enkelvoud ‘zij’. Zie vs. 11 en vs. 14. Ook het Alexanders geesten-fragment, Der naturen bloeme en Sinte Franciscus leven hebben deze vorm. Verwarring met ‘zo’ (gespeld als ‘soe’) ligt voor de hand.
Ook in het tegenwoordige Vlaamse dialect is het wegvallen van de h aan het begin van een woord nog te horen. Dat de uitspraak vroeger ook al zo was, bewijst vers 26: ‘daer adde Joseph...’. Daarentegen kan een h ook voorkomen op plaatsen waar we hem juist niet verwachten en zo kan het gebeuren dat we in Der naturen bloeme lezen over een ‘ont’ die, wanneer hij last heeft van zijn maag, gras ‘heet’.
Een ander verschijnsel dat in het begin als lastig wordt ervaren, is het veelvuldig aaneenschrijven of gedeeltelijk wegvallen van woorden. Het gebeurt vaak bij ‘kleine’ woorden en we zien het ook nu nog: wat 'n pech, 'k denk, 't is jammer, enz. Sommige van deze gevallen zijn in het Middelnederlands heel goed te herkennen, bij andere is het wat lastiger. Zie bijvoorbeeld voor een eenvoudig geval vs. 14: ‘soet’ [= soe het] en ‘wijt’ [= wi het]. Zie ook nog vs. 7: ‘Tien’ [= Te dien] en vs. 22, 25, 29 en 30. Ook méér dan twee woorden kunnen samengeschreven worden. In een enkel geval is een woord onherkenbaar ‘opgelost’ in het woord waarmee het is samengesmolten. Dit is het geval in vs. 15: ‘leid’ [= legde het].
Het Middelnederlands is, net als het huidige Duits, een taal met naamvallen. Voorbeelden hiervan zien we in vs. 3: ‘van kinde’ en in vs. 16: ‘so vele volx’, een tweede naamvalsvorm. Zie ook nog vs. 6, 7, 10, 25, 28, 31 en 32. De functie van naamvallen wordt in de jongere taal overgenomen door voorzetsels. Vergelijk bijvoorbeeld Alexander de Grote was ‘der orloghen vro’ met ‘hij verheugde zich op de strijd’.
Een volgende eigenaardigheid van het Middelnederlands is het voorkomen van de zogenaamde tweeledige ontkenning, zoals we die nu nog zien in het Frans: ‘Je ne sais pas’. Vs. 13 in het tekstfragment geeft er een voorbeeld van: ‘... so ne ward noit mensce gheboren’. Het gaat bij deze tweeledige ontkenning om twee elementen: het woord ne of en, dat steeds onmiddellijk vóór de persoonsvorm staat en een tweede element in de vorm van een ontkennend woord als niet, noit, gheen, enz. elders in de zin. Zie voor meer voorbeelden Alexanders geesten vs. 92/93: ‘Ic bem Porus, jeghen mi en mach niemen ghestaen!’, Historie van den Grale vs. 724 (over de ‘valse’ Mozes): ‘He en wolde nergen gaen’ en Torec vs. 3061/62: ‘Ende doe die joncfrouwe die tente sach, en wist si niet watter ane gelach.’ Zie ook nog Historie van Troyen vs. 5642, Heimelijkheid der heimelijkheden vs. 40 (hier is het element en samengeschreven met de persoonsvorm!), Der naturen bloeme vs. 346/47, Rijmbijbel vs. 9489 en Sinte Franciscus leven vs. 21.
Betekenissen van woorden kunnen veranderen door de eeuwen heen en sommige woorden kunnen zelfs geheel verdwijnen. Op het eerste gezicht doet