| |
| |
| |
Sinte Franciscus leven, 2e fragment, vs. 975-1480
[Origineel]
III
Entie regle geprouft bi wette.
In die kerke ons Heren moeder
Bleef wonende Fransois de broeder,
Ende an hare, di twoort ontfinc
Vul gracien ende waerre dinc,
Bat hi zuechtende in groter pine
Dat soe gewaerdichde te zine
Sine tale vrouwe vor onsen Here.
Duer hare waerde, dor hare ere,
Die moeder es der ontfarmichede,
Ontfinc hi ende baerde mede
Den helegen geest, daer ter stede,
Vander ewangelien waerhede.
Omoedelike, also hi plach,
Messe vanden apostelen hoorde,
Als men las der ewangelien worde,
Hoe God Sine jongers ute zende
Ende van beghinne toten ende
| |
[Prozavertaling]
III
Hoe hij de orde stichtte en de regels werden goedgekeurd door de kerkelijke overheid.
Broeder Franciscus bleef wonen in de kerk van de moeder van Christus en tot haar die vol genade en waarheid Christus had ontvangen, bad hij, zuchtend en vol kommer, dat zij zo genadig wilde zijn zijn voorspreekster bij onze Heer te zijn. Door de waardigheid en deugd van haar die moeder van ontferming is, kreeg Franciscus daar het heilige begrip van de waarheid van het evangelie.
Want toen hij op zekere dag, godvruchtig als altijd, de mis bijwoonde, waar over de apostelen verteld werd en waar de woorden uit het evangelie
| |
| |
| |
[Origineel]
Hem de regle gaf van levene,
Als ons noch wiset tgescrevene,
Dats, dat si in haer gewout
Selver ebben nochte gout,
No gelt an hare rieme mede,
No scarpe up wech te gere stede,
No ii rocken, stoc no scoen
Dat hoort hi wel ende verstaet
Ende wel in zine herte vaet,
Als die minde met renen moede
Ende wort blider uptien dach
Dan gene tonge tellen mach.
Hi sprac: ‘Dit ebbic dach ende nacht
Beghert met al mire cracht.’
Te hant doet hi of met moeten
Die scoen daer van sinen voeten;
Hi werpt wech scarpe ende staf;
Des gelts gaet hi algader af;
Eens rox laet hi hem genoegen;
Die rieme dochten mesvoegen,
Die warp hi of ende nam de line.
Daer zette hi toe al therte sine,
Hoe datti vuldoe die woort
Die hi hevet daer gehoort,
| |
[Prozavertaling]
gelezen werden waarmee Jezus Zijn discipelen uitstuurde en hun van begin tot eind leefregels meegaf, zoals de Schrift [Matt. 10:9-10] het ons nog leert, namelijk dat zij geen zilver of goud of geld in hun gordel mochten hebben, en nooit een reiszak voor onderweg, en geen twee hemden, geen staf en geen schoenen mochten dragen, toen hij dit alles hoorde en begreep en goed in zijn hart prentte, omdat hij de armoede van de apostelen oprecht beminde, toen werd hij op dat moment gelukkiger dan welke tong ook zou kunnen vertellen.
‘Dit heb ik dag en nacht uit alle macht begeerd,’ zo sprak hij. En meteen trok hij opgewekt zijn sandalen uit, legde zijn reistas af en zijn staf neer en deed afstand van al zijn geld. Hij stelde zich tevreden met één kleed en zijn riem vond hij niet langer passend: die deed hij af en hij knoopte een koord om zijn middel. Hij legde zich er met zijn gehele hart op toe de woorden die
| |
| |
| |
[Origineel]
Ende hoe hi hem daer toe gerede
Dat hi der apostelen leven lede.
Voort begonste delege man,
Want hem onse Here brochte an,
Te volgene, so wat hi dede,
Der ewangelien vulmaecthede,
Ende ooc andre lieden raden
Te penitencien van mesdaden.
Sine woert ne waren licht no zot,
No waert datmer mede hilde spot,
Maer vul van shelichs Geests cracht,
Ende dor gaende met hare macht
Dat marech vander herte binnen,
So datsi wondren beginnen
Die horen an spreken den here.
Bootsceipte hi pais ende vrede:
‘God geve u vrede!’ sprac de man,
Als hi zijn sermoen began.
Dit groeten adde hem God geleert
Sident als hi was bekeert,
Also als men hem vertellen
Hoorde onder zine gesellen.
Hier bi so es het gesciet,
Also als die prophete behiet,
| |
[Prozavertaling]
hij zojuist gehoord had, ten uitvoer te brengen en een leven als de apostelen te gaan leiden.
Toen begon de heilige man, omdat onze Heer hem dat ingaf, bij alles wat hij deed de volmaaktheid van het evangelie na te streven en hij begon ook anderen aan te sporen boete te doen voor hun zonden. Zijn woorden klonken lichtzinnig noch dwaas en men dreef er evenmin de spot mee, want zij waren vervuld van de kracht van de Heilige Geest en drongen door die kracht tot in het diepst van het hart door, zodat de mensen die hem hoorden spreken zich in hoge mate begonnen te verbazen. In al zijn preken verkondigde hij pais en vrede: ‘God geve u vrede!’ zei hij, wanneer hij zijn preek begon. Deze manier van groeten had God hem geleerd vanaf het moment dat hij bekeerd was, naar men hem zijn metgezellen heeft horen vertellen.
| |
| |
| |
[Origineel]
Datti, die bi Gods vulleeste
Vervult was vander propheten geeste,
Ooc bootsceipte pais ende vrede,
Ende hi met sire vraier leren
Ten vrayen paise, ten vrayer soene,
Die daer te voren in haren doene
In stride waren jegen Jhesus Karste
Enter zalicheit adden barste.
Van desen mensce ginc de mare
Van zinen woorden, simpel ende waer,
Van zinen levene, scarp ende zwaer.
Bi sinen exempelen so begonden
Somege lieden tien stonden
Hem te penitencien te keerne,
Hem te volgene, na hem te leerne,
Ende alt hare mede begheven
Ende volgen na zijn leven.
Daer die alre eerste of waert
Die goede man broeder Bernaert,
Want men daer van hem vint
Dat hi was sijn eerste kint,
Dien Fransois te Gods dienste wan.
Nu zuldi horen hoet began:
| |
[Prozavertaling]
En zo gebeurde het dat, zoals de profeet voorspelde, hij die door Gods hulp vervuld was geraakt van de geest van de profeet en zaligheid verkondigde, ook pais en vrede predikte en door zijn waarachtige leer menigeen die daarvoor opstandig was tegen Jezus Christus en geen hoop meer had op zaligheid, bekeerde tot de ware vrede en verzoening.
De mare van deze man en van zijn eenvoudige en waarachtige woorden en zijn strenge en harde levenswijze verspreidde zich wijd en zijd onder de mensen. Door zijn prediken begonnen sommige mensen boete te doen en zij gingen hem navolgen, zijn leer verkondigen en ook afstand doen van al hun bezittingen en zijn levenswijze leiden.
De allereerste van hen was de eerbiedwaardige broeder Bernardus; over hem lezen wij dat hij de eerste volgeling was die Franciscus ertoe bekeerde
| |
| |
| |
[Origineel]
Dese Bernaert mercte mede
Fransoise grote helichede.
Bi sinen exemple achti te latene
Die quade werelt ende te hatene.
An hem heefti versocht den raet
Hoe hi dat best ane vaet.
Als Fransois hevet verstaen
Datti zine eerste vrucht heeft ontfaen,
Troosti hem inden Heligen Geest
Ende zeide: ‘Dese raet es meest
An Gode te soukene sonder waen.’
In Sinte Niclaeus kerke gincsi zaen
Eens morghins vro bede gader.
Eerst bad hi den hemelscen Vader,
Dat Hise horde daer ter stede.
Die anebedere der Drievoudichede,
Fransois, dede den onder zouc:
iii waerf ondede hi den bouc
Daer die ewangelien in stonden,
Om te ebbene iii orconden.
Int eerste ondoen stont bescreven:
‘Wiltu vulmaect sijn in dijn leven,
Ganc, vercoop al dattu heves
Ende sie dattuut den armen geves!’
Int ander ondoen stont daer bi:
| |
[Prozavertaling]
God te dienen. Luister nu hoe dit gebeurde. Ook deze broeder Bernardus had gehoord van Franciscus' grote volmaaktheid; naar zijn voorbeeld besloot hij de slechte wereld de rug toe te keren en te minachten. Hij vroeg Franciscus hoe hij dat het beste kon aanpakken. Toen deze begreep dat hij zijn eerste volgeling had gekregen, voelde hij zich bemoedigd door de Heilige Geest en hij antwoordde hem: ‘Het is ongetwijfeld het beste om hiervoor raad bij God te zoeken.’
En spoedig daarna gingen zij op een morgen vroeg samen naar de Sint-Nicolaaskerk. Eerst bad Franciscus tot de hemelse Vader dat Hij hun gebed zou verhoren. Hij, de aanbidder der heilige Drie-eenheid, ging als volgt op zoek naar het antwoord: drie maal opende hij het boek waarin de evangeliën staan, om zo drie getuigenissen te hebben. Bij het eerste opslaan stond er geschreven: ‘Wanneer je volmaakt wilt zijn gedurende je leven, ga dan heen,
| |
| |
| |
[Origineel]
‘Ne drach niet inden wech metti!’
Int derde ondoen stont, dats waer:
‘Die Mi wille volgen naer,
Loochene sijns selfs, sijn cruce ontfa,
‘Dit es,’ sprac Fransois daer beneven,
‘Onse regle ende ons leven,
Ende elken mensce die genouget
Dat hi hem met ons gevouget.
Ganc, oftu wilt vulmaect wesen,
Doe dat hier nu es gelesen.’
Niet lange daer na, ebwi verheest,
Sijn biden zelven Helegen Geest
Geroupen daertoe noch v man.
Dus wiesen Fransoise kindre an,
So datter hem vi volchden mede.
Onder hem adde de derde stede
Broeder Gillis, die helege here,
Die wel waert es datmen ere.
Want dese man wort daer naer
Van helegen levene so claer,
Dat Fransois zeide van hem te voren,
Al was hi simpel ende ongeleert,
Datti sine herte hevet gekeert
| |
[Prozavertaling]
verkoop alles wat je bezit en zie erop toe dat je het aan de armen schenkt!’ [Matt. 19:21]. Bij het tweede opslaan stond er: ‘Neem niets mee voor onderweg!’ [Luc. 9:3] en bij het derde opslaan stond er: ‘Wie Mij wil volgen, verloochene zichzelf, neme zijn kruis op en volge Mij.’ [Matt. 16:24]. ‘Dit zijn,’ zo sprak Franciscus toen, ‘onze leefregels en de leefregels voor eenieder die zich graag bij ons aan wil sluiten. Ga nu, wanneer je volmaakt wilt zijn, en doe wat hier te lezen stond.’
Niet lang daarna, zo hebben wij vernomen, zijn door dezelfde Heilige Geest nog eens vijf mannen geroepen. En zo sloten jongelingen zich bij Franciscus aan, zodat er nu zes waren die hem volgden. De derde van de orde werd de eerbiedwaardige broeder Gillis, die wij diep moeten vereren. Want deze man werd zo vlekkeloos door het heilige leven dat hij leidde, zoals wij vernemen, dat Franciscus wel over hem zei dat hij, al was hij eenvoudig en
| |
| |
| |
[Origineel]
Te merkene dongetallike hoochede
Van der soeter godlichede.
Want dat herde menigen dach
Up waert al zijn pensen lach,
Ende hi dicken te meniger ure
Hene voer, als Boen aventure
Selve scrivet, diet zach ane,
Ende diet ons doet te verstane,
Datmen bet orconde mochte geven
Datti leedde ingelijc leven
In dit verwarrede erdrike,
Dan ander menscen gelike.
In dien dat dus was dit doen,
Wort vertoget een visioen
Enen priester, tAssisen inde port,
Dien men Silvester nomen hort,
Enen man van reinen live,
Want als hi Fransoise leven zach
Ende wes sijn geselscap plach,
Nader mensceliker maniere
Maer om dat God niet ne woude
Om sijn ombesceden jugieren,
Visenterdine in deser manieren:
| |
[Prozavertaling]
ongeletterd, met zijn hart erin geslaagd was de onmetelijke verhevenheid van de goddelijkheid te kunnen aanschouwen. Want regelmatig was zijn denken hemelwaarts gericht en hij geraakte heel vaak in extase, zoals Bonaventura, die er getuige van was, ons zelf mededeelt, zodat men beter zou kunnen zeggen dat hij een engelachtig leven leidde op dit verdorven aardrijk dan een leven als dat van andere mensen.
Terwijl dit alles plaats vond, kreeg een priester in Assisi die Silvester heette, een man die een leven leidde vrij van zonden, een visioen, waarover ik u nog moet vertellen. Want toen deze man zag hoe Franciscus leefde, en wat hij en zijn volgelingen verrichtten, leek dit hem volgens menselijke opvatting niet veel waard. Maar omdat God niet wilde dat deze man zich in het verderf zou storten door zijn lichtvaardig oordelen, bezocht Hij hem als volgt:
| |
| |
| |
[Origineel]
In zinen drome zachi dat,
Dat van Assisen al de stat
Met ene drake was omme gaen,
Wies grote cracht ooc sonder waen
Alt lant vreesde so onsochte,
Dat hijt al verderven dochte.
Daer na zachi in corter stonde
i goudijn cruce uut Fransoise monde
Comen claer ende herde scone.
Sine hoocheit ghinc toten trone
Ende zine armen recten hem wide
Ten hende vander werelt zide.
Dat cruce fijn, scone ende claer,
Verdreef den wreden drake daer.
Als hi dit iii waerf zach,
Daer hi up sijn bedde lach,
Helt hijt van Gods halven dan.
Fransoise teldijt, den helegen man,
Alte gader sonder bevanc.
Ende ooc daer na eer yet lanc
Ende Gode gevolget so utermaten,
Dat sijn leven ende zijn doen
Gelooflijc maecten tvisioen.
Fransois, als hi dit verhoort,
Ne verhief hem niet om dit woort,
| |
[Prozavertaling]
in zijn droom zag Silvester dat heel Assisi werd omgeven door een draak, wiens enorme kracht heel de landstreek geweldig vreesde, omdat hij alles zou kunnen verwoesten. Spoedig daarna zag hij uit de mond van Franciscus een schitterend, gouden kruis komen. Het reikte tot aan de hemel en de armen strekten zich uit tot aan de beide uiteinden van de wereld. Dat prachtige, schitterende kruis verdreef de wrede draak. Toen Silvester dit visioen driemaal in zijn slaap had gezien, zag hij in dat het van Godswege kwam. Onmiddellijk vertelde hij het aan Franciscus, zonder ook maar iets te verzwijgen. En kort daarna heeft ook hij de wereld de rug toegekeerd en Christus nagevolgd op zo'n voortreffelijke manier dat heel zijn leven en doen het visioen geloofwaardig maakten.
Franciscus werd, toen hij dit hoorde, niet hoogmoedig om het verhaal,
| |
| |
| |
[Origineel]
Maer ons Heren duechdachtichede
Ende Zine miltheit ongescepen.
Met meerren moede worti begrepen
De felheit vanden ouden viande
Die glorie vanden cruce ons Heren.
Tenen tiden gevel hem mede,
Datti in ene woeste stede
Gedochte ende beweende zware,
Daer hem deleghe Geest toe brochte
Bliscap groot in zijn gedochte,
Die hem zekerden tien stonden
Vergevenesse van al zinen sonden.
Daer na zaen wort hi mede
Gevoert boven sire menscelichede
Ende in wonder claer lecht
Al te male verzwolgen echt,
Dat hem zine sinne ende zijn gedochte
Wide ondaen wort ende sochte,
So dat hi claerlike zach mettien
Wat hem enten zinen soude gescien.
Daer na hi tsinen broeders keerde,
Die hi dus trooste ende leerde:
| |
[Prozavertaling]
maar zag er de goedheid van onze Heer in en Zijn eeuwige goedertierenheid. Hij raakte met grotere geestdrift vervuld om de boosaardigheid van de duivel uit het land te verdrijven en de glorie van het kruis van onze Heer te prediken en te verkondigen.
Het gebeurde hem op zekere dag dat hij op een eenzame plaats zijn leven overdacht en hevig beweende en dat de Heilige Geest hem daar met grote blijdschap vervulde, Die hem verzekerde van vergeving voor al zijn zonden. Weldra werd hij boven zijn menselijke natuur verheven en omgeven door een wonderbaarlijk, helder licht, zodat zijn geest en zijn denken verruimd werden en ontvankelijk gemaakt, waardoor hij toen duidelijk zag wat er met hem en de zijnen zou gebeuren. Daarna keerde hij terug naar zijn broeders, die hij als volgt moed insprak: ‘Lieve broeders, schep moed en verblijd
| |
| |
| |
[Origineel]
‘Aire liefste, troost u zere
Ende zijt vro in onsen Here.
Al es uwe menichte niet groot,
Ne zijt daer omme in gere noot.
Versaghet u lude no stillekine
Om uwe simpeleit entie mine,
Want, als mi God heeft over waer
Vertoget, Hi sal hier naer
Jou in groter menichte doen dien
Ende met Zinen gracien benedien
Ende spreden menichvoudelike
Verre ende wide in aerdrike.’
Ten selven tiden so vinc an
Fransoise leven echt i goet man,
So dat sine ordine ghinder
Was gedegen te vii kinder.
Al dat so riepse te gader
Fransois haer helege vader,
Ende begonste hem properlike
Castien vele van hemelrike,
Ende hoe men soude ebben onwaerde
Tallen dingen hier up daerde,
Enten eghinen wille laten,
Tvleesch castien utermaten.
Ooc ondecti, dat hise zenden
Wilde in der iiii werelt enden.
| |
[Prozavertaling]
u in onze Heer; ook al is uw aantal niet groot, wees daar niet verdrietig om. Wees absoluut niet bevreesd om uw eenvoud en die van mij, want, zoals Hij mij getoond heeft, God zal jullie hierna tot een groot aantal doen uitgroeien, en zegenen met Zijn genade, en in groten getale wijd en zijd over het aardrijk verspreiden.’
In diezelfde tijd trad er wederom iemand tot Franciscus' orde toe, zodat die toen was uitgegroeid tot zeven man. Toen riep Franciscus, hun heilige vader, hen bijeen en begon hen nauwkeurig en uitvoerig te onderrichten over het hemelrijk en over hoe men minachting moest hebben voor alle zaken hier op aarde en afstand moest doen van de eigen wil en het lichaam streng moest tuchtigen. Tevens deelde hij mee dat hij hen wilde uitzenden naar de vier windstreken.
| |
| |
| |
[Origineel]
Nu merct hier grote wonderlichede.
Sijn arme droge simpelhede
Ne adde nemmeer dan vii kinder
In i arem coventkin ghinder,
Ende hi begherde mettien allene
Alle die kerstine ghemene
Toter penitencie te dwingene
Ende onsen Here toe te bringene.
‘Gaet,’ zeiti, die soete vader,
Te zinen kindren allegader,
‘Boodsceipt al den lieden vrede,
In verlanessen van sonden.
In pinen sijt gedochtich vonden,
Sijt wakende in u gebede,
Sijt in u spreken gemate,
Van zeden swaer ende gesate,
Danct lieflike sgoets datmen u doet,
Want om dit naect u metter spoet
Hier boven in den ogen troon
Die broeders negen daer up daerde
Omoedelike dor zine waerde
Fransoise ons Heren knecht.
Met bliden geeste ontfinc si echt
| |
[Prozavertaling]
Zie nu toch eens hoe wonderbaarlijk dit alles is. In zijn arme, sobere eenvoud had hij daar niet meer dan zeven volgelingen in een armzalig kloostertje, en alleen met die zeven wilde hij alle christenen tegelijkertijd tot boetedoening overhalen en tot God brengen. ‘Ga,’ zei hij, de minzame vader, tot zijn verzamelde kinderen, ‘en verkondig vrede aan alle mensen; predik ook boetedoening tot vergiffenis van zonden. Zorg ervoor dat men u lijdzaam zal vinden, wees waakzaam in uw gebed en ook ijverig in uw arbeid, wees bescheiden in uw spreken en ernstig en waardig in uw doen en laten; dank steeds van ganser harte voor de weldaden die men aan u verricht, want hierom zal u spoedig, hierboven in de hemel, van God het eeuwige loon ten deel vallen.’
De broeders knielden deemoedig op de grond uit achting voor hem, voor Franciscus, de knecht van onze Heer. Met opgeruimde geest ontvingen
| |
| |
| |
[Origineel]
Tgebod der onderhorichede.
‘Dijn pensen zoutu werpen al
In Gode: Hi es, Die di voeden zal.’
Dit wort hi emmer te zegne plach,
Welctijt so hi up enigen dach
Enigen broeder senden woude
Om zake die hi doen soude.
Dat hi te spegele es gegeven
Ende texemplen andren lieden,
Datti eer doen zoude eer gebieden.
Met enen geselle dat hi tijt
Tenen houke waert der werelt wijt.
Dander vi in cruce maniere
Sendde driesins de goedertiere.
Niet lange daer na beghert de vader
Sijn convent te siene te gader,
Ende, want hi niet adde de macht
Dat hise te zamen adde bracht,
Bat hijt Gode te doene daer,
Die ne gene dinc es zwaer.
Dus gesciede van hem lieden,
Dat sonder enichs menscen ombieden,
Ende des niemen wanen ne soude,
- Also als de vader woude
| |
[Prozavertaling]
zij ieder op hun beurt het gebod van gehoorzaamheid. Tot ieder van hen afzonderlijk zei hij nog: ‘Je moet al je gedachten op God richten: Hij zal voor je zorgen.’ Deze woorden zou hij altijd blijven uitspreken, steeds wanneer hij een broeder zou uitsturen om ergens een taak te verrichten. Hij besefte zelf goed dat hij tot spiegel en tot voorbeeld was gemaakt voor anderen, dat hij eerst zelf doen moest, voordat hij mocht gebieden.
Met één metgezel trok hij nu naar één uithoek van de wijde wereld. En de overige zes stuurde de goede man in de drie andere richtingen, net zoals een kruis zich uitstrekt.
Korte tijd daarna wilde Franciscus zijn volgelingen bijeen zien en omdat hij hen zelf immers niet bijeen kon brengen, vroeg hij dit aan God, voor Wie niets te moeilijk is. En zo gebeurde het dat hun gezelschap op één plaats bijeen kwam - zoals Franciscus dat wilde en God zelf alleen ten uitvoer bracht -
| |
| |
| |
[Origineel]
Ende God zelve allene dede -
Dat covent quam tere stede.
Wonder adden ende niet clene.
In dien tiden so gesciede,
Dat hem an quamen iiii liede,
Erachtich ende van goeder namen.
Fransois wart geware dies,
Dat hem tgetal van broedren wies.
Hem enten zinen heefti gescreven
Met simplen woorden haer leven,
Daer hi der ewangelien woort,
Die God zelve brochte voort,
In leide als een fondament
Dat nemmermeer wort gescent.
Ooc daer in hi zetten dede,
Die bedaerflijc wesen dochten
Hoe si tsamen leven mochten.
Doe quam hem in sinen moet,
Dat hem dochte wesen goet
Toten paues van Rome te gane,
Hem gone dinc doen te verstane
Ende bi hem worde uut gegeven
Die dinc die hi hevet gescreven.
| |
[Prozavertaling]
zonder dat ook maar een mens dat bevolen had en zonder dat iemand het kon verwachten. Hierover verbaasden zij zich allemaal in hoge mate.
In diezelfde tijd voegden zich nog eens vier eerbiedwaardige mannen van goede naam bij hem; zo waren zij met z'n twaalven. Franciscus zag hoe het aantal van zijn volgelingen groeide. Voor zichzelf en de zijnen heeft hij toen in eenvoudige bewoordingen hun leefregel op schrift gesteld, waaraan hij het woord van het evangelie, dat Jezus zelf gesproken heeft, ten grondslag legde als een fundament dat nooit werd vernietigd. Ook beschreef hij daarin nog een klein aantal andere zaken over hoe zij tezamen zouden leven, die hem nuttig schenen.
Toen bedacht Franciscus dat het wel verstandig zou zijn naar de paus in Rome te gaan om hem dit alles voor te leggen, zodat alles wat hij had opge-
| |
| |
| |
[Origineel]
Dus achti metten simplen gesellen
Des paefs zitten, daer wi of tellen,
Te soukene, want hi hem zere
Allene troost up onsen Here.
God selve Die hevet mettien
Van hogen zinen wille gesien
Ende zijn geselscap te baerteert mede
Om sine grote simpelhede.
Doe trooste Hine te desen doene
Hi sach, hem dochte dese dinc,
Dat hi bi enen wege ghinc,
Daerbi i boom stont, dochten mede,
Van herde groter hoochede.
Ende als hi daer toe was gegaen
Ende onder den boom gestaen
Ende hi der hoocheit adde wonder,
Al daer hi dus stont daer onder,
Wart hi bi Gods mogenthede
Up geheven daer ter stede,
Datti den hoochsten top gerochte
Ende hine lichtelike brochte
Bughende met cleenre pine
Hi, die shelichs Geests was vul,
Ne was des visioens niet dul,
| |
[Prozavertaling]
schreven door de paus goedgekeurd zou worden. Dus besloot hij met zijn eenvoudige metgezellen de pauselijke zetel, waarover ik verteld heb, te gaan bezoeken, omdat hij zich alleen maar verliet op onze Heer.
God zelf bemerkte vanuit de hemel wat Franciscus wilde en zag ook zijn gezellen, ontsteld door Franciscus' grote eenvoud. Hij bemoedigde hem met het volgende visioen: het leek Franciscus of hij over een weg liep waarlangs een boom stond van, zo scheen het hem, een enorme hoogte. Toen hij ernaartoe was gelopen en eronder stond en zich verbaasde over die hoogte, werd hij, terwijl hij nog steeds onder die boom stond, door Gods Almacht zó hoog opgeheven dat hij de hoogste top kon aanraken en die boog hij zonder veel moeite neer, geheel volgens zijn wil. Franciscus, die vervuld was van de Heilige Geest, begreep de betekenis van het visioen heel goed en legde de
| |
| |
| |
[Origineel]
Maer hi verstont des booms hoochede
Tote des paues mogentede,
Die hem de zake soude gehingen
Die hi hem soude te voren bringen.
Van zinen geeste worti blide.
Die broeders nevens sire zide
Ende heeft den wech met hem bestaen.
Als hi te Rome quam inden hove
Voor die princhen van groten love
Ende hi in zijn ondiere cleet
Voor den paues wort geleet,
Daer ondecte hi zinen moet.
Nerenstelike met groter omoet
Bat Fransois, hem daer te gevene
Dese voor sede regle van levene.
Gods vicaris hevet bekent,
Die paues, die derde Innocent,
i goet man ende zere vroet,
Fransoise reinen simplen moet
Enten narenst van sinen zinne,
Vander achtinghe, van zinen beginne
Ende sinen bernende helegen wille.
i deel booch hi, al dede hijt stille,
Them waert met groter zochtede
| |
[Prozavertaling]
hoogte van de boom uit als de macht van de paus, die hem zou toestaan wat hij hem zou voorleggen. Hij werd blij van geest, bemoedigde zijn broeders in Gods naam en ging met hen op weg.
Toen hij in Rome bij het pauselijke hof aankwam bij de eerbiedwaardige kardinalen en in zijn grove kleed voor de paus werd geleid, zette hij daar zijn bedoelingen uiteen. Gedreven en ootmoedig verzocht Franciscus hem de leefregel, waarover ik hiervoor verteld heb, toe te staan. Gods vicaris, paus Innocentius iii, een uitermate heilig en wijs man, bemerkte Franciscus' zuivere, eenvoudige inborst en de oprechtheid van zijn bedoelingen, zijn voornemen en zijn opzet, en zijn brandende heilige wil. In zijn hart was hij wel geneigd met grote goedertierenheid aan zijn verzoek te voldoen. Maar toch stelde hij het nog uit de strenge leefregel die Franciscus van God
| |
| |
| |
[Origineel]
Nochtan vorste hi te gevene
Die scaerpe regle van levene
Die daerme Gods wilde halen,
Want zulke van den cardenalen
Die dinc niewe wesen dochte
Ende datse geen mensce houden mochte.
Onder die cardenale stoet
i erachtich man ende vroet,
Die bisscop was van Sabine.
Mijn here Jhan was de name sine,
Die men van Sinte Pauwels hiet,
Ontfarmich up dat aerme diet,
Minre van alre helichede,
Ende helpre van Gods arme mede.
Die, als hi dit heeft verheest,
Ontsteken vanden Helegen Geest,
Den paues ende sine broedren mede
Dus andwoorde daer ter stede:
Dat dese arme mensche bit,
Als of te hoge ware ofte zwaer,
Jof ooc niewe - weet vorwaer,
Dat hi wille ebben gegeven
Der rechter ewangelien leven -
So moeten wi ons wachten dies,
Dat wi niet in onse verlies
| |
[Prozavertaling]
wilde verkrijgen, goed te keuren. Want aan sommigen van de kardinalen kwam dit alles voor als nieuwlichterij, waaraan geen mens zich zou kunnen houden.
Onder de kardinalen bevond zich een eerzaam en wijs man die bisschop was van Sabina. Zijn naam was Johannes van Sint-Paulus, een man, barmhartig voor het arme volk, bewonderaar van alle heiligheid en van Franciscus. Toen deze man dit alles hoorde, sprak hij, aangespoord door de Heilige Geest, als volgt tot de paus en zijn mede-kardinalen: ‘Wanneer wij ons allemaal verzetten tegen hetgeen deze arme man vraagt, omdat het te hoog gegrepen zou zijn, of te zwaar, of iets nieuws - denk erom dat hij een leven wil leiden zoals dat in het evangelie beschreven staat! - dan moeten wij ervoor oppassen dat het geen slechte gevolgen voor ons zal hebben, als we
| |
| |
| |
[Origineel]
Ne vallen, als wi weder seggen
Woort die in de ewangelien leggen.
Want so wie hi es, die seget
Dat in de ewangelie leget
Iet dat jeghen redene si,
Jeghen Jhesum Kerste, dats waer,
Die meester der ewangelien was,
So spreecti, sijt zeker das!’
Als dat geseit adde mijn here Jan,
Die paues, dat was i wijs man,
Heeft hem ten aermen gekeert
Ende met desen woorden geheert:
‘Lieve zone, bidt onse Here
Dat Hi ons Sinen wille lere
So dat wi mogen daer mede
Jonstich wesen ende coene
Dinen helegen wille te doene.’
Fransois, Gods ons Heren knecht,
Keerde hem al ter bede recht
Wat hem orbare was geseget
Ende wat den paefs int herte leget.
| |
[Prozavertaling]
woorden gaan weerspreken die in het evangelie staan. Want wie ook maar beweert dat in het evangelie iets staat dat onredelijk is, of nieuwlichterij, geloof me, of te moeilijk om te onderhouden, heus, die weerspreekt Jezus Christus, die de leermeester van de vier evangelisten was, wees daar zeker van!’
Toen Johannes dit gezegd had, wendde de paus, die een wijs man was, zich tot de arme Franciscus en eerde hij hem met de volgende woorden: ‘Mijn zoon, bid tot onze Heer dat Hij ons op jouw verzoek Zijn wil kenbaar maakt, zodat wij daarna met een gerust geweten jouw heilige verzoek in kunnen willigen.’ Franciscus, de dienaar van onze Heer, wijdde zich geheel aan het gebed en verkreeg door dit gebed, dat hij vol toewijding uitsprak, dat werd gezegd wat nuttig voor hem was en wat de paus in zijn hart al
| |
| |
| |
[Origineel]
Want daer hi sprac in i bispel,
Dat i riken coninc gevel,
Die gewillike te sire trouwe
Ontfinc i arme, scone vrouwe,
Die i kind bi hem gedrouch
Datten vader geleec genouch,
Ende hier omme hiet de vader
Van sire taflen voeden algader.
Als hi dat seide ende hem God hiet
Ende hi dat hevet bediet:
‘Men sal’, seget hi, ‘niet ontsien
Dat hem so yet sal messcien,
Dat si van hongre sullen bederven
Die kindre zijn vander Gods erven,
Die, vander aermer moeder geboren,
Tes coninx Kersts ymagen behoren
Bides Helichs Geests mogentede,
Noch gewonnen sullen sijn.
Of God vanden hogen trone
Sinen volgers belooft te lone
Dat rike dat niet mach henden,
Vele lichteliker machi hem zenden
Die lijfnere, daer Hi beraden
Die goede heeft metten quaden.’
| |
[Prozavertaling]
gevoeld had. Want hij vertelde in een gelijkenis dat er een rijke koning was die vol genegenheid trouwde met een arme, knappe vrouw, die hem een kind baarde dat sprekend op de vader leek, en daarom gaf de koning bevel dat dat kind geheel en al van zijn tafel gevoed moest worden. Franciscus zei wat God hem opdroeg en legde het ook uit: ‘Men moet niet vrezen dat Gods kinderen ook maar iets zal overkomen en dat zij van honger zullen omkomen, zij die, geboren uit een arme moeder, gelijken op Christus, de Koning, door de almacht van de Heilige Geest, of zij die in armoede, ergens in een arme streek, nog geboren zullen worden. Als God in de hemel zijn volgelingen belooft hun het rijk dat nooit zal eindigen als beloning te geven, dan zal Hij hun nog veel gemakkelijker het levensonderhoud geven, omdat Hij toch de goeden met de kwaden verzorgd heeft.’
| |
| |
| |
[Origineel]
Die bispel van deser lesse,
Den zin entie verstannesse
Verstont wel de paues, de here,
Ende wonderts utermaten zere.
Ooc verstont hi ter selver stonde
Dat Cristus sprac uut zinen monde.
Ooc dedem al daer ter stat
Die Helege Geest verstaen al dat,
Dat zijn droom al sonder waen
In dien man soude zijn vuldaen,
Die hem te voren cortelike
Was vertoget van hemelrike.
Die paues vertelde datti zach
In sinen drome, daer hi lach,
Wille vallen uut haren stane
Ende harde na den valle zijn.
Daer quam een arem mannekijn,
Ne bore groot ende versmaet,
Die metten rigghe daer onder gaet
Ende onder zettetse so wel
Dat die kerke niet ne vel!
‘Bi waerheden’, sprac die here,
‘Dits die gone bi wies lere,
Bi wies doene, bi wies gewerke,
Onder zet sal sijn die kerke.’
| |
[Prozavertaling]
De paus begreep deze gelijkenis en de bedoeling en de betekenis ervan goed en hij verbaasde zich er zeer over. Tevens begreep hij dat Christus had gesproken door Franciscus' mond en ook deed de Heilige Geest hem verstaan dat de droom, die hem kort tevoren vanuit de hemel was gezonden, door deze man in vervulling zou gaan. De paus vertelde dat hij in een droom had gezien hoe de kerk van Lateranen leek om te vallen en op het punt stond in te storten. Er kwam een arm, klein, onaanzienlijk mannetje aan, dat met zijn rug onder de kerk ging staan en die zó goed ondersteunde dat zij niet instortte! ‘Waarlijk,’ zo sprak de paus, ‘dit is de man door wiens leer, levenswijze en daden de kerk gestut zal worden.’
Hierom had hij Franciscus lief en was hij hem goedgezind, en hij schikte zich toen naar zijn wens en was hem nog meer genegen dan ooit. De paus
| |
| |
| |
[Origineel]
Hier omme addine lude ende stille
Vercoren met goeden wille
Ende omoedichdem daer ter stede
Ende addene zonderlange vercoren
Meer dan hi adde te voren.
Die paues gaf hem daer ter stede
Sinen eesch ende sine bede
Meer te gevene daer naer.
Sine regle heefti uut gegeven,
Gelovet ende geprijst sijn leven
Ende hiet hem penitencie mede
Den leken broeders die daer waren
Met hem comen inder scaren,
Dedi clene crunen sceren,
Om datsi zonder yemens weren
Predeken soude dat Gods woort.
| |
[Prozavertaling]
voldeed aan Franciscus' verlangen, willigde zijn verzoek in en beloofde hem dat hij hem later nog meer zou geven. Hij bekrachtigde zijn leefregel, loofde en prees zijn levenswijze en droeg hem ook op overal boetedoening te prediken. De lekenbroeders die als reisgezellen met Franciscus waren meegekomen, liet hij de kruinschering toedienen, opdat ze zonder de minste tegenstand voortaan overal vrijelijk Gods woord konden verkondigen.
|
|