Merlijn, naer het eenig bekende Steinforter handschrift
(1880)–Jacob van Maerlant– AuteursrechtvrijEnen strijt van den koninck Rione tegen die vier koninge.Daventure segget hier ter steden,
Dat Leodegans liedeGa naar voetnoot14 sere streden
23010[regelnummer]
Tegen koninck Rioens liedeGa naar voetnoot14 van Irlant.
Die van der tafelronden, sij iu bekant,
Streden so wtermaten sere daer,
Dat wonder was; maer wet vorwaer,
Dat Nasciens street so fierlikeGa naar voetnoot15,
23015[regelnummer]
Dat niemanGa naar voetnoot16 en was sine gelike;
Ende Adegans, die brune, dat wet,
Hi gesellede hem den koninek Artur met;
Dese drie waren so verre voren,
Datsi dander alle hadden verloren,
23020[regelnummer]
Ende werwaert datsi voeren ter stede,
Die drake volgede hem ember mede,
Ende haer gesellen pijnden hem te volgene daer,
Maer si en konden, wetet vorwaer,
Wantsi warenGa naar voetnoot17 so verre gereden,
23025[regelnummer]
Datsi en konden niet ter steden
Dat volek dorbreken, dat tuscen hem was;
Entie drieGa naar voetnoot18 gesellen, sijt seker das,
Pijnden hem sere, datsi in der vaert
Mochten komen an koninck Rioens standaertGa naar voetnoot19,
23030[regelnummer]
Dien drieGa naar voetnoot20 olifanten droegenGa naar voetnoot21 daer;
Ende koninck Ban ende co. Bohort vorwaer,
Doe si den koninck Artur, zeggic iu,
Verloren hadden, lietensi nu
Haer orse lopen met groter porsen,
23035[regelnummer]
Ende brakenGa naar voetnoot22 die batalye mettenGa naar voetnoot23 orsen,
Ende slocgenGa naar voetnoot21 mettenGa naar voetnoot23 swaerden doet
Wat dat quam in haer gemoet;
Ende si en rastenGa naar voetnoot24 niet van slagen,
ThentGa naar voetnoot25 si Merline vor hem sagen
23040[regelnummer]
Metten drake, dien hi droech nu.
Doe dese vive vergaderden, seggic iu,
Gingensi so vreeslyeGa naar voetnoot26 slaen,
Dat hem nieman enGa naar voetnoot27 konde ontstaen.
Doe quam die koninck Rioen ter steden
23045[regelnummer]
Met siner gisarmenGa naar voetnoot28 toegereden,
| |
[pagina 256]
| |
Ende dit was die meeste man
Entie vreeslikeste oec daeran,
Die men in der wereltGa naar voetnoot1 wiste doe,
Ende higemoete den koninck Bohorte alsoe,
23050[regelnummer]
Die jagede den koninck Faveroene,
Die ontvloen was in den doeneGa naar voetnoot2
Enen bogescoteGa naar voetnoot3 verre vorwaer
Van sinen gesellen; doe quam daer
Die koninck Rioen met xxvi koningen nu,
23055[regelnummer]
Die hem alle volgeden, zeggie iu,
Ende roet vor danderGa naar voetnoot4 daer alsoe,
Hi hadde sine gisarme in siner hant doe,
Ende sat op een groet swart ors mede.
Daer brachte geiaget jegen hem ter stede
23060[regelnummer]
Die koninck Bohort den koninck Faveroene
Ende hielten so kort na dien doene,
Dat hi hem gaf daer enen slach
Dat hi vor op sinen gereide lach,
Ende hi hoef den anderGa naar voetnoot4 daer iegen
23065[regelnummer]
Ende meende hem dat hovet hebben afgeslegenGa naar voetnoot5,
Maer dat ors hadde den breidel metten tanden
Ende droechen over also te handeGa naar voetnoot6
Van onder den slach; maer hi sloech daer
Dat ors achter doer, wetet vorwaer,
23070[regelnummer]
DatGa naar voetnoot7 si beide vielenGa naar voetnoot7 ter aerde
(Die koninck Faveroen metten paerde);
Doe overreet hine daer ter stede,
Oec badde hi daer afgegaen mede,
Hadde hi des stade gehat ter steden;
23075[regelnummer]
Maer die koninck Rioen quam daer gereden
Ende riep met ener luder kele:
‘Heer ridder, gy hebbet des gedaen te vele
Oec sal iu dat rouwen, sonder waen,
Want ic kome iu doet te slane saen,
23080[regelnummer]
Ende gy sult te hant weten, sijt seker des,
Dat tuscen hem ende my vrientscapGa naar voetnoot8 es’.
Doe sloech hi dat ors met sporen daer.
Die koninck Bohort sloech op hem daernaer
Wantet dochteGa naar voetnoot9 hem een Duvel wesen;
23085[regelnummer]
Hi was hem so verkomen binnen desen,
Dat hi hem konde gerumen niet,
Ende achter hem so vele volkes komen siet
Dat hem dochteGa naar voetnoot9 dat daernare
Alle die velde bedecket waren,
23090[regelnummer]
Ende hi sach wel doe al bloet,
Ontbeide hi sijns, hi waer doet.
Doe seide hi: ‘Genade, God, edel Here!
Vlie ic nu, ic en gewinne nembermere
Negene ere in al dat leven mijn,
23095[regelnummer]
Ende em bermere soudet my verweten sijn;
Noch hebbic liever te stervene met eren
Dan te levene met onneren;
Nu doe God Sinen wille met my,
Ic sal sijns ontbeiden’, seide hy.
23100[regelnummer]
Doe makede hi een cruce vor hem daer,
Ende hielt sijn swaert in der hant daernaer
Ende ontbeide des Duvels daer alsoe;
Entie koninck Rioen quam op hem doe,
Ende gaf hem enen slach so groet,
23105[regelnummer]
Dat wonder was hi en haddene doetGa naar voetnoot10
Ocht verminketGa naar voetnoot11; maer die koninck BohoertGa naar voetnoot12
Hielt sinen scilt daer iegen voert
Dat die slach quam optenGa naar voetnoot13 scilt daer,
Die al te stickenGa naar voetnoot14 vloech daernaer
23110[regelnummer]
Op sijn gereide, wetet vorwaer.
Nu was die Gigant erre, seggic iu,
Dat hi gemist hadde, ende keerde nu
Ende brachte die gisarmeGa naar voetnoot15 verheven;
Entie koninck Bohort sach hem beneven
23115[regelnummer]
Menegen man komen gevolgen naer,
‘Ic waerGa naar voetnoot16 wel sot’, zeide hi daer,
‘BleveGa naar voetnoot17 ic hier langer houdeneGa naar voetnoot18 mede’.
Doe sloech hi achterwaert ter stede
Daer sino liede streden met gewoudeGa naar voetnoot19,
23120[regelnummer]
Daer sach bi Boterne vaste houdenGa naar voetnoot19
Hervy van Riveel metten helme daer,
Die te voete stont vorwaer,
Dien si geslagen hadden ten stonden,
Dat hem dat bloet wt neseGa naar voetnoot20 ende wt monde
23125[regelnummer]
Storte, ende haddenGa naar voetnoot21 hem dat hovet te hants
Afgeslagen, en waer Agregans
Die Brune, diene nu daer
Sere bescudde. Doe quam daernaer
Die koninck Bohort, ende was hem leet,
23130[regelnummer]
Dat hine in desen anxteGa naar voetnoot22 weet;
Doe sloech hi sijn ors met sporen,
Ende hevet AroanseGa naar voetnoot23 daer verkoren,
Den koninck, ende Boterne, dien hi daer
Opten helm so sloech vorwaer,
23135[regelnummer]
Dat hi ter aerden scire lach
| |
[pagina 257]
| |
Dat hi en hoerde noch en sach,
Enten andren sloech hi mede,
Dat hi oec viel daer ter stede.
Alse Hervy was delivereertGa naar voetnoot1 alsoe,
23140[regelnummer]
Nam hi dat ors ende sat daerop doe,
Ende sloech in die batalie ter vaert,
Die ieGa naar voetnoot1 lanck ieGa naar voetnoot2 meerre wart,
Want alle die batalienGa naar voetnoot3 te dien tyden
Waren vergadertGa naar voetnoot4 in beiden syden;
23145[regelnummer]
EntieGa naar voetnoot5 koninck Rioen volgede ember naer
Den koninck Bohorte ende verhaeldene daer,
Daer hi den koninck AroanseGa naar voetnoot6 ter stede
Van den orse geslagen heeft mede;
Ende also vro als hine sach,
23150[regelnummer]
MeendeGa naar voetnoot7 hi hem geven enen slach,
Ende thoeftGa naar voetnoot8 hebben geklovet daer;
Ende alsi Bohort sach daernaer,
Die negenen scilt en hadde doe,
Hi sloech sijn ors vorwaert alsoe,
23155[regelnummer]
Ende hy gemyste sijns ter stede,
Ende gerakede dat ors achter mede,
Ende sloech hem den rugge duerGa naar voetnoot9,
Dat daer ter aerden storte ter uerGa naar voetnoot9,
Entie koninck Bohort vielGa naar voetnoot10 mede daer;
23160[regelnummer]
Maer hi spranc van den orse daernaer
Optie aerdeGa naar voetnoot11, want hi was dapper sere;
Doe wart die dranghGa naar voetnoot12 ombe den here
Herde groet van skoninck Rioens lieden,
Die hem volgeden nu ten tyden,
23165[regelnummer]
Dat hi kume bekeren mochte
Ende hem geweren onsochte.
Daer wart doe die strijt so groet,
Datsi moestenGa naar voetnoot13 achter voet
Enen bogescoteGa naar voetnoot14 ende oec meer;
23170[regelnummer]
Daer wart die koninck Bohort gequetset seer,
Want hem die koninck Rioen dede noet
Ombedat hine gerne sloegeGa naar voetnoot15 doet;
Ende alse Hervi den koninck sach doe,
Dat hi tonderGa naar voetnoot16 was alsoe,
23175[regelnummer]
Want hine vierGa naar voetnoot17 werf sach vallen saen
Over sine knien ende weder opstaen;
Sloech hi derwaert ombe hem daernaer
ThelpeneGa naar voetnoot18; hi hadde vorwaer
In siner hant ene spere groet,
23180[regelnummer]
Ende stac die daer in sijn gemoet
Den koninck Rioen dor den scilt ter stede,
Ende ontmalyede sinen halsberch mede
In dene syde, maer niet in dat lijf.
Die koninck Rioen hielt hem stijf
23185[regelnummer]
Entie koninck verhoef die gisarme ter stede,
Daer hi menegen KerstenGa naar voetnoot19 doet sloech mede,
Ende hi meende Hervi nu sijn hovet
Geclovet hebben, des gelovet,
Maer hi hielt den scilt daertagen;
23190[regelnummer]
Des hevet hi een quartier afgeslegenGa naar voetnoot20,
Ende daer die slach te dale ginc doe,
Sloech hi den orso den hals af toe,
Datsi beide ter aerden vielenGa naar voetnoot21 daer.
Doe Adragans sach daernaer
23195[regelnummer]
Sinen geselleGa naar voetnoot22 ter aerden vallen nuGa naar voetnoot23,
Was hi des herde erre, seggic iuGa naar voetnoot24,
Ende reet an den koninck Rione, den here,
Ende sloechen met sinen swaerde so sere
Opten helm, dat hine nicken dede
23200[regelnummer]
Op dat artsoen, ende hadde hi mede
Hem niet gehonden an den hals naerGa naar voetnoot25
Van den orse, hi waer gevallen daer,
Ende hadde hem mogen kerenGa naar voetnoot26 Adragant,
Hi hadde sinen geselleGa naar voetnoot22 gewroken thant.
23205[regelnummer]
Doe sine liede harenGa naar voetnoot27 koninck sagen alsoe
Op sijn paertGa naar voetnoot28 liggen waren sijsGa naar voetnoot29 onvroe;
Daer was een koninck, hiet SolinasGa naar voetnoot30,
Die des koninek Rioens maech was,
Ende hi was herde overmoedich mede;
23210[regelnummer]
Doe hi dit sach, nam hi ter stede
Ene spere in sine hant,
Ende reet so sere op Adragant,
Dat hine ter aerdenGa naar voetnoot31 droech aldaer;
Maer Adragant spranc op daernaer,
23215[regelnummer]
Entie drieGa naar voetnoot32 gesellen holpen hem doe
Ende weerdenGa naar voetnoot33 die liede van hem alsoe,
Dat hem niemanGa naar voetnoot34 genaken dorste,
Doe scotensi na hem, sonder vorste,
Met daerdenGa naar voetnoot35 ende met speren mede,
23220[regelnummer]
Dat sise mede wondeden ter stede;
Maer si waren van so goeder herten,
Dat hem niet en konde gesmerten
Want wat hem genakede sloegen si doet.
Die koninck Rioen ende sijn hoep
| |
[pagina 258]
| |
23225[regelnummer]
Hieltse so kort, datsi gevaen
Hadden geweset, en hadde gedaen
Nascien, die toe quam gereden,
Die hadde in siner hant ter steden
Enen spiet endo sloech in alsoe,
23230[regelnummer]
Ende wat hi daer gerakede doe,
MoesteGa naar voetnoot1 ter aerden vallen daer.
Doe quam die koninck Rioen daernaer,
Dien stac hi int opene van den scilde nu
Ende opten halsberch, seggic iu,
23235[regelnummer]
Ende stacken ter aerde averecht,
Ende bereidene so na sijn recht
Eer hi opstont, zijt zeker das,
Dat hi en wiste waer hi was;
Ende Nascien overreeten daernaer
23240[regelnummer]
Twewerf ochte drieGa naar voetnoot2, wet vorwaer;
Ende alse dat sine liede sagen,
Gingensi vaste derwaert iagen;
Daer wart Nasciens ors gesteken doet,
Daer hadden die drieGa naar voetnoot3 horen overwille groet
23245[regelnummer]
Ende Merlijn die dit wiste ter ure,
Riep doen daer den koninck Arture
Enten koninck Ban tienGa naar voetnoot4 stonden,
Entie heren van der tafelronden,
Ende zeide: ‘nu volget my saen,
23250[regelnummer]
Want die koninck Bohort vechtet, sonder waen,
Ginder self vierdeGa naar voetnoot5, dat zeggic iu,
Tegen al te male gene heren nu,
Ende es sere tonder, want die koninck Rioen
HoutGa naar voetnoot6 se so kort ende sine baroen,
23255[regelnummer]
Ombedat hi se doden soudeGa naar voetnoot7 dan’.
Alse dit hoerde die koninck Ban,
‘Here God!’ zeidi, ‘wyset my waer dat es,
Blivet mijn broeder doet, zijt seker des,
Nembermeer so (en) werde ic blide,
23260[regelnummer]
So lange als ic leve in negenen tyde’.
‘Volget my’, zeide Merlijn ten koninck Ban,
Want hier en es geen beiden an’.
Daer makede Merlijn doe nadas
Ene toverye, die wonderlyc was,
23265[regelnummer]
Ende dadeGa naar voetnoot8 een gestof van sande komen
Ende enen wint, die se hevet genomen
Ende op die Gigante al daer droech
So dicke, datsi haer ongevoech
Hadden, want voert van dien
23270[regelnummer]
En konde dene danderGa naar voetnoot9 niet gesien.
Doe wart daer een gehu nadas,
Ende Merlijn, die ember vor was,
KeerdeGa naar voetnoot10 den drakeGa naar voetnoot11 in siner hant;
Doe vloech daerwt al sulken brant
23275[regelnummer]
Ende vierGa naar voetnoot12, dat die drake warp wt,
Dat die lucht stanc overluet,
Entie brant hi vilGa naar voetnoot13 daer sciere
Al op der HeideneGa naar voetnoot14 baniere,
Ende dit versagedese sere daernaer;
23280[regelnummer]
Doe sloech Merlijn in den drangh daer,
Ende dorbraese aldaer ter stede,
Hi ende sine gesellen mede,
Ende quamen tenGa naar voetnoot15 koninck Bohort toe,
Die op sinen voetenGa naar voetnoot16 stont alsoe,
23285[regelnummer]
Ende sine gesellen, die daer waren
Haer helme alsoe dorslagen, twaren,
Datsi hem over dogen hingen ter stat,
Ende haer halsberge hadden menech gat;
Maer si en badden negene wonden
23290[regelnummer]
Die hem ietGa naar voetnoot17 scadeden tienGa naar voetnoot18 stonden.
Si hadden haer swaerde in haer hant bloet,
Si hadden so menege heidene doetGa naar voetnoot19,
Datsi met hoepen lagenGa naar voetnoot20 daer.
Doe quam die koninck Ban daernaer,
23295[regelnummer]
Ende sloech den koninck Mynappe alsoe,
Dat hine clovede toter borst toe;
Entie koninck Artur sloech ter stede
Enen Senne sijn hovet af mede,
Ende vor den koninck Rioene vloech daer;
23300[regelnummer]
Elc ander geselle sloech daernaer
Den sinen doet, die vor hem quam.
Doe die koninck Bohort dit soccoersGa naar voetnoot21 vernam,
Spranc hi, ende sine gesellen mede,
Over die dode, die lagen ter stede,
23305[regelnummer]
Ende ele nam een ors daernaer,
Ende ander helme, wet vorwaer,
Ende saten op ende reden nadas
Daer die strijt ten meesten was.
Dus duerde die strijt daer alsoe
23310[regelnummer]
Al toter vespertijt nu toe,
Doe waren die KersteneGa naar voetnoot22 sere tonder,
EndeGa naar voetnoot23 dat en was geen wonder;
Want die koninck Rioen hadde hondert man
Tegen enen KersteneGa naar voetnoot22 voertan,
23315[regelnummer]
Daer wart geruchte so groet, zeggic iu,
Dat die van Deneblase der stat nu
| |
[pagina 259]
| |
Dat die hareGa naar voetnoot4 te quaet hadden daer.
Als Sydonies, die borchgrave, na das
23320[regelnummer]
Sach dat sijn oem tonder was,
Die koninck Leodegan, ende so die mede
Gesconfiert hebben geweestGa naar voetnoot5 ter stede,
EnGa naar voetnoot6 hadde die koninck Artur gedaen
Ende sine geselscap, sonder waen,
23325[regelnummer]
Dier maerGa naar voetnoot7 driehondert en was,
Want alle vloensi op hem nadas,
Doe riep hi: ‘edele riddersGa naar voetnoot8, wapent iu
Want hier es des wael te doeneGa naar voetnoot9 nu,
Wy moeten noch heden verliesen al
23330[regelnummer]
OchteGa naar voetnoot10 winnen nu groet ende smal,
Ende onse erve behouden te hande
Tegen die Heidene, Godes viande;
EntieGa naar voetnoot11 stervet dor die Godes minne,
Hi blivet behouden in allen sinne,
23335[regelnummer]
Ende wy en mogen nembermere
Bet sterven met meerre ere
Dan nu, want siet ginder ter ure
Onsen gerechten here, den koninck Arture,
Die die heste van der werelt es,
23340[regelnummer]
Onder genen drakeGa naar voetnoot12, sijt seker des;
Hi es ons te hulpe komen nu
Ende settet sinen lichaem, seggic iu,
Vor ons ende aventure medeGa naar voetnoot13;
Nu waertGa naar voetnoot14 wel recht, dat wy ter stede
23345[regelnummer]
Ons aventuerden dor hem dan’.
Doe bereide hem daer menech man
Ende togen wt ende reden ter vaert
Dapperlike ten Heidenen waert.
Doe riep die koninck Leodegan:
23350[regelnummer]
‘StoutelikeGa naar voetnoot15 slaet in, mine man!
Siet mynen neve Sydonies nu,
Hi bringet ons soccoersGa naar voetnoot16 seggic iu’.
‘Here’, zeide doe Gwinemar mede,
‘Wat vermaendyGa naar voetnoot17 ons ter stede?
23355[regelnummer]
Wy sijn nu so verre gevaren
Dat wy alle doetGa naar voetnoot18 bliven, twaren,
OchtGa naar voetnoot19 wy moetenGa naar voetnoot20 verweren ons hier;
Daerombe soude elc sijn so fierGa naar voetnoot21
Ende met wapene hier gebaren,
23360[regelnummer]
Dat si hem soudenGa naar voetnoot22 van ons vervaren’.
Doe sloegenGa naar voetnoot23 si onder den drake daer
Ende volgeden Merlyne also naer,
Daer die koninck Artnr entie koninck Ban
Ende Bohoert ende menechGa naar voetnoot24 ander man,
23365[regelnummer]
Ende mede die van der tafelronden,
Wonder wrachten daer ten stonden.
Daer worden des koninges liede so machtech doeGa naar voetnoot25,
Datsi die Sennen dreven daertoeGa naar voetnoot26,
Datsi moesten achterwaert tien
23370[regelnummer]
Ende tot onder haer baniereGa naar voetnoot27 vlien;
Daer wordensi houdendeGa naar voetnoot28 voertmeer
Ende weerdenGa naar voetnoot29 hem wtermaten seer,
Ende Merlijn was an dene syde gevaren
Ende die van der tafelronden, twaren,
23375[regelnummer]
Tot hem komen, ende hi dadese naer
Haer orse vergorden alle vorwaer,
Ende haer wapene te poente setten,
Ende spereGa naar voetnoot30 nemen, sonder letten,
In haer hande, ende hietse soeGa naar voetnoot31
23380[regelnummer]
Haren vianden varen vaste toeGa naar voetnoot31.
Nu waren die Sennen vercoevertGa naar voetnoot32 daer,
Ende dreven danderGa naar voetnoot33 achterwaert daernaer;
Doe quam dese inridende mede,
Ende Merlijn riep op hem ter stede:
23385[regelnummer]
‘Nu sal ic sien, wieGa naar voetnoot34 dat wel sal doen,
Elc sij hier nu een lyoen!’ -
HiGa naar voetnoot35 zeide den koninck Artur nu:
‘Gy gedenket oevele, seggic iu,
Van den soeten cusse mede,
23390[regelnummer]
Dat iu lief iu gaf ter stede,
Doe gy van haer sciedetGa naar voetnoot36, God weet,
Noch hebdyGa naar voetnoot37 oevele verdient gereet’.
Doe dit die koninck Artur hoert,
Scaemde hi hem ende reet voert,
23395[regelnummer]
Ende versette hem in sinen stegereep doe
Met so groter kracht daertoe,
Dat die yser bogen, wetet dan.
Doe loechGa naar voetnoot38 daerombe die koninck Ban,
Ende wysede dat sinen broeder alsoe;
23400[regelnummer]
So fier gelaet hadde hi doe,
Datten die van der tafelronden daer
Te wonder ansagenGa naar voetnoot39, wetet vorwaer.
Ende zeiden, mochte hi leven enegen dach,
Dat men siner gelijken nieGa naar voetnoot40 en sach.
23405[regelnummer]
Doe riep Merlijn ‘Clarense’ daernaer,
| |
[pagina 260]
| |
Ende sloech in die batalie daer;
Si voerenGa naar voetnoot1 in met groter cracht
Ende elc hadde ene sterke scachtGa naar voetnoot2,
Ende stakenGa naar voetnoot3 al neder dat vor hem quam.
23410[regelnummer]
Die koninck Artur, als ict vernam,
Hadde gesteken den koninck Clarele,
Dat hijs genoech hadde tsinen dele;
Doe verkoes hi den koninck Rioene daernaer
Want hi verkendene, wetet vorwaer,
23415[regelnummer]
By derGa naar voetnoot4 coverturen, seggic iu,
Want die coverture, die hi droech nu,
Was met barden ende met kronen
Al gesaeitGa naar voetnoot5; doe hi sach dengonen
Die koninck Artur, hiGa naar voetnoot6 hoef sijn swaertGa naar voetnoot7
23420[regelnummer]
Ende sloech dengenen, metter vaertGa naar voetnoot7,
Dor den scilt entenGa naar voetnoot8 halsberch mede,
Ende haddene al dorslagen ter stede,
En hadde een porpoent gedaen
Dat van enen serpente, sonder waen,
23425[regelnummer]
Gemaket was, dat halp hem daer,
Dat hi der doet ontginck vorwaer;
Want dat vel van den serpente was
Boven dat porpoent, sijt seker das,
Dat was so hart ende so sterck met,
23430[regelnummer]
Dat ment nietGa naar voetnoot9 mochte dorslaen, dat wet;
Doch was die slach so groet ter stede,
Dat hine ter aerden vallen dede.
Doe die Gigante haren heer sagenGa naar voetnoot10 vallen,
VoerenGa naar voetnoot1 si derwaert saen met allen,
23435[regelnummer]
Ende streden den koninck Artur so an,
Datsi hem ende sijn ors dan
Vallen deden ter aerden saen.
Doe riep Merlijn, sonder waen,
Die riddersGa naar voetnoot11 van der tafelronden daer,
23440[regelnummer]
Dat sine varen bescudden naer.
Daer wart die strijt groet bysonder,
EntieGa naar voetnoot12 koninck Ban wrachte daer wonder;
Want hi met crachte bescudde te hande
Den koninck Artur onder sine viande;
23445[regelnummer]
EntieGa naar voetnoot12 koninck Leodegan ende Sydonies
DadentGa naar voetnoot13 dan wael, sijt seker des.
Maer die koninck Artur, doe hi hermonteertGa naar voetnoot14
Dade hi so groet wonder nadas,
Metter hulpen des koninck Bans ter stede, was,
23450[regelnummer]
EntieGa naar voetnoot12 koninck Bohort oec mede,
Metten riddersGa naar voetnoot11 van der tafelronden,
Datsi al die Gigante wederstonden,
Ende dreven van den plane daer.
Daer was die koninck Rioen vorwaer
23455[regelnummer]
Seer geaffelgiertGa naar voetnoot15 eer hi bescut was;
Ende als hi vernam die waerheit das,
Dat sine liede gesconfiert waren,
Ende hi vlien moesteGa naar voetnoot16 daernare
OchtGa naar voetnoot17 hi moesteGa naar voetnoot16 doet bliven daer,
23460[regelnummer]
VloeGa naar voetnoot18 hi met groten sere daernaer.
Doe dit sach die koninck Leodegan,
Dat die koninck Rioen daer te vliene began,
Volgede hi hem ende Sidonies
Ende Gwinemar ende Cleodales;
23465[regelnummer]
Ende banderGa naar voetnoot19 side die van der tafelronden
Volgdeden oec mede te dienGa naar voetnoot20 stonden,
Ende sloegenGa naar voetnoot21 daer so vele in dat jagen vlienGa naar voetnoot22,
Datsi met groten hoepen lagen;
Ende doe die koninck Rioen dus ginc
23470[regelnummer]
Sone heveten niemanGa naar voetnoot23 daer gesienGa naar voetnoot22
NoGa naar voetnoot24 gekent, dan die koninck Artuer;
Hi merkedene daer terselver uerGa naar voetnoot25,
Ende reet hem al stille swigende naer,
Dat nieman van den sinen wiste daer,
23475[regelnummer]
Waer hi was henen; ende banderGa naar voetnoot19 - syden
Jagede die koninck Leodegan tien tyden
Gloriante, Mynados, ende Golifere,
Dese drie koninge jagede hi sere
Allene dor den bosc alsoe;
23480[regelnummer]
Ende dander gesellen warenGa naar voetnoot26 doe
GescedenGa naar voetnoot27, tiene hier, twintech daer;
Dus duerde die jagerande daernaer
Toten dage eer si scieden.
Si sloegen doet van den liedenGa naar voetnoot28
23485[regelnummer]
So vele, datter maer ouGa naar voetnoot29 bleven daer
Twintechdusent te live verwaer
Van tweenhondertdusent manGa naar voetnoot30, die si ten tyden
Bracht hadden daer te striden.
Nu zwiget dit boeck hieraf ter ure,
23490[regelnummer]
Ende sal iu seggen van den koninck Arture
Ende van den koninck Rioene vorwaer,
DienGa naar voetnoot31 hi nu vaste volget naer.
|
|