zou niet best zijn wanneer Hector gedood zou worden door een slappeling -, maar de manier waarop door Achilles' handen de voorspelde ramp voltrokken wordt, getuigt wel van een verregaande verraderlijkheid. Jacob van Maerlant verwoordt het heel duidelijk in de laatste tientallen versregels van het eerste fragment, door hem toegevoegd ten opzichte van zijn bron. Hij verandert daarbij zelfs van aanspreekvorm, wanneer hij zich tot de beide tegenstanders - de een dood, de ander nog in leven - richt: ‘Ghy, her Hector, bloeme van ertrike’ en ‘Du, her Achilles, boese deghen [slechte ridder, schurk]’. Hier gaat alle aandacht niet, zoals gebruikelijk, naar de winnaar Achilles, maar naar de verliezer Hector, wiens tragische dood zo sterk mogelijk wordt aangezet.
Zij die het verhaal van Hectors dood kennen uit Homerus' Ilias, zullen zien dat Maerlants versie sterk afwijkt van het verhaal bij Homerus. Dat blijkt onder andere bij vergelijking van de afscheidsscène. Het afscheid van Andromache en Hector is bij Homerus teder en weemoedig. In de Ilias negeert Hector zijn kind niet, zoals bij Maerlant. Het kind huilt daar geschrokken bij het zien van de helmbos van zijn vader, waarop Hector zijn helm afzet en zijn kind in de armen neemt. Ook de tekening van de personen van Hector en Achilles verschillen nogal in het Grieks en in het Middelnederlands. Bij Homerus slaat Hector op de vlucht, achternagezeten door Achilles, bij Maerlant is Achilles de schurk.
Het relaas van de belevenissen van Aeneas en de zijnen, waarvan het tweede fragment een gedeelte vormt, heeft de Middelnederlandse dichter bewerkt op basis van een tekst die hij al in zijn schooltijd moet hebben leren kennen, de Aeneis van de Romeinse dichter Vergilius (70-19 v. Chr.). Met deze bewerking leverde Jacob van Maerlant de alleroudste Nederlandse Vergilius-vertaling.
Andromaches droom, waaromheen het gehele eerste fragment draaide, is uiteindelijk geen bedrog gebleken en ook in het tweede fragment spelen voorspellingen een belangrijke rol. De Trojaan Aeneas is erin geslaagd met zijn blinde vader Anchises en een aantal metgezellen uit Troje te ontkomen. Hem is door de goden voorspeld dat hij de stichter van Rome en daarmee de stamvader van de Romeinen zal worden. Op hun omzwervingen om Italië te bereiken belanden de Trojanen op een eiland, waar de harpij Celaeno hun nog heel wat ontberingen in het vooruitzicht stelt, voordat hun doel bereikt zal zijn. Later treffen we Andromache weer, gevlucht uit het brandende Troje, opnieuw getrouwd en, op de plaats waar een nieuw Troje gesticht is, in tranen de sterfdag van haar overleden echtgenoot herdenkend. Juist op dat moment arriveren Aeneas en zijn metgezellen. Er volgt een gelukkige hereniging van oude bekenden, maar Aeneas' einddoel is nog niet bereikt, zodat de reis na enige tijd voortgezet wordt. Helenus, eveneens een zoon