Het singende nachtegaeltje
(1671)–Cornelis Maertsz.– Auteursrechtvrij
[pagina 51]
| |
Stem: Het daget in den Osten.
MY dunckt dat eenen veugel,
Ellendigh is geplaecht,
Die niet meer als een vleugel
Op sijn kleyn lijfjen draeght:
Die kan hem na behagen
Niet wegh dragen.
2. Soo is 't oock met een herre
Die op een wiegel loopt,
Want sulck een rijedt niet verre
Of is wel dra gesloopt,
Dan scheurt het een, en't ander
Van malkander.
| |
[pagina 52]
| |
3. Hier op soo denck ick stracken,
Hier aen sien ick nou,
Het leet, en ongemacken,
Des menschen buyten trou:
Want hem ontmoeten alle
Ongevalle.
4. De man met sijne Vrouwe,
Die is een vleesch, en been,
En daerom buyten trouwe,
Is elck de helft van een:
Dus moet we dese deelen
t' Samen heelen.
5. En soecken na genoegen
Een ander weder-helft,
Om die ons toe te voegen,
En t' smelten aen ons self,
| |
[pagina 53]
| |
Om dus twee halve saken
Een te maken.
6. Alleen staet dit te myen,
Dat sonder goedt bestuur,
Wy niet bestaen te vryen
Een ongelijck partuur:
Dat soud' ons onlust geven
Al ons leven.
7. Men siet het noyt gebeuren
Dat yemandt Laken sneedt,
Van twee verscheyden kleuren,
En nayd' het aen een kleedt:
Of die dit doen, zijn sotten,
Meet te spotten.
8. Of saeghje twee Hant-schoene,
d' een nieu, en d' ander oudt,
| |
[pagina 54]
| |
d' Een geel, en d' ander groene,
Ick weet, ghy seggen soudt,
Dit past niet, d' een, en d' ander,
By malkander.
9. Kiest dan tot u vriendinne,
Een die u wel gelijckt,
Opdat u hert, en sinne,
Van haer niet af en wijckt,
Maer dat gy liefd' mooght dragen,
Al u dagen.
|
|