontfangenisse. Den geleerden Cancellier van Parijs Ioannes Gersonus in een sermoon van de Geboorte der alder-heylighste Moeder Godts, het welck hy in't Concilie van Constantien ghehadt heeft, verhaelt vanden weerdighen Ioseph dry dinghen. Ga naar margenoot+ Ten eersten, dat hy in't lichame van sijn moeder gheheylight is gheweest, ghelijck de heylighe Schrifture ghetuyght van den Propheet Ieremias, ende van sint Ian Baptist; welcke twee den heylighen Ioseph in weerdigheydt van diensten verre te boven ginck. Den selven Cancellier schrijft, dat in de Ghetijden van sint Iosepht, die-men te Ierusalem ghebruyckt, dit selve ghemelt staet.
Ga naar margenoot+ Ten tweeden: dat in hem den vonck der sonden gebluscht, oft ten minsten verdooft is gheweest: soo dat in hem de sinnelijckheydt noyt tegen de rechte reden ende Godts gratie, merckelijck en streedt. Het selve leert Eckius in een sermoon vanden heylighen Ioseph, ende Iacobus Bisschop van Christopolen, schrijvende op den Magnificat. Dit geschiedde door de overvloedighe gratie, die hy in sijn eerste heyligh-makinghe van Godt ontfinck.
Ga naar margenoot+ Ten derden: dat hy noyt in sijn leven eenighe doodt-sonden ghedaen en heeft: maer was met soodanighe sonderlinghe gratie begaeft, dat hy alle doodt-sonden lichtelijck verwon. O won-