Merlijn, naer het eenig bekende Steinforter handschrift
(1880)–Jacob van Maerlant– AuteursrechtvrijHoe die koninck Artur street tegen ene vreeslikeGa naar voetnoot31 catte.Hier secht dit boec: doe warenGa naar voetnoot32 leden
34940[regelnummer]
Drie dage, zeide Merlijn ter steden:
‘Here, over gene lacGa naar voetnoot33 es uwes te doenGa naar voetnoot34
Want daer en es negeen man so koenGa naar voetnoot34,
Die daer dorst wanderen om enen viant,
Die in enen berge woent in dat lant’.
34945[regelnummer]
‘Hoe’, zeide die koninck, ‘eest maer één man,
Wat soudewy alle derwaert dan?’ -
‘Neen, here’, zeide doe Merlijn saen,
‘Dat es eene catte, een Duvel, sonder waen,
Die so vreeslyc es tansine mede,
34950[regelnummer]
Men sach nie desgelykes in gener stede’.
‘God, Here, genade!’ zeide die koninckGa naar voetnoot35,
‘WanenGa naar voetnoot36 mach komen alsulken dincGa naar voetnoot35?’
| |
[pagina 391]
| |
‘Here’, zeide Merlijn, ‘des es vier iaer,
Ter Opvaert Onses Heren, wet vorwaer,
34955[regelnummer]
Dat een viscer ter Losanen quam
Te viscene in den lac, alsic vernam,
Ende warp sijn nette in den lac voertmere
Ende gelovede den ierstenGa naar voetnoot1 vise Onsen Here.
Dien hi daer soude vaen nu mede;
34960[regelnummer]
Doe vinc hi enen sconen snoec ter stede
Die dertich scellingeGa naar voetnoot2 mochte waert wesen:
Doe zeide hi: ‘God, dune salsGa naar voetnoot3 niet bebben desen,
Maer du sals hebben nu den naesten;
Hi warp sijn nette in met haesten,
34965[regelnummer]
Ende vinc enen betrenGa naar voetnoot4 dan diersteGa naar voetnoot5 was;
Doe zeide hi: noch sal God beiden nadas,
Want den derden sal ic hem geven;
Echt warp hi sijn nette daer beneven,
Ende vinc een clene swart kattekijn;
34970[regelnummer]
Doe zeide die viscer: dit (en) mach niet sijn,
Dat kattekyn sal ic behouden met,
Want entrouwen, God, ic wil gy dat wet,
Ic hebbe wel te doene der catten,
Ic hebbe thues vele muse ende ratten.
34975[regelnummer]
HiGa naar voetnoot6 hielt se so lange, datsi verbeet ter stede
Hem ende sijn wijf ende sine kinder mede;
Doe liepsi an enen berch in dlantGa naar voetnoot7 daer,
Daer siGa naar voetnoot8 noch sint hevet gewesen daernaer,
Ende verbijtGa naar voetnoot9 ende dodet, nacht ende dach,
34980[regelnummer]
Al datsi daerop ervaren mach;
Ende siGa naar voetnoot8 es eislyc ende groet mede.
Gy sult daer varen, ende vertroesten ter stede
Die goede liedeGa naar voetnoot10 ende helpen uter noet’
Dit hadde den baronen wonder groet,
34985[regelnummer]
Ende zeiden, twaerGa naar voetnoot11 een miracle vorwaer
Van Onsen Here, ombedat die viscer daer
Niet en dade datGa naar voetnoot12 hi gelovede Gode.
Doe hiet die koninck, dat men gebode,
Dat men trossen soude ende laden,
34990[regelnummer]
Ende ten lakewaert varen met staden.
Dns voerensi derwaert, ende vonden daer lant
DlantGa naar voetnoot7 verwoestet, verre ende naer,
Want daer en dorste nieman wonen intGa naar voetnoot13
Doe voerensi tot an den berch thant;
34995[regelnummer]
Daer dade die koninck logieren, ter stede,
Ene halve myle na den berch mede;
Daer nam die koninck met hem doe
Den koninck Lot ende Gawine daertoe,
Ende sine broeder ende Merlyne mede;
35000[regelnummer]
Si wapenden hem ende reden, ter stede,
Opten berch daer die catte was.
Doe wijsde hem Merlijn dat hol nadas,
Ende zeide doe toten koninck ArtuerGa naar voetnoot14:
‘In dat hol es die felle creatuerGa naar voetnoot14’.
35005[regelnummer]
‘HoeGa naar voetnoot15 salsi wtkomen’? zeide Artur saen;
‘Si sal sciereGa naar voetnoot16 wt komen gegaen’,
Zeide Merlijn, ‘maer hoedet iu naer,
Si sal iu vreeslyc oplopen daer’.
‘Nu vaert achterwaert’, zeide Artur doe;
35010[regelnummer]
Ende si dadentGa naar voetnoot17, ende Merlijn gincGa naar voetnoot18 toe,
Ende wispelde sere, secgic iu;
Entie catte, die dat hoerde, quam nu
Uten hole gescietenGa naar voetnoot19 na desen;
Si meendeGa naar voetnoot20, datGa naar voetnoot21 een beeste hadde gewesen;
35015[regelnummer]
Si hadde honger ende voer ten koningewaert.
Ende alset die koninck sach, hielt hi ter vaert
Sijn speer daertegen, ende meendeGa naar voetnoot20 se daermede
Doersteken; maer si nam dat yser ter stede
Ende tracketGa naar voetnoot22 so sere, dat die koninck wel naer
35020[regelnummer]
Gevallen was, ende mettenGa naar voetnoot23 wringen daer,
Dat die koninc wranc dat speer alsoe,
Brac sijn speer af dat yser doe;
Doe warpet die koninck uter hant,
Ende tracGa naar voetnoot22 sijn swaert ende deckedem te hant
35025[regelnummer]
MettenGa naar voetnoot23 scilde; entieGa naar voetnoot24 catte spranc daernaer
Op hem ende meendeGa naar voetnoot20 ne verworgen daer;
Maer die coninc scoetseGa naar voetnoot25 metten scilde weder,
Datsi ter aerden vielGa naar voetnoot26 doe neder
Maer si was thant weder op hem gevlogen,
35030[regelnummer]
Entie koninck hadde tswaertGa naar voetnoot27 getogen,
Ende sloech haer een sticke af in dat hoetGa naar voetnoot28;
Maer die hernenpanne en hadde gene noet,
Want dat was hart, dat hi des niet
Ontginnen en konde, wat gescietGa naar voetnoot29.
35035[regelnummer]
Nochtan vielGa naar voetnoot26 si van den slage neder,
Maer si spranc tehant op weder,
Ende namne by den scoudrenGa naar voetnoot30 na dien dingen,
| |
[pagina 392]
| |
Dat die clawen dor den halsberch gingen,
Ende intie scouderGa naar voetnoot1 oec daernaer;
35040[regelnummer]
Ende si scoerdeGa naar voetnoot2 den halsberch daer,
Datsi wel driehondert malien mede
Uten halsberch scoerdeGa naar voetnoot2 ter stede,
Sodat hem dat rode bloet
Wt sinen scouderen ter stede vloet,
35045[regelnummer]
Ende dat hy byna gevallen was;
Ende hi liep der catten op nadas,
Daersi sat haer poten ende lickede mede
Van den bloede; doe sine sach ter stede
Tot haerGa naar voetnoot3 komen, scoet si hem toe
35050[regelnummer]
Ende meendene vor begripen doe;
Maer hi warp haer den scilt tegen;
Daer hevetsi haerGa naar voetnoot4 clawen ingeslegenGa naar voetnoot5,
Datsi den scilt al te male dorsloech
EntenGa naar voetnoot6 koninck so na haer droech,
35055[regelnummer]
Dat hi byna was daer neder;
Maer die koninck hieltenGa naar voetnoot7 so vaste weder,
Datsine hem niet konde ontrecken daer;
Ende hi nam sijn swaert daernaer,
Ende sloech haer die vorenste voeteGa naar voetnoot8 af doe
35060[regelnummer]
Ende si viel op daerde; doe liep hi toe,
Die koninck, ende liet den seilt vallen saen
Ende meende die catte echter slaen,
Maer si scoet hem intGa naar voetnoot9 aensicht daernaer,
Ende begreepne metten achtersten voetenGa naar voetnoot10 daer,
35065[regelnummer]
Ende metten tanden, ende beeten doe
Dat hem tbloet verspranc alsoe.
Doe nam hi tscerpe van siuen swaerde,
Ende meendese dorsteken metter vaerde;
Ende doesi dat swaert gevoeide saen,
35070[regelnummer]
Lietsi haer vallen ende lieten gaen;
Maer si bleef metten clawen daer
In den halsberge houden naer,
Ende thovet hinc doe nederwaert;
Doe sloech die koninck mettervaert
35075[regelnummer]
DachtersteGa naar voetnoot11 been af ter stede,
Entie buec vielGa naar voetnoot12 ter aerden mede,
Ende crect so lude, dat ment van daer
Hoerde daer dat heer lach vorwaer,
Dat ene halve myle was;
35080[regelnummer]
Des menegen sere wonderde, sijt seker das,
Die dat in den heer boerden naer,
Die meenden, dat die Duvel waerGa naar voetnoot13;
Doe begansi te wentelen na desen,
Ende hadde gerne in haer hol gewesen;
35085[regelnummer]
Maer die koninck liep haer tegen doe,
Ende si warp haer op met crachteGa naar voetnoot14 alsoe,
Ende woude optenGa naar voetnoot15 koninck springen;
Entie koninck stacse, na dien dingen,
Tuscen die dyeGa naar voetnoot16, dat al dor ginc.
35090[regelnummer]
Doe quam Merlijn tot hem, na die dinc,
‘Wel, want ic en hebbe gene noetGa naar voetnoot20
Van den Duvel, dien ic hebbe doet;
Ic en quam nie in meerre noet
35095[regelnummer]
Noch in meerre angest mede,
Sonder van den giganteGa naar voetnoot21 ter stede,
Dien ic vor Carmelyde doet sloech;
Die dade my oec groet ongevoech,
Eer icken dode met gewelt’.
35100[regelnummer]
Doe namenGa naar voetnoot22 die heren sinen scilt
Ende besagenGa naar voetnoot23 die voete, die daerinne stakenGa naar voetnoot24,
Ende in den halsberch, na dien saken,
Ende zeiden, si en sagenGa naar voetnoot25 nie desgelike;
Doe voerenGa naar voetnoot26 si ten heerwaertGa naar voetnoot27 dapperlike,
35105[regelnummer]
Daer men feest hadde om der catten doet.
Ende doe die princen sagenGa naar voetnoot25 so groet
Die voete, entie clawen so lanc met,
WarenGa naar voetnoot28 si alle vertsagetGa naar voetnoot29, dat wet,
Van den groten wonder van dien;
35110[regelnummer]
Doe leidensi den koninck mettienGa naar voetnoot30
In sine tente ende ontwapendene daer
Ende besagenGa naar voetnoot23 dat gebetene naer,
Ende dat gekrassede van den clawen met,
Dat diepe in dat vel ginc, dat wet;
35115[regelnummer]
Doe wiescGa naar voetnoot31 men hem dat herde scone,
Ende legde hem sulc dinc daerop, na datgone,
Dat bem tfenijn al wttracGa naar voetnoot32 mede,
Ende bine liet sijn ryden niet ter stede,
Want des andren dages reet hi te Gaulewaert;
35120[regelnummer]
Enten scilt dade hi in derGa naar voetnoot33 vaert
Voeren, daer die voete inne waren;
Ende danderGa naar voetnoot34 voete dade hy daernareGa naar voetnoot35
In een coffer lecgen daer
Ombe te togene, gevieletGa naar voetnoot36, daernaer;
35125[regelnummer]
Enten berch, die te voren hiet mede
| |
[pagina 393]
| |
Die berch van der Losanen, hi hetenGa naar voetnoot1 dede
Den berch van der Catten voert;
Ende emberGa naar voetnoot2 meer sint, na die woert,
Wart hi die berch van der Catten gehetenGa naar voetnoot3.
35130[regelnummer]
Hier swiget dit boec, als wy dat weten,
Van der Catten nu voert ter ure,
Ende sal secgen van Merline ende van Arture.
|
|