Maerlants werk. Juweeltjes van zijn hand
(1998)–Jacob van Maerlant– Auteursrechtelijk beschermd[Prozavertaling]experiment: neem een jong hondje dat nog bij de moeder drinkt en leg dat op de borst bij iemand die lijdt aan een chronische ziekte; vaak zal dat de zieke verlichting geven en sterft het hondje. Reuen zullen teven niet bijten, tenzij ze ertoe gedwongen worden: zo is het bij bijna alle dieren. Schaam je, hardhandige man! Een man die zijn vrouw niet met zachtheid behandelt, is het niet waard man te heten. Het is de gewoonte van honden om schone plaatsen te bevuilen. Schoenen van hondenleer zijn heel goed tegen jicht, maar als een hond ergens een mens ruikt met zulke schoenen aan, tilt hij zijn poot op en plast er op.
Daxus is, geloof ik, de das, een dier dat zelden groter dan de vos wordt aangetroffen, met korte poten die niet alle vier even lang zijn. Want het kortst | |
[pagina 325]
| |
[Origineel]Want curtst sijnsi ter luchter side
Ende dar omme soeketi vlucht ter lide
Emmer in die waghenslaghen,
Welkentijt dat hi hem hort jaghen.
Hi set die rechtre been int dal
Ende die luchtre boven al.
Dat vel eveti dicke yard
Ende yvarwet ten grauven ward.
Sijn smer wast ende waent
Metter mane in elke maent:
Ja slamene alse die mane es niet,
Dat mere gheen smere inne siet.
Men maect salve van sinen smare
Jeghen quetsinghe, goet ende mare,
Ende dit es dat te wonderne scijnt,
Want sine bete es yvenijnt
Ende sijn smare so gans mede
Jeghen misselike siechede.
Maer die redene dier men toe gheeft
Dats dat hi bi wormen leeft
Die ghevenint sijn ende bi slanghen;
Dar of moetent sine tande ontvanghen.
Esculapius, die vroet was,
Hi scrivet dus vanden das:
Bestrijc den ghenen hare leden
Metten smare, die ebben den rede:
| |
[Prozavertaling]zijn de poten aan de linkerkant en daarom zoekt hij altijd een vluchtweg in een wagenspoor, als hij merkt dat er jacht op hem gemaakt wordt. Hij gaat dan met zijn rechterpoten in het spoor lopen en met zijn linkerpoten ernaast. Hij heeft een dichtbehaarde, grijze vacht. Iedere maand wordt zijn vetlaag dikker en dunner, gelijktijdig met de standen van de maan: als je hem doodt bij nieuwe maan, vind je geen vet op zijn lijf. Van dassenvet maakt men een uitstekende zalf voor verwondingen. Het lijkt verwonderlijk dat zijn beet giftig is en dat zijn vet juist genezend werkt bij allerlei kwalen. Maar de oorzaak die men hiervoor geeft, is dat hij wormen en slangen eet die giftig zijn: daardoor komt er gif aan zijn tanden. De wijze Esculapius schrijft over de das: bestrijk de ledematen van iemand die koorts heeft met dassenvet en hij zal beter worden. Zijn hersenen, gekookt | |
[pagina 326]
| |
[Origineel]Em wert te bet in hare node.
Sine ersenen in olie ysoden
Die doet al evel ghenesen
Dat ans menscen scamenesse mach wesen.
Sijn bloet ende sout der mede
Ghestreken an des menscen lede
Bescermet iii daghe den man,
Dat hem ghene mort plaghe comt an.
Dar toe mede sine oden
In oneghe wel ysoden
Ende nuchterne gheten dan,
Gheven macht den vercouden man
Dat hi iii daghe der na wel
Pleghen mach der vrouwen spel.
Van der d segic nemmee;
Nu hord vort van der e.
|
|