| |
| |
| |
I. Aantekeningen bij emendaties
96 |
Vgl. vs. 532. In vs. 3688 maakte de copiïst dezelfde fout, maar hij herstelde ze, blijkens ·iji·. |
130 |
Mnl W 4, 114 heeft alleen de spelling lant. |
133 |
Mnl W 2, 182-4 neemt geen verschil aan tussen Duuts en Dietsch. T en D schrapten Duuts. Van Mierlo, Geestelijke Epiek, achtte Dietsch een toevoegsel van een afschrijver. Th. Weevers, London Mediaeval Studies I 366-9, London 1937-9, handhaaft: beide woorden, omdat ze bij Van Maerlant twee verschillende betekenissen hadden: Dietsch = Vlaams (en Brabants), Duuts sluit wsch. het Holl. in, en ook de dialecten die nu Opper- en Nederduits genoemd worden. Vgl. vs. 127, 894, 1786. |
145-6 |
D, Mnl W 9, 1721: ‘verlooste: wantrooste’. Verlooste is dan praet. van verloosen of verloosten. Verloste is evenwel op te vatten als praet. van verlossen. Voor de vorm wantroste, Mnl W i.v. trost, trosten. |
345 |
Lat.: ‘supernae patriae amor’. |
379 |
Mnl W 4, 1170: ‘margarite, mv., l. en?’. Wsch. apocope van de -n. Vgl. De Slot-n in zwakbetoonde lettergrepen.... in Miscellanea Gessleriana, blz. 855-73, Antwerpen, 1948. |
457 |
Mnl W 3, 2207; 7, 1325: smachte. Mnl W 4, 1842: machte. |
532 |
Vgl. vss. 865 vlgg., 882 vlgg., 891 vlgg., en 955. |
612 |
D, Mnl W 6, 249; 8, 2478: Aertscher. Vgl. evenwel Le Roux, § 179, Opm. 3. |
691 |
Mnl W 5, 1686: op dat. |
840 |
Mnl W 9, 1714 Aanm. 1. haalt de volgende tekst aan uit Van Heelu 2162 vlgg.: ‘Doen waren alle die heeren mat, die hem te voren vermeten, dat die van Aken moesten laten den hertoghe eer yet lanc door noot, want den honger; daer bi was groot die bliscap van ouden ende van jongen’. Verdam tekent daarbij aan: hier ‘schijnt want als praep. gebruikt in de bet. ‘vanwege, ter oorzake van’. Doch dit gebruik is niet te verklaren. Men moet zich volgens de bekende constructie ‘apo koinou’ (Stoett, Synt.2 § 229), de woorden daerbi was groot tweemaal denken; alsdan heeft want in ‘want den honger daerbi was groot’ de gewone beteekenis.’ Stoett neemt dan ook in zijn derde editie § 220 deze tekst op als voorbeeld van apo koinou. De verzen |
| |
| |
|
840-1 zijn de vertaling van het gecursiveerde: ‘Contigit, ut propter Sanctorum exposcenda merita Apostolorum visitatis liminibus, de peregrinatione rediens, servo Dei occurreret. der Gods genaden is de vrije vertaling van ‘Sanctorum exposcenda merita Apostolorum’, want schijnt de vertaling te zijn van ‘propter’. De verklaring van de tekst van Van Heelu door Verdam lijkt wat geforceerd; de apo koinou is enigszins vertroebeld, omdat daer bi in ‘want den honger daer bi was groot’ niet ter plaatse is. Ik geef er dan ook de voorkeur aan niet met Fr te emenderen: want hi hoopte (hopede), en want te vertalen door ‘wegens’. |
883-4 |
Fr: ‘hi is foutief; of men moet hem lezen, of misschien was het voorwerp niet uitgedrukt, daar het uit sijn lechame kon aangevuld worden. Lat.: ne post laborem corpus torperet ignavia’. Verdam, Tekstcr. blz. 41 vlg., en Mnl W 2, 1020 stellen met behoud van hi, dat op lechame terugslaat, voor om gebreke te veranderen in gebruke: zich overgeven aan, toegeven aan. D: Niet ne gebreke dor traecheit sine. Fr's emendatie, alhoewel niet geheel bevredigend, lijkt mij toch de meest plausibile. De zin is dan: ‘en zijn traagheid het (lichaam) na de arbeid niet verslappe’. |
895 |
Mnl W 1, 330: ‘minder juist alder. Misschien staat in het hs. ald'.’ Het hs heeft Alder. |
896 |
Mnl W 7, 2025: ‘de lezing [is] niet zeker. Tideman heeft het woord waarschijnlijk terecht in steenne veranderd’. Is steente misschien dissimulatie van steenne? |
913 |
Lat. ‘pedem fixit’. Er werd een beentje te veel geschreven. Vgl. vs. 1172 en 5831. |
1097 |
ondoen. Vgl. vs. 1093 en 1099. Lat.: ‘In prima libri apertione... In secunda... In tertia’. Toch is doen wel verklaarbaar: bij de tweede handeling. |
1172 |
beentje te veel. Vgl. blz. 20. |
1373 |
Misschien sine wegens euphonie? Vgl. vs. 2578, 4448, 5206. |
1432 |
Misschien metathesis? |
1433 |
Mnl W 1, 902 3 b emendeerde, en zonder van de emendatie te gewagen (waarom ze bij De Vreese, Tekstcr. ontbreekt) in: ‘Die lijfnere daer hi mede beraden’. |
1531 |
T en D lazen saeden en veranderden in scieden. Mnl W 1, 860; 9, 1954, 1987 gaan blijkbaar terug op T en D. Het hs heeft scieden, blijkens de a-vorm vóór en na dit vers. |
1584 |
Mnl W 1, 802: ‘benedie(den)’. |
1610-11 |
Lat.: ‘Contrahentibus autem Fratribus moram in loco praefato vir sanctus die quadam Sabbati civitatem intravit Assisii praedicaturus mane diei dominicae, ut moris erat, in ecclesia cathedrali. Cumque in quodam tugurio sito in horto canonicorum vir Deo devotus in oratione Dei |
| |
| |
|
more solito pernoctaret, corporaliter absentatus a filiis’. Het gecursiveerde viel in de vertaling uit. Het ontbrekende zou aldus aangevuld kunnen worden:
Sermoenen in die hovetkerke.
Doe hi in ere hutte der clerken |
1742 |
Dat. Fr veranderde in Dan; D en Beuken, L.O.H. 1928, Stelling IX tegen Fr: Daer. Elke emendatie is onnodig. Vgl. Mnl W 6, 361 3 c): hem pinen met een afh. bijzin, ingeleid door dat of hoe. |
1772 |
Lat.: ‘ad perpetuum coelibatum’. Tot de verschrijving kan hebben bijgedragen het voorafgaande eweliken, dat veelvuldig met salichede wordt verbonden. Ook in 6916 en 7662 wsch. verschrijving op -hede in het rijm. We geven de voorkeur aan renichede boven maechdelichede, 1o: omdat Van Maerlant vs. 2367, 2656, 5695, 6271, 7480 re(i)nicheit heeft, zij het als vertaling niet van ‘coelibatum’ maar van ‘castitas, puritas, serenitas, munditia’, en 2o: omdat de Mnl prozavertalingen van het Franciscus-Leven hier reynicheit hebben. |
1786 |
D en Mnl W 2, 183; 9, 564, 2824: dietsche. De vorm kan echter dat. vr. enk. zijn. |
1892 |
De vss. 1885-92 zijn de vertaling van: ‘Medicinam hanc fratri nostro deferte Morico, qua ipsum Christi virtus non solum plenae sanitati restituet, verum etiam bellatorem effectum, aciei nostrae perseveranter adjunget.’ D veranderde volgene in volgere. Gezien het Latijn is eer te vermoeden dat volgene een verschrijving is van voegene (Aldus L.C. Michels). Voor de spelling voegen vgl. vs. 326, voor voegene vs. 5130. De copiïst schreef meermalen een verkeerde letter; soms bemerkte hij dat en verbeterde, vgl. Ne < No (6048), ofcsoe, met delgingspunt onder de c (7136), selm < helm (7650), soms ontdekte hij de verschrijving niet, vgl. de emendaties van vss. 113, 1400, e.a. |
1932 |
Mnl W 1, 330: ‘minder juist aider’. Hs: ald’. Spelt meestal aldaer, soms alder. |
1940 |
Mnl W 3, 1310: ‘dat hi (l. hine of hijs?) niet ne’. Vgl. echter Stoett, § 7. |
2072 |
Lat.: ‘verba’. |
2080 |
Mnl W 1, 330: ‘minder juist alder’. Hs: al d’; vgl. vs. 1932. |
2145 |
Lat.: ‘Conscribi eam fecit, secundum quod oranti sibi divinus Spiritus suggerebat’. L.C. Michels stelde in een vriendelijk schrijven de emendatie voor: hem in beden, met de opmerking: ‘Wanneer men zich denkt dat in in het oorspronkelijke of in een ouder hs. geschreven stond als een enkele i met afkortingsstreepje, kan men het verdwijnen gemakkelijk verklaren. Ritmisch valt te zeggen dat het voorafgaande hem fonetisch zwak kan worden gerealiseerd’. Niet wsch. dat in de legger i' heeft gestaan; indien de legger i' gebruikte, zou de copiïst |
| |
| |
|
bet allicht ergens hebben overgenomen; nu komt het in het hs niet voor. |
2182 |
Lat.: ‘post suarum enarrationem virtutum’. |
2253 |
Mnl W 4, 1830: Dbedde. Maar bedde kan assimilatie zijn uit dbedde. Vgl. vs. 12 en 7546. |
2324 |
Mnl W 3, 808 en 9, 2527: ‘in ysewatre?’ Te vertalen: in het ijs in (op) het water. |
2338 |
D emendeerde ondersceden naar het Latijn: ‘ardorem carnalis libidinis’, in orensceden = slechtheden. Mnl W 5, 403 noteert dat de lezing van vleesceliker ondersceden niet juist kan zijn. ‘Van een vr. znw. ondersceden is geen spoor te vinden, nog daargelaten dat de bet. hier niet zou passen. Er moet een vr. znw. op -hede staan... D. wil lezen orensceden; Colenbrander, in stelling 14 achter zijn proefschrift De Patriottenstrijd: oncuusheden. Wat de zin betreft voldoet dit laatste veel beter dan het eerste, doch graphisch is de lezing niet zeer goed te verklaren. Doch een ander woord, dat hier past, en minder van ondersceden verschilt, schijnt niet te vinden.’ Mnl W 9, 594 leest i.p.v. ondersceden eenvoudigweg: oncuusheden. |
|
Boven oncuusheden zou m.i. nog te verkiezen zijn: ombesceden, dat èn grafisch èn phonetisch korter bij ondersceet staat, èn de zin van libido = uitspatting (Vgl. Mnl W 5, 258-9) zuiver weergeeft. Maar Mnl W kent slechts één geval, waarin dit woord vr. voorkomt, n.l. in een stuk van 1511, en meent dat dit geslacht moet berusten op een misverstand of op een schrijffout. Er zijn geloof ik redenen om het woord niet te emenderen. Tegen de bezwaren van Verdam is het volgende in te brengen: Grammaticaal geeft het woord geen bezwaar: naast ondersceet, onz. dat het Mnl W alleen kent, komt ook onderscede, vr. voor (Zie Jan van Ruusbroec, Werken II, Woordenlijst, Mechelen-Brussel, 1934). Wat de betekenis aangaat dit: Onderscede = onderscheid, is de vertaling van discrimen. Maar discrimen heeft in de M.E. ook de betekenis van kwaad, zonde, misdaad. Du Cange en de Thesaurus Linguae Latinae kennen discrimen in deze betekenis niet. E. Habel, Mittellateinisches Glossar, Paderborn 1931 geeft evenwel: Discrimen: Entscheidung, Verlegenheit, Gefahr, Fehler. Evenzo geeft L. Diefenbach: Glossarium Latino-Germanicum Mediae et Infimae Aetatis e codicibus manuscriptis et libris impressis, Frankfurt a.M. 1857 i.v. Discrimen, naast onderscheid ook Laster. Hij verwijst daarbij naar de Vocabularius van Johannis Brummer 1420, de Dictionarius latino-germanicus, 15e eeuw. Ook in zijn Novum Glossarium Latino-Germanicum Mediae et infimae aetatis, Frankfurt a.M. 1867 geeft hij discrimen = Laster, waarbij hij verwijst naar Lat. Nd. Alph. Wörterbuch van 1417. Hieruit blijkt dat
discrimen = misdaad, zonde, reeds rond 1400 voorkomt. Maar K.E. Georges, Ausf. Lateinisch-Deutsches |
| |
| |
|
Handwörterbuch, 8e Aufl., Hannover-Leipzig 1913, vermeldt twee plaatsen bij Tertullianus n.l. Ad Nationes I, X, 42, en Apol. 14, waar van criminator de variant discriminator voorkomt. De variant van Ad Nat. wordt aangetroffen in de Cod. Paris. Lat. 1622, Saec. IX (cfr. J.G. Th. Borleffs, Tertulliani Ad Nationes, Leiden 1929), de variant van de Apol. heb ik niet kunnen vinden; waarschijnlijk heeft Georges zich vergist. Hij vermoedt dat dit verschrijvingen zijn, maar het feit, dat in de late M.E. zeker discrimen = crimen voorkomt, steunt die suppositie niet. |
|
Chr. Mohrmann was zo vriendelijk mij het volgende over discrimen = misdaad mee te delen: ‘Ik geloof niet, dat het oudere Middeleeuwsch Latijn dit gebruik kent. Het lijkt me veeleer een laat-Middeleeuwsch woordgebruik, waarschijnlijk ontstaan in de Germaansche landen, waar men herhaaldelijk bepaalde composita met de beteekenis van simplicia gebruikte, omdat men geen heldere voorstelling had van de waarde van bepaalde praeposities of praefixen. Ook lijkt het mij niet onmogelijk, dat Maerlant aan crimen gedacht heeft, aangezien men vrij algemeen heeft geweten, dat het woord met cerno ‘onderscheiden’ etymologisch samenhing. En in dit geval zou ‘onderscede’ eenvoudigweg een etymologiseerend ‘calque’ van crimen zijn. U weet dat men in de late M.E. van dergelijke geleerddoenerij allerminst afkeerig was.’ |
|
Met een en ander is de kwestie van onderscede - misdaad niet opgelost. Maar bovenstaande aspecten op het geval maken het toch zeer twijfelachtig of een verandering in de tekst een verbetering zou zijn. |
2397 |
Mnl W 9, 203: Beghinti. Evenwel is dat volc onderwerp. Vgl. Lat.: ‘Si vero eorum multiplex sollicitudo molestat’. |
2501 |
hs: No wed' pensen. T las No wederpensen. Mnl W 9, 1949 emendeerde afgaand op de foutieve verbinding van T. |
2512 |
Mnl W 3, 787 5); 6, 448 5): idele. Vgl. vs. 3113, 3612, 3853, 4097, 9118. |
2581 |
Mnl W 2, 544: eenparegen. Ween is mannel. en onz. Evenwel schijnt ook wene (vr.) voor te komen. Vgl. Mnl W 9, 2030-1. |
2583 |
stane (T). Mnl W 1, 268 kent ook geen afslaen met gen., wel met dezelfde betekenis van afstaen. Wij opteren voor afslaen met gen. |
2740 |
In Lat. is er slechts van één broeder sprake. |
2750 |
Mnl W 2, 1827; 7, 1491 schrapt hem. Vgl. Stoett, § 5 f. |
2808 |
rechtre. Rijmbijbel vs. 18512: ‘Daer na die rechtre Symoen’. Sp. Hist. I5 1, 42 ‘Na hem die rechtre Symoen’. Mnl W 6, 1121 Aanm. meent met de uitgevers van Rijmb. en Sp. Hist., dat Van Maerlant op beide plaatsen wsch. judex gelezen heeft voor justus, èn dat hij in Sp. Hist. met de Lat. tekst voor zich de vergissing niet zou bemerkt hebben. We moeten wel aannemen dat rechtre de vertaling is van justus; te meer nu het bnw. rechtre ook voorkomt in Franc. 2808: rechtre jonge. Rechtre is hier een toevoegsel van Van Maerlant; in het Lat. |
| |
| |
|
heeft discipulus geen bnw. bij zich. Wellicht hebben we te doen met een comparatief met de functie van een positief. Vgl. Stoett, § 155. In Mnl W 6, 1078 treft men ook het bnw. rechtre aan: ‘Dat daerna noch comen soude die rechtre priester, Marien sone’ (Rijmb. 1686). Vermoedelijk is dit een drukfout, daar de uitgave van David t.p. heeft: rechte. |
2908 |
hs: vulmaecter'. Abbreviatuur te veel; vgl. 2959. |
2911 |
Mnl W 4, 516; 6, 674: ‘Dat si den lidenden aertschen prijs’. Lidw. kan weg blijven. Vgl. Stoett § 97 c, en Mnl W 6, 674, 3), waar voorbeelden. |
2959 |
hs: die're abbreviatuur te veel, zoals in 2908. |
3017 |
Mnl W 6, 1510, 1514: rouct. Vgl. evenwel Franck § 117, 2; § 125, opm. 2; Oork., blz. 445, 431. |
3018 |
Mnl W 9, 273: Verwandel(t) menne. Vgl. vs. 3017. |
3061 |
Lat.: ‘Hac igitur de causa humilitatis forma Franciscus fratres suos voluit vocari Minores, et praelatos sui Ordinis dici ministros’. D las hiernaar: Ende minister enen prelaet. Mnl W 4, 1621 verwerpt die lezing en verandert in: Ende minister ende niet prelaet, voor welke emendatie Verdam steun meent te vinden in vs. 3100. Maar ten onrechte, omdat het in vs. 3061 gaat over praelaten, d.i. oversten der Orde, terwijl er in vs. 3100 gesproken wordt over kerkelijke praelatuur. Van Maerlant kan in vs. 3100 niet bedoeld hebben, dat de Minderbroeders geen oversten in de Orde mogen worden. Het Lat., dat in vs. 3061 is vertaald, zegt duidelijk, dat de praelaten der Orde geen oversten, maar ministers, d.i. dienaars, moeten genoemd worden. De emendatie van D is alzo te preferen boven die van Mnl W. Evenwel verdient m.i. den prelaet de voorkeur boven enen prelaet. In het Lat. is sprake niet onbepaald van praelaten, maar van bepaalde praelaten, n.l. die der Orde. De vorm minster niet in Mnl W. Vgl. vs. 7679. |
3122 |
Mnl W 8, 709: hoge(n). |
3150 |
Mnl W 8, 2384 en 9, 831: verscub(t)sten. |
3189 |
Mnl W 4, 92: over lange? |
3251 |
Lat.: ‘fratrem Silvestrum’. De afschrijver heeft de afkorting silūe niet begrepen en de lange s voor een f aangezien en de u voor een n; silūe of silūre is de afkorting van silvestre. Zie A. Cappelli, Lexicon Abbreviaturarum, p. 352, Leipzig 1928. |
3331 |
Mnl W 5, 1081: onthoede. Onthoude is evenwel een Mnl spellingvariant, vooral ca 1330; vgl. Van Loey, II § 85, Aanm. |
3391 |
Vgl. vs. 105: der aremoeden minne. Het Lat. heeft op beide plaatsen: ‘de amore paupertatis’. |
3407 |
Ingevuld door T: ‘Dor haer verliet moeder ende vader’. (Mc. 10:7). |
3422 |
Mnl W 1, 830, 1080; 4, 2261: becoorde. Vgl. evenwel Mnl W 7, 1479: soer - suur. |
| |
| |
3539 |
Mnl W 4, 183: tijn. Wsch. verschrijving of drukfout. |
3562-3 |
Lat.: ‘adiit virum Dei vicarius suus’. De vertaling van de gecursiveerde woorden is uitgevallen. D vulde in: Ten heligen man om die dinc. Eelco Verwijs herstelde in zijn handexemplaar, aanwezig te Leiden U B: Ten helegen man, den Gods aerminc. |
3691 |
Mnl W 2, 137: drie (i.p.v. dat). |
3836 |
Lat.: ‘Et quoniam in petendis eleemosynis non quaestus agebatur cupidine, sed spiritus libertate, Pater pauperum Deus specialem de ipso curam gerere videbatur’. |
3837 |
Mnl W 6, 1511: der armer vader. Vgl. Stoett, § 162. |
3878 |
Mnl W 2, 1896. Aanm. 2: Gheruerde. Ghewerde is praet. van ghewerren. Vgl. Mnl W 2, 1901, en vs. 5216, 8157. |
3886 |
Mnl W 2, 541: ere; ene is acc. Vgl. Mnl W 3, 815 i.v. In (voorz.). |
3887 |
Wsch. reeds Ceate in Van Maerlant's Lat. tekst. Vgl. Ts 66 (1949) 90-94. |
4083-4 |
1. Staat tussen een rijmpaar, 2. de Lat. regel vs. 742 rijmt wel, 3. vertaling volgt in de twee volgende vss. |
4159 |
Mnl W 8, 488: Tes? Toe (4158) kan als voorz. worden opgevat. Vgl. vs. 1545: to. |
4215 |
Fr, Mnl W 1, 1350; 5, 613: boochdi. |
4245 |
Mnl W 1, 583: ‘Ten spegel Jhesus, dat soete baren’. |
4290 |
Mnl W 1, 1450; 6, 126: brouc. D bouc. Lat.: ‘libris’. |
4400-1 |
Lat.: ‘Et cum elevaretur sacratissimum Christi corpus inter Missarum solemnia, flexis curvabatur poplitibus, tamquam si reverens pecus de irreverentia indevotos argueret Christoque devotos ad Sacramenti reverentiam invitaret’. De vertaling van het gecursiveerde heeft in Van Maerlant's tekst niet ontbroken, blijkens de bijzinnen van 4400-2 die geen hoofdzin hebben. Wanneer we de aan het gecursiveerde voorafgaande en de daarop volgende Lat. tekst met de vertaling vergelijken, is er alle reden aan te nemen, dat Van Maerlant het gecursiveerde in slechts één verspaar heeft overgezet. De volgende vertaling van het gecursiveerde heft het hiaat op:
Boocht sine knien in der gebare,
Oft den ondevoten begripelic ware. |
4437 |
Mnl W 4, 1972: muereulike. Blijkbaar vergissing of drukfout. |
4478 |
Mnl W 5, 1999: ‘vlooch (hi) wech’. Geen emendatie, zoals De Vreese, Tekstcr. suggereert. |
4562-3 |
Lat.: ‘tanta illi amicabilitate cohaesit, ut nullo modo pateretur ab eo sejungi. Nam pluribus vicibus extra locellum Fratrum in vinea positus, ut abiret si vellet’, etc. Het hiaat is dus op te heffen:
Dat het van hem ware gescheden.
Nament die broeder up ter steden |
| |
| |
4579 |
Mnl W 9, 466, 468: viertichnacht. Vgl. vs. 8382. |
4720 |
Mnl W 2, 1606: redene levende. |
4723 |
Mnl W 9, 831 2): ‘Bi der zake(?)’. Niet vermeld in De Vreese, Tekstcr. |
4738 |
Mnl W 3, 686: Ene hovessche note(?). |
4991 |
Wegens rijm. Vgl. vs. 2019-20. Het suffix is overigens steeds -like. |
5041 |
Vgl. Ts 1949 (66) 86-7. |
5064 |
Mnl W 4, 2576: sinen. Vgl. 1373, 4448. |
5071 |
Lat.: ‘caritatis ardore’. |
5051 |
Vgl. vs. 4973: Surien. |
5183 |
Lat.: ‘quae fides certior et sanctior non immerito tenenda sit’. |
5206 |
Mnl W 8, 319: minen. Vgl. vs. 1373. - |
5267 |
Mnl W 3, 1719 veranderde In in An. Vgl. echter Mnl W 3, 823 6a). |
5274 |
Vgl. het rijm. Lat. ‘gladius’. |
5301 |
Mnl W 8, 993: uutnemende. Paragogische-n. Vgl. 2515, 3122. |
5303 |
Mnl W 4, 1206: weech. Vgl. Mnl W 9, 2016. |
5382 |
Mnl W 9, 1887: sine; sire is dat. enk.; gebeden met paragogische -n. |
5439 |
Mnl W 9, 2790: Dier. Vgl. Le Roux § 191 B, opm. 1. |
5451 |
Mnl W 8, 1464, 2042: verli(e)sen. |
5498 |
Mnl W 2, 1887 (verkeerdelijk verwijzend naar 5600 evenals De Vreese, Tekstcr.) en 9, 2673: ‘lees: geweinder?’ Vgl. echter Van Loey II § 114 a. |
5517 |
Mnl W 4, 555: Daer hi lyede. hi niet uitgedrukt. |
5807 |
Misschien toch een euphonetische -n? |
5902 |
Mnl W 3, 1523: dewelike. deweliker kan echter dat. enk. vr. zijn. |
5962-3 |
Mnl W 7, 983: ‘Soe (h)adde enen wreeden man, die hare on(t)vriendelijc was zere’. Daar on- en ont- vaak verwisseld worden, heeft Verdam wel geen correctie bedoeld. |
5966 |
An Fr: ‘pro illo’. Wsch. in variant ‘pro illa’; het accent kan door een Lat. copiïst en ook door Van Maerlant verlegd zijn van de man op de vrouw. |
6001 |
Mnl W 3, 1805: mede bi. Vgl. Stoett § 355. |
6023 |
Mnl W 3, 407: het eerste hijt: hi. De enclitische t kan aankondigend zijn. |
6030 |
Mnl W 5, 1694: ‘opgedaen’, naar Lat. van de AASS ‘reseravit’. An Fr echter ‘resecavit’. |
6077 |
Mnl W 3, 281, verwijst foutief. Moet zijn: vs. 6079 (= 6077). Evenzo De Vreese, Tekstcr. |
6102 |
Mnl W 9, 860: God(s). Vgl. Le Roux, § 158, Opm. 2. |
6170 |
Mnl W 3, 1040: te? Vgl. Stoett, § 98. |
6238 |
Mnl W 1, 1213: ‘Niet lange na gonen doene ginc hi uten religioene’, is niet als emendatie op te vatten, zoals De Vreese, Tekstcr., doet vermoeden. |
6333 |
Mnl W 6, 657: emendeert onnodig vant in int. |
| |
| |
6338 |
Mnl W 2, 531: enen. Apocope. |
6393 |
Mnl W 5, 727: ‘lees -sde?’. Vgl. Van Loey II § 114 c en e. |
6434 |
Mnl W 9, 2562: seiden. |
6475 |
Mnl W 6, 579: swaf; Mnl W 7, 1410, 2548: snaf. Van Mierlo, Geest. Epiek: swaf. |
6501 |
Copiïst heeft wsch. het dwarsstreepje van de t van Sufter bij de f trekkend, een a gelezen. |
6558 |
Mnl W 5, 266, 272: ‘hoogstwsch. ombestiert’. Lat.: ‘sine aliquo remige’. Wij menen, dat ombesmet kan vertaald worden door: onaangeraakt. Vgl. Mnl W 1, 1065, 2), en vs. 7458. Eene Disputatie vs. 50-1: ‘Die an die hanghet es onbesmet Van mesdaet ende ontvonden’. Ontvonden: vrijgesproken van, vrij van, is synoniem met ombesmet. Vgl. Van Mierlo, Maerl., blz. 101. Rijmbijbel vs. 683-94:
Dat Adam van der reinre erde
Was gemaect met groter werde,
Die niet smette hadde ontfaen
Noch ooc nie was ondaen
Noch met ploeghen noch met spaden
Noch besmet met gheenen daden,
Betekent die reyne Marie,
Die sonder eneghe dorpernye
Niet alse plegen andre wive
Ombesmet van haren live
Den Godsone brochte ende wan
Sonder gheselschap van enighen man. |
|
De betekenissen van zuiver, onaangeraakt, onberoerd liggen hier vlak bij elkaar. Vgl. vs. 5202, 7453. |
6636 |
Lat.: ‘paucis et multis’. |
6661 |
Russcenelle bestaat niet. Copiïst van Lat. of Dietse tekst heeft t aangezien voor r. In het eerste geval zou Van Maerlant dus Russcenelle hebben geschreven. |
6715 |
seide; abbreviatuur boven i vergeten. |
6747 |
Mnl W 5, 1555: ‘Bi (lees of d.i. up?) onderhoricheit’. Inderdaad betekent bi: op. |
6756 |
Fr en Mnl W 7, 812, II 2: ‘lees scumede?’. Mnl W 7, 1840: spumede. Lat.: ‘et volutabatur spumans’. Spumare = spumen. |
6861 |
Vgl. vs. 6189 alsict. |
6916 |
Lat.: ‘in sanctae Trinitatis nomine’. |
6937 |
T las in hs: doủủwinlike: doververwinlike en emendeerde: onverwinlike. Fr ging daarmee accoord. Mnl W 5, 1513 nam deze emendatie over zonder er gewag van te maken. Het hs: heeft echter: on̓ủwinlike, d.i. onverwinlike met een abbreviatuur te veel op de n. |
| |
| |
6947 |
hs: jam're. Mnl W 3, 1012: jamre. Mnl W 9, 239: ‘jam(e)re’. Jammerre is geminatie, waarvan een voorbeeld in Mnl W 3, 1012. |
7025 |
Lat.: ‘rubra cicatrice’. |
7149 |
Mnl W 7, 430: ‘(die) die vrucht’. Geen emendatie. |
7160 |
Mnl W 2, 1696: ‘Dat hi so cranc was dat hi (niet?) wel gestaen en conde’. |
7188 |
Fr veranderde ware in dare, vermoedelijk om het gelijke rijm. Het rime riche van geheel hetzelfde woord in geheel dezelfde betekenis komt in de tekst van Van Maerlant overigens niet voor, tenzij in dubbel gepaard rijm: mede: mede (5510-12); de wille ons heren: de wille ons heren (6431-4); zee: zee (9193-5). Vgl. Ts 18 (1899) 89 vlgg. |
7204 |
Mnl W 8, 188: tekinen. |
7234 |
Vgl. vs. 8396. |
7326 |
hs: en̓. Abbreviatuur bij vergissing aangebracht. Vgl. vs. 6937. |
7378 |
de: di (T, D). de naar analogie van de demonstr. en relat.? Vgl. Oork., Glossar: e = ie. |
7421 |
Mnl W 5, 895: voete, maar 9, 1664: voeten. Vergissing of drukfout. |
7434 |
Lat.: ‘ad pristinam servitutem’. |
7449 |
Mnl W 6, 361: stiep. Mnl W 7, 465 i.v. scheppen III, Intr. 2: sciep. |
7496 |
Mnl W 2, 1553; 7, 1644: touwen. Lat.: ut affligens me dolore non parcas’. |
7546 |
der misschien progressieve assimilatie van te der? Vgl. vs. 2253. |
7593 |
Lat.: ‘ut cum viderent eum jam esse defunctum, per tam longum spatium nudum super humum jacere permitterent’. |
7655 |
Mnl W 5, 984 en De Vreese, Tekstcr. verwijzen foutief naar vs. 5657 (= 5655). |
7662 |
Lat.: ‘in abyssum divinae claritatts absorpta’. Het is evenwel niet uitgesloten dat Van Maerlant's origineel veritatis had. |
7695 |
Mnl W 8, 304: Waer. Vgl. Mnl W 9, 1536. |
7733 |
Mnl W 7, 1020: ‘settre van uutgevene(?) van der’. |
7781 |
Mnl W 1, 368; 6, 576: alst. Vgl. Stoett, § 5g. |
7782 |
Mnl W 6, 576: baren. |
7799 |
hs: zw'heden. Blijkbaar de t overgeslagen. |
7830 |
Mnl W 7, 2049 is mochte(t) niet als emendatie bedoeld, ofschoon De Vreese, Tekstcr. het als zodanig suggereert. |
7873 |
Mnl W 8, 299: Alst. Als uitspraak-spelling: Als(t)tileke? |
7995 |
Mnl W 4, 1456: Dien. Dat voegwoord van consecutieve zin; voorwerp: - ne (dat hine) niet uitgedrukt. Vgl. Stoett § 7. |
8138 |
pretisieuse, contaminatie van pretieuse en presieuse? of aarzeling van de copiïst tussen pretieuse en presieuse? Vs. 2291 precieus, evenals Mnl W 6, 638. |
8294 |
Mnl W 2, 1091: tsticken; Mnl W 9, 1373: (t)sticken. Dit laatste verklaring, geen emendatie. Vgl. Mnl W 7, 2359, 2). |
8338 |
E. Copiïst vergat n'. |
| |
| |
8373 |
Mnl W 8, 1223: ‘van cranc gesonde (aldus wsch. te lezen voor: van crancken gronde)’. De Vreese, Tekstcr., vermeldt deze emendatie van Mnl W niet. |
8380 |
Mnl W 7, 15 II 1): ‘l. zin sijn?’. Op te vatten als zogenaamde absolute accusativus. |
8422 |
Mnl W 6, 114: haren. |
8442 |
Lat.: ‘trementi’. |
8475 |
Lat.: ‘cum magna fide’. |
8525 |
Mnl W 7, 2428: bli(e)ven. T emendeerde ten onrechte blieven. |
8537 |
Mnl W 2, 1027: verroertsoe; Mnl W 4, 1648; 8, 2300; 9, 2030: verroerdsoe. Evenwel dissimilatie. Vgl. Franck, § 117. |
8541 |
Lat.: ‘propinquavit ad puerum et fide plenus ait ad patrem’. |
8558 |
An Fr.: ‘Quo facto, coepit puer aliquantulum oscitare, et apertis oculis brachiisque levatis, se ipsum erexit’. |
8639 |
Van Maerlant naar Lat. variant: Ragulia. Vgl. mss Br 1 en Br 2: Ragulia. |
8685 |
Mnl W 9, 549: nemme(e)r. |
8717 |
Mnl W 2, 1348; 3, 324: gemelike. |
8726 |
Lat.: ‘qui in alto jacuerat’. Het hele gedicht heeft trouwens geen enkel vers van vijf lettergrepen. |
8887 |
Mnl W 5, 2138: leggen. Vgl. evenwel Mnl W 4, 593, Aanm. 2); Van Helten, § 162. |
8922 |
Lat.: ‘basilica’, warke: bouwwerk, geeft een goede zin. Toch misschien verschrijving van karke, onder invloed van gewrochte? |
8998 |
Lat.: ‘lotus a sanguine’. Praet. droghede door betekenisovereenkomst overgelopen naar dwaen: dwouch? |
9071 |
Mnl W 9, 636 ook hankere. Daarom zal hankeren (Mnl W 9, 2640) wel drukfout zijn. |
9133 |
Elders Reatijn (vs. 4461, 6681, 7113). In vs. 9174 schreef de copiïst eerst ra. Hij ontdekte zijn fout, verbeterde de a in e en voegde er nog atijn aan toe. Hier in vs. 9133 beging hij misschien dezelfde fout, maar zonder ze te bemerken. Misschien, want de corresponderende plaats in hs. Haag 4 heeft: van raten. |
9158 |
Mnl W 4, 2434: niewerinx. Vgl. vs. 7378. |
9166 |
Lat.: ‘superenatavit subito aqua plena navicula et cum eis, Sancto praebente ducatum, salubriter devenit ad portum’. Blijkens weesrijm en het onsamenhangende van vs. 9167 is er een vs. uitgevallen, en wel de vertaling van het gecursiveerde. Hiaat is op te heffen door: Si dreven boven dor die bede. |
9298 |
Lat.: ‘quidam Petrus... Romae captus est et de mandato ejusdem Pontificis ad custodiendum traditus episcopo Tiburtino’. Mnl W 5, 1667, Aanm.: uptie hoede sine (l. upten hoede (d.i. hovede) sine). Vgl. Mnl W 3, 454. Wij vertalen uptie hoede: om hem te bewaken; 1o. komt overeen met Lat.: ad custodiendum’; 2o. upten hoede (d.i. |
| |
| |
|
hovede) is in tegenspraak met vs. 9306; 3o. uptie hoede sine of up sine hoede is een gelijksoortige uitdrukking als: enen op sinen cost hebben: iemand hebben die men de kost geeft (Vgl. Mnl W 5, 1648); enen op sine hoede hebben: iemand hebben die men behoedt, bewaakt. |
9343 |
Fr en D lazen: ten. T: den, wat toch de juiste lezing schijnt te zijn. Vgl. vs. 7546. |
9450 |
Lat.: ‘Contigit, nutu divino aliquantulum inveniri de chorda, qua fuerat Sanctus quandoque praecinctus’. |
9513 |
Mnl W 2, 465: ‘ne dochte haer (des?) namaels niet’. |
9688 |
Lat.: ‘oculum’. Mnl W 4, 1558; 5, 1402: oge. Paragogische -n. Vgl. Le Roux, § 164, opm. 6. |
9709 |
Mnl W 2, 124: dinct. Mnl W 2, 464 i.v. Dunken: ‘Franc. 9712 (= 9709) staet dinc voor dinct, van denken’. Vgl. vs. 3018. |
9839 |
Mnl W 2, 471: water. Wellicht is vier no waters op te vatten als gen. part. (Vgl. Stoett, § 161), terwijl vier de gen. uitgang s mist. (Vgl. Franck, § 174, 1). - Mnl W 2, 471; 3, 1913: cuerde. |
9954 |
Lat.: ‘impulsione phantastica corruens, confractum haberet pedem cum crure’, etc. |
10079 |
Vgl. verbetering van de copiïst vs. 947. |
10125 |
Mnl W 5, 1358: liet. laet evenwel praes. hist, naast praet. bat. Vgl. vs. 1450. |
10171 |
Mnl W 2, 834: ‘l. fonteine?’ Zie evenwel vs. 10158: fontene: allene en vs. 10187. |
10195 |
Mnl W 4, 806: los, zonder de emendatie te vermelden (dus ook niet bij De Vreese, Tekstcr.). Vgl. Beuken: L.O.H., vs. 664-5: ‘dood: got, wsch. te lezen: goot.’ Beuken neemt hier Limb, invloed aan. Vgl. Van Loey, II § 28, Opm. |
10207 |
Mnl W 4, 1955: adde. adden kan opgevat worden als constructio ad sensum: moort = sterfte, sterfgevallen, ofwel als enkelv. met paragogische -n. Vgl. vss. 1490, 1883, 2123, 3905, 4022, enz. |
10236 |
Lat.: ‘Succurrere novit humilis Sanctus omnibus invocantibus ipsum’. Mnl W 1, 1851 nam de emendatie van D over zonder die te vermelden; daarom ook niet in de Tekstcr. van De Vreese. |
10274 |
De copiïst schreef eerst francicus, ontdekte toen dat hij geen s in de naam schreef, en herstelde die, maar foutief, door van de eerste c een lange s te maken. |
10287 |
Mnl W 2, 1724: ‘ne cons (l. conste; òf = conde des, met een overtolligen 2den nv.) de tonge.’ |
10348 |
Mnl W 1, 702: begeven. Vgl.: gegeven = ten huwelijk geven. Gegeven: als Minderbroeder afgestaan (door de ouders). |
10373 |
Mnl W 1, 1005, 1122; 8, 1372: bestrijct. |
10395 |
Lat.: ‘recuperata sanitate corporis cum rationis industria’. Mnl W 3, 1725: ‘Bede sien ende gesonden (l. stonde: gesonde)’. Sien is te ver- |
| |
| |
|
klaren als rekking van sin. Vgl. Van Loey II § 23, Opm. 2; Gesonden met paragogische -n. |
10402 |
Mnl W 2, 1884: sien sine (i.p.v. siens mee). |
10530 |
Mnl W 7, 2085: onsen. |
10536 |
Mnl W 9, 2218: ‘ende der’ (i.p.v. in), zonder van de emendatie gewag te maken. Ook niet bij De Vreese, Tekstcr. Lat.: ‘ad laudem et gloriam unius Dei et trini’. Vau Maerlant vertaalde vrij naar de formulering van het Symbolum Athanasianum, dat voorkomt in het Romeins Brevier: ‘Deus in Trinitate’. |
|
|