Merlijn, naer het eenig bekende Steinforter handschrift
(1880)–Jacob van Maerlant– Auteursrechtvrij
[pagina 154]
| |
Hoe die koninckGa naar voetnoot1 Artur entie koninckGa naar voetnoot1 Ban entie koninckGa naar voetnoot1 Bohort, die eloeGa naar voetnoot2 baroene sconfierden.Hier vertellet voert die aventuer
Van den koninge Artuer,
13925[regelnummer]
Van ko. Bohort, van ko. Ban,
Doe si dus quamen ende haer man,
So en daden die elveGa naar voetnoot2 baroene in der nacht
NiemanneGa naar voetnoot3 doen negeneGa naar voetnoot4 sciltwacht,
Ende warenGa naar voetnoot6 gaen liggen slapen,
13930[regelnummer]
Beide heren ende oec knapen;
Maer dat geluckede den heren wale,
Datsi te sa mene lagenGa naar voetnoot5 al te male
In des koninges tente van den C. riddersGa naar voetnoot3 doe,
Si enGa naar voetnoot7 hadden van niemanneGa naar voetnoot3 hoede daer toe;
13935[regelnummer]
Ende doe si ontslapen waren daer,
Gevil dat koninck Loth daernaer
Droemde dat hi sach omtrint
EnenGa naar voetnoot8 vreeslicken storm ende wint
Verheven, zodat hi warp daer neder
13940[regelnummer]
Kercken, husen, wech ende wederGa naar voetnoot9,
In siner stat, heet Alberine,
Ende na den winde dochtemGa naar voetnoot10 in scine,
Dat quam die meeste donre mede,
Van al der werlt, zodat ter stede,
13945[regelnummer]
Van anxte hem dochte die werelt beven;
Daerna, dochte hem, quam daer beneven
Een water vloyende zo vreselyckGa naar voetnoot11
Dat alle die huse desgelijcGa naar voetnoot11
Van der stat enwech vloten geheel
13950[regelnummer]
Ende van den lieden een groet deel,
Ende hi selverGa naar voetnoot12 was in anxte mede,
Ombe verdrinckene in die stede,
Ende dat hi grote pine dogede, twaren,
Eer hi van daer konde ontvaren.
13955[regelnummer]
Met dat hi dus in anxte lach
MettenGa naar voetnoot13 wonder, dat hi sach,
Ontspranck hi, ende segende hem daer,
Ende stont op, ende teldeGa naar voetnoot14 daernaer
Sinen gesellen sinen droem,
13960[regelnummer]
Ende bat hem, datsi des namenGa naar voetnoot15 goem.
Doe vrageden sine gesellen daernaer,
Wanen dat groete weder komen waer
EntieGa naar voetnoot16 tempeest ende dat oreest;
Van den boscheGa naar voetnoot17, zeide hi, meest
13965[regelnummer]
Dochte hem dat weder quam gereet.
Doe zeiden die ander: ‘God weet,
Wy mogen nu wael seker wesen
Dat wy costelike na desen
Hebben zullen moynesse groet!’
13970[regelnummer]
Si gereiden hem met groter spoet
Ende weckeden die riddersGa naar voetnoot18 sint,
Ende hebbense alombe gesint,
Ende bevalenGa naar voetnoot19 hem, datsi vernamenGa naar voetnoot19
Of iergen enege liede quamenGa naar voetnoot19
13975[regelnummer]
Gewapent, die hem scaden mochten,
Dat sijtGa naar voetnoot20 alombe wael besochten.
Doe stondensi op ende wapenden daer
Herde wael ende waren daernaer
Alombe in dat lant, of si ietGa naar voetnoot21
13980[regelnummer]
Vernamen daer; oeck en letten niet
Die elve princen, si en daden mede
Haer wapene al an daer ter stede;
Ende Merlijn, die dit wiste eer,
Dade Arturs liede haesten teGa naar voetnoot22 meer,
13985[regelnummer]
So dat si quamen ter steden
Daer diegene wt waren gereden,
Ende ontmoetense ten wtvaren daer,
Ende al enGa naar voetnoot23 waren si niet wt vorwaer;
Ende doe si sagen dat grote heerGa naar voetnoot24
13990[regelnummer]
Wordensi verscricket seer,
Die daer qnamen gewapent soe,
Ende si vrageden Merlyne doe,
Die vorquam, wieGa naar voetnoot25 die liede waren.
Merlijn zeide: ‘ic segget iu, twaren:
13995[regelnummer]
Dat zijn des koninges Arturs liede,
Die hier komen, ende sine masniede,
Ende komen weren hier te hant
Die calengieren willen zijn lant,
Ende willense doden ochteGa naar voetnoot26 vaen’.
14000[regelnummer]
Alse dit diegene hebben verstaen,
KeerdenGa naar voetnoot27 si weder ende sloegen met sporen
Ende riepen dat men verre mochte horen:
‘Verraden, verraden! dat zeggewi iu,
Gy Heren, gy riddersGa naar voetnoot28, wapent iu nu,
14005[regelnummer]
Want noitGa naar voetnoot29 en was des so wael te doeneGa naar voetnoot30
Want hier komen die viande koeneGa naar voetnoot30.
Doe sprancker van den bedde vele daer
Die eer ten wapine vingen daer naer
Dan na harenGa naar voetnoot31 clederen, zeggic iu,
| |
[pagina 155]
| |
14010[regelnummer]
Ende dat quam hem herde wael nu,
Want zi vonden haer paerde gereet;
Haer knapen hadden gewaket, God weet,
Al meest tot des maels, wetet dat,
Wantsi hadden haerGa naar voetnoot1 feeste gehat;
14015[regelnummer]
Want alse die heren zijn slapen
Hebben ierst haerGa naar voetnoot2 feeste die knapen,
Ende alsiGa naar voetnoot3 hoerden roepenGa naar voetnoot4 alsoe
‘Verraden, verraden!’ liepen si toe,
Ende leiden haerGa naar voetnoot1 gereide, God weet,
14020[regelnummer]
Ende holpen haerGa naar voetnoot1 heron wapenen gereet
Die op haerGa naar voetnoot1 paerde satenGa naar voetnoot4 na dat gone
Ende ontreden; maer diegoneGa naar voetnoot5.
Die op haren bedde lagenGa naar voetnoot6 doe
Ende op haer coetsen oec alsoe,
14025[regelnummer]
Si en konden hem niet soseer
Gehaesten, des koninges liedeGa naar voetnoot7 waren eer
Hem optenGa naar voetnoot8 halse, eer si hem konden
Gewapenen ende gereiden ten stonden.
Oec haddensi een ander noet,
14030[regelnummer]
Want Merlijn sende enen wint so groet
Op haren hals, dat dacrnaer
Al haerGa naar voetnoot1 tenten moesten vallen daer;
Ende daer was so groet nevel mede,
Die so donker was ter stede,
14035[regelnummer]
Dat nieman den ander en konde sienGa naar voetnoot9;
Dit was een dinc die te dien
Se lette, want si ter stat
Niet en konden vergadrenGa naar voetnoot10 ombdat;
Ende als oec die knapen meendenGa naar voetnoot11 daer
14040[regelnummer]
Horen heren die helme gevenGa naar voetnoot12 vorwaer
So en kondensise vinden niet.
Dus quamensi in swaer verdriet;
Want des koninck Arturs masniede
EntesGa naar voetnoot13 koninck Bannes liedeGa naar voetnoot14,
14045[regelnummer]
EntesGa naar voetnoot13 koninck Bohortes mede
QuamenGa naar voetnoot15 op hem daer ter stede
Ende sloegense al doet, wet vorwaer,
Diese verhalen mochten daer;
Want nieman en weerdeGa naar voetnoot16 hem, seggic iu.
14050[regelnummer]
EntieGa naar voetnoot17 elve prinsen wuren nu
Wtgetogen ten slechtenGa naar voetnoot18 velde
Buten al harenGa naar voetnoot19 getelde
Ende haren paweloenenGa naar voetnoot20 mede.
Doe dadensi blasen daer ter stede
14055[regelnummer]
HaerGa naar voetnoot1 besunen, ombedatsi wouden
Datsi haer liede vergadrenGa naar voetnoot10 zouden
Ende tot hem daer quamen bydienGa naar voetnoot21.
So dadensi oec, die konden ontvlienGa naar voetnoot21
Van den vianden, die si nu
14060[regelnummer]
Wonden ende dodeden, zeggic iu,
Alse degenen, die hem niet
Ontfermeden, wat des gesciet.
Dus warensi in groter noet,
Ende si sloegenGa naar voetnoot22 daer so vele doet,
14065[regelnummer]
Wael den derden deel, eer zi ten stonden
Den claren dach bekennen konden;
Ende alsi worden gewaer das
Dat haerreGa naar voetnoot19 viande so vele was,
Gingensi vlienGa naar voetnoot23 alle ter vaertGa naar voetnoot24,
14070[regelnummer]
Vaste tharen banieren waertGa naar voetnoot24,
Daer si die besunen hoerden blasen.
Si vloen rechte als liede die rasen,
Tote datsi ten tien koningen quamen
Die nu waren al te samen
14075[regelnummer]
Gerasteert an een woutGa naar voetnoot25
An ene rivier, met gewoutGa naar voetnoot25,
Die clene was. Daer quamen hem toe
Wael tors so vele liedeGa naar voetnoot7 doe,
Datter wel twintichdusent was;
14080[regelnummer]
Ende twintichdusent, sijt seker das,
Vloen enwech, sy en wisten waer,
Die ene hier, die ander daer;
Want si en konden, in gener manieren,
Te tyde komen tharen banieren;
14085[regelnummer]
Want men volgede hem so snel daernare,
Ende so haestelick, datsi alle waren
Vervaert ende gesconfiert mede.
Dus vloensi tors ende te voet bede
Te woudewaertGa naar voetnoot26, dene hier dander daer.
14090[regelnummer]
Si clageden harenGa naar voetnoot19 scade swaer
Ende waren rouwich seer,
Datsi verdwaeltGa naar voetnoot27 waren van haren heer,
Ende daer bleeffer wael twintichdusent
In den tenten doet ter stede
14095[regelnummer]
Ende gewondet, dierGa naar voetnoot28 luttel goet mede
Sal mogen genesen van der doet.
Alse die koninckGa naar voetnoot29 Artur dat gesach,
Dat elc vlo, al dat hi mach,
WttenGa naar voetnoot30 tenten ende lieten se staen,
14100[regelnummer]
Doe vragede hi Merline saen
Wat hi doen soude nu meer.
| |
[pagina 156]
| |
Merlijn zeide: ‘ick zegget iu, heer,
Gy zult varen tenen passe nu
Van ener rivieren, zeggic iu,
14105[regelnummer]
Daer houden si met twintichdusent mede
Die daer ontbeiden nu ter stede.
Gy sult iegen hemliedenGa naar voetnoot1 vechten dan,
Sullen komen tenGa naar voetnoot4 foreestewaert
14110[regelnummer]
Met haren liedenGa naar voetnoot1 met snelre vaert,
Ende si en sullen van niemanneGa naar voetnoot5 daer
Hoede hebben dan van in, vorwaer,
Die si sien sullen vor hem nu,
Dan sullensi vechten iegen iu,
14115[regelnummer]
EntieGa naar voetnoot2 koninck Ban sal komen dan
Met groten geruchte slaende an;
Ende uwe viande zullen vorwaertGa naar voetnoot6
So sere werden vervaertGa naar voetnoot6,
Datsi hem daerna herde clene
14120[regelnummer]
OchteGa naar voetnoot7 luttel weren sullenGa naar voetnoot8 gemene.
Doe zeide die koninckGa naar voetnoot3 Artur Merlijn:
‘Nadat dijn wille dus sal sijn
So sullewyGa naar voetnoot8 dat doen’. Dus sciedeGa naar voetnoot9 daer
Die ene van den anderGa naar voetnoot10 vorwaer.
14125[regelnummer]
Die koninck Artur voer, sonder waen,
TotterGa naar voetnoot11 stede, daer hi saen
Die elve prinsen vant alsoe,
Die van niemanne meendenGa naar voetnoot12 doe
NegeenGa naar voetnoot13 onraste hebben gemene,
14130[regelnummer]
Dan van den koninc Artur allene;
EntienGa naar voetnoot2 ontsagense niet vorwaer
Al hadder vele meer gewesen daer,
Voeren tottenGa naar voetnoot15 foreeste gerede,
14135[regelnummer]
Entie koninckGa naar voetnoot3 Artur voer al dat hi mach
Daer hi die barone liggen sach;
Ende Ulfijn leide sine liede over ener sydenGa naar voetnoot16
Ende dadese beten ende hem gorden ten tydenGa naar voetnoot16,
HaerGa naar voetnoot17 ors ende haerGa naar voetnoot17 wapene te recht setten.
14140[regelnummer]
Doe satenGa naar voetnoot18 si op al sonder letten
Ende reden ten passewaert alsoe.
Als Keye ten passe quam, reet hi toe
In den hoep, entie anderGa naar voetnoot19 mede
SloegenGa naar voetnoot20 in al daer ter stede
14145[regelnummer]
Tegen Keyen ende vergaderden daer,
In dat water, weet vorwaer;
Daer wart die strijt sterck ende groet,
Daer bleven vele liede doet,
Ende menechGa naar voetnoot21 speer ende scilde mede,
14150[regelnummer]
Ende halsberge worden daer ter stede
GescoertGa naar voetnoot22 ende tebroken, zeggic iu,
Daer vielen die riddersGa naar voetnoot23 in twater nuGa naar voetnoot24,
EntieGa naar voetnoot2 scilde entieGa naar voetnoot2 speer vorwaer
Vielen in dat water daer,
14155[regelnummer]
Dat die rivier sluesde daeraf;
Menegen slach men daer gaf,
Arme, beneGa naar voetnoot25, hande sloech men mede
Af; zulck wart gewondet ter stede
In dat hovet, daer die herne vloet wt;
14160[regelnummer]
Daer was van slagen groet geluet,
Die rivier wart van bloede roet
Van der batalien, die was so groet,
Dat die beke, wael twe mylen lauck,
Al met bloede was gemanck;
14165[regelnummer]
Ende Keye dade so vele daer
In den stryde, dat hi daernaer
Met des koninges teken dorbrack den strijt
Ende reet doer hem allen ter tijt,
Ende hielt so stercklike daer den pas
14170[regelnummer]
Ende so vromelike, zijt zeker das,
Dat al Arturs liede ter uren
QuamenGa naar voetnoot26, al wart dat hem te sureGa naar voetnoot26.
Als die hertoge Escans van Cambenic
EntieGa naar voetnoot2 tienGa naar voetnoot27 koninge des gelyc
14175[regelnummer]
SagenGa naar voetnoot26, dat so luttel goeder liede daer
Hem so grote seande daden vorwaer,
Ende datter maer vierGa naar voetnoot28 dusent was,
Si scameden hem so sere das,
Ende haddens in hoerenGa naar voetnoot29 herten groet onneer,
14180[regelnummer]
Doe wordensi verbolgen soseer
Ende sloegenGa naar voetnoot30 met sporen daer ten tyden
Ende vergaderden in hem met groten nyde;
Ende Keye ende sijn geselscap mede
Hielden hem daer in eenderGa naar voetnoot31 stede
14185[regelnummer]
So vaste, dat niemanGa naar voetnoot32 hem aldaer
En konde dorbreken, wet vorwaer;
Maer swaerlike stont hem dat sere nu:
En hadde Bretel gedaen, zeggic iu,
Si hadden achterwaert moetenGa naar voetnoot33 gaen;
14190[regelnummer]
Maer Bretel sloech over den pas saen
| |
[pagina 157]
| |
Met so groten geruchte ter wile,
Men mochtetGa naar voetnoot1 gehoert hebben ene myle
Dat krakenGa naar voetnoot2 van den sporen daer.
Daer wart batalie herde swaer,
14195[regelnummer]
Daer wart menechGa naar voetnoot3 slach geslagen
Ende menechGa naar voetnoot3 van den orse gedragen;
Daer worden geslagen slage groet,
Daer bleef menechGa naar voetnoot3 ridderGa naar voetnoot4 doet,
Dat scade was herde seer;
14200[regelnummer]
En hadde gedaen Artur, die heer,
Keye ende sine gesellen hadden nu
TachterGa naar voetnoot7 gegaen, dat zeggic in;
Maer Artur, die koninckGa naar voetnoot5, ende Ulfijn
QuamenGa naar voetnoot6 daerin, alse ridder fijn,
14205[regelnummer]
Daer si sere waren getrocstet mede.
Artur sach wael daer ter stede,
Dat sine liede tachterGa naar voetnoot7 waren daer,
Ende Griflet lach ter aerden vorwaer
Want een ridderGa naar voetnoot4 hadde in der noet
14210[regelnummer]
Sijn ors onder hem gesteken doet,
Ende hi was te voet, ende sijn sweert
HaddiGa naar voetnoot8 in der hant, daer hi hem mede weertGa naar voetnoot9
So koenlike ende so sere, dat wet,
Dat nieman sijns slages ontbeide daer met;
14215[regelnummer]
Ende Ulfijn die dit algader sach
Sloech met sporen, al dat hi mach,
In die vergaderingeGa naar voetnoot10, daer dander ter steden
Ombe hem te vane groto pine deden,
Hi bescuddene daer ene lange wile
14220[regelnummer]
Daer wart sijn ors terselver wile
Onder hem gesteken doet;
Des was hi erre ende metterGa naar voetnoot11 spoet
Spranck hi op ende trackGa naar voetnoot12 sijn sweertGa naar voetnoot13,
Daer hi hem mede stoutelikeGa naar voetnoot14 weertGa naar voetnoot13;
14225[regelnummer]
Ende hi ende Griflet, wet vorwaer,
WeerdenGa naar voetnoot15 hem so coenlike daer,
Dat daer luttel ieman dorste toe komen.
Dit hevet dhertoge van Cambenick vernomen
EntieGa naar voetnoot16 koninck Clarion van Northomberlant,
14230[regelnummer]
Ende zijn an hem gerasteert te hant,
Ende pijnden hem herde sere daernaer,
Ombe die twe te vaene aldaer.
Alse Bretel sach datsi waren te voet
Was hi droevechGa naar voetnoot17 in sinen moet,
14235[regelnummer]
Want hi hadde herde lief Ulfine
Dat dadiGa naar voetnoot18 hem daer herde wael in scine:
Hi nam een speer in die hant
Ende reet optenGa naar voetnoot19 hertoge Escant,
OptenGa naar voetnoot19 halsberch met sulken nyde
14240[regelnummer]
Dat hi hem twe wonden makede in die syde,
Ende dat bloet ran nederwaert
Ende hi vilGa naar voetnoot20 van den orse ter vaert.
Alse dit sach die koninck Clarioen,
Was hi rouwech ende liet hem doen
14245[regelnummer]
EnenGa naar voetnoot21 scerpen groten scacht,
Ende reet doe met groter crachtGa naar voetnoot22
Tot Bretel, want hi daer ter stede
Wilt gelden doen dat Bretel dede
Den hertoge, dienGa naar voetnoot23 hi afstack daer;
14250[regelnummer]
Ende Bretel vorsach dit vorwaer,
Ende nam een speer dieGa naar voetnoot24 geheel was,
Ende reet themwaert oec nadas;
Daer vergaderdensi met sulken nyde
Dat haer spere brakenGa naar voetnoot25 ten tyden,
14255[regelnummer]
Ende daer deen den anderGa naar voetnoot26 soude lyden
Daer rivelierden si tienGa naar voetnoot27 tyden
Met helmen, met scilden, met lichamen,
Dat hem die ogen verkeerden tsamen
Entie orse storten onder hem daernaer,
14260[regelnummer]
Ende bleven lange liggende daer,
Sodat zi en wisten niet,
So wat hem (daer) was gesciet,
Ende hem allen, die dat sagenGa naar voetnoot25
DochteGa naar voetnoot28, datsi doet lagenGa naar voetnoot29.
14265[regelnummer]
Doe sloegenGa naar voetnoot30 daer die negen koninge toe
Ende daer quamen hem te gemoete doe
Achte ander banderGa naar voetnoot31 syden,
Ende si vergaderden fierlickGa naar voetnoot32 ten tyden
Die ene tegen den andrenGa naar voetnoot31 daernaer;
14270[regelnummer]
Doe wart afgesteken daer
LucasGa naar voetnoot33 die bottelgier ende Mares
Entie koninckGa naar voetnoot5 Brangores
Entie koninckGa naar voetnoot5 Ydier ende Anguissant
Entie koninckGa naar voetnoot5 Uriens. Daer began te hant
14275[regelnummer]
Die batalie sterckGa naar voetnoot34 ende groet,
Die lange duerdeGa naar voetnoot35 in groter noet
Ombedat elckGa naar voetnoot36 daer den sinen
Gerne bescudde wterGa naar voetnoot37 pinen;
Daer dede Keye wonder groet.
| |
[pagina 158]
| |
14280[regelnummer]
Doe hi Griflete sach te voet
Neven Ulfine, dit was hem leet,
Hi hielt zijn swaert getogen gereet,
Ende hi sach den koninck VentresGa naar voetnoot1 te hant
Die Ulfine dade groten pant
14285[regelnummer]
EntieneGa naar voetnoot2 gerne hadde gevaen,
Want hi hadden genomen saen
Vaste metten halse, ende gaf hem daer
MenegenGa naar voetnoot3 slach, maerGa naar voetnoot4 wetet vorwaer
Dat hem Ulfijn weerdeGa naar voetnoot5 seer.
14290[regelnummer]
Doe sloech daer Keye opten heer
Sulken slach opten helm daer,
Dat hine bogenGa naar voetnoot6 dade daernaer
ThentGa naar voetnoot7 dat artsoen van den gereide,
Doe sloech hi anderwerf, zonder beiden,
14295[regelnummer]
Ende derdewerf mede, des gelovet;
Doe wart die koninckGa naar voetnoot8 so sere verdovet,
Datten Keye nam sonder letten
Ende presentierdenGa naar voetnoot9 daer Griflette,
Oec gaf hi hem sijn ors mede,
14300[regelnummer]
Daer Griflet op spranck ter stede
Ondankes sinen vianden, sonder waen.
Doe quam Keye an den koninck Loth saer
Ende sloechen met enen trintsoneGa naar voetnoot10 mede
Dat hine ter aerden vallen dede,
14305[regelnummer]
Dat hine sere quetsede doe.
Doe quam die koninckGa naar voetnoot8 van den c. ridders toe
Ende bracht in siner geselscap, twaren,
Veertich riddersGa naar voetnoot11 die wtgelesen waren
Van al dien die hy verkrigen konde;
14310[regelnummer]
Doe hi sach den koninck Loth ter stonde
Dien Keye af hadde gesteken;
Hi seide hi moestet emberGa naar voetnoot12 wreken
Of hi waer luttel pryses waertGa naar voetnoot13.
Een escben speer nam hi ter vaertGa naar voetnoot13,
14315[regelnummer]
Ende sat op een groet ors ende snel,
Dat hortiGa naar voetnoot14 voert met sporen wel,
Ende reet op Keyen met so groter krachtGa naar voetnoot15
Dat hine neder stac metten scacht,
So dat Keye ter aerden vilGa naar voetnoot16 daer
14320[regelnummer]
Herde onsachte, ende daernaer
Nam hi dat ors ende gaf dat ter stede
Den koninckGa naar voetnoot3 Lotte, die daerop sat gerede
Ende dankede des hem herde seer,
Dat hi hem dade daer die eer.
14325[regelnummer]
Doe Griflet sach Keyen te voet
Ende Lucane, was hi na wel verwoet
Ende nam een speer ongescaven,
Ende liet sijn ors hene draven,
Ende stackGa naar voetnoot17 op enen ridderGa naar voetnoot18 na das,
14330[regelnummer]
Die metten koninge van den c. ridders was,
Dat hi terGa naar voetnoot19 aerden vilGa naar voetnoot20 aldaer
Ende den arm brackGa naar voetnoot21, ende daernaer
Bleef hi in onmacht liggende ter stede;
Ende Griflet nam dat ors gerede,
14335[regelnummer]
Ende gaf dat Keyen, zeggic in,
Die des wael te doene hadde nu;
EntieGa naar voetnoot22 koninck van den c. ridders mede
EntieGa naar voetnoot22 koninck Loth daden daer ter stede
Sovele met wapine, datsi daer
14340[regelnummer]
Den koninckGa naar voetnoot8 VentresGa naar voetnoot1, wet vorwaer,
Brachten op een ors dat was
Marets, ende oec na das
Brachtensi den koninck Ydire
Op Gwinas ors van Blois scire,
14345[regelnummer]
EntenGa naar voetnoot23 hertoge van Camhenicke
Brachtensi oec desghelike
Op Drians ors van den wilden foreeste;
Ende si brachten, segget die jeeste,
Den koninckGa naar voetnoot8 Uriens op sines selves ors nu.
14350[regelnummer]
Doe si alle vergadertGa naar voetnoot24 waren, zegic iu,
SwoerenGa naar voetnoot25 si dat si sondenGa naar voetnoot25 wreken
Hoeren lachterGa naar voetnoot26, ochtGa naar voetnoot27 sekerleken
Si soudenGa naar voetnoot25 eer alle bliven doet;
Doe sloegensi vaste in dat conroet.
13355[regelnummer]
Daer soude groet scade sijn gesciet
En waer Artur, die koninck, gekomen niet,
Diese herde seer verlichte daer.
Ende doe Artur sach daernaer
Dat Ulfijn stont te voet opterGa naar voetnoot28 eerden
14360[regelnummer]
Met enen swaerde, ende hem so verweerdeGa naar voetnoot29
Dien Griflet bescudde daer ter stede,
Ende Bretel lach op sijn ors mede
In aventuren van der doet,
Artur hadde een speer groet
14365[regelnummer]
Ende sloech in den rinckGa naar voetnoot30 te hant
Ende ontmoete den koninck TradeliantGa naar voetnoot31
Van Norgales, die tegen hem quam,
Al verschGa naar voetnoot32 noch, als ie vernam,
Entie niet geweest hadde in den strijt.
| |
[pagina 159]
| |
14370[regelnummer]
Artur reet op hem ter tijt,
Ende stacken zo optenGa naar voetnoot1 scilt nadas
Ende optenGa naar voetnoot1 halsberch, die nietGa naar voetnoot2 en was
Vaste genoech, dat hine quetste daer;
Ende metten steke vil hi daernacr
14375[regelnummer]
Herde ongemakelike op die eerde,
Dat hem herde sere deerde,
Ende Artnrs speer te sticken brack,
Ende ten orsewaert hi die hant stack,
Ende nam dat, en gaffetGa naar voetnoot3 Ulfine daer,
14380[regelnummer]
Ende seide: ‘lieve vrientGa naar voetnoot4’ daernaer
‘Nemet dit ors, dit gevicGa naar voetnoot5 iu,
Ende pinet iu leet te wreken nu’.
Doe sat Ulfijn op ende zeide: ‘Heer,
God moeteGa naar voetnoot6 iu dancken deser eer’.
14385[regelnummer]
Ende alsiGa naar voetnoot7 daer op geseten was,
Reet hi in den strijt na das
Ende sloech daer in na die tale.
Die met Artur zijn, dadentGa naar voetnoot8 daer wale
Entiegene nochtan bander sydenGa naar voetnoot9
14390[regelnummer]
Hadden noch also vele ten tydenGa naar voetnoot10
Liede ten stryde dan Artur dede.
Si quamen nu so vreeslyc mede,
Entie batalie wart daer so groet,
Dat daer menech nu bleefGa naar voetnoot11 doet,
14395[regelnummer]
Dat menege vrouwe heweendeGa naar voetnoot12 seer.
Hier dadet so wael Artur, die heer,
Dat sineGa naar voetnoot13 alle kenden eer iet lanc
An sinen slagen, zi waren so stranc,
Want nieman enGa naar voetnoot14 was daer onder die genoet,
14400[regelnummer]
Die van koenhedenGa naar voetnoot15 was so groet
Dat hi sines slages ontbeiden dorste,
Ridder, knechte, koninck, no vorste.
Doe die koninck metten c. ridders sach
Den koninck Tradeliante, die ter aerden lach,
14405[regelnummer]
Was hi rouwech, want hi hadden lief;
Een groet speer hi doe verhief
Ende sloech sijn ors, dat was snel,
Ende stack Antor opten helm so wel,
Dat Antor vilGa naar voetnoot16 ter aerden nu;
14410[regelnummer]
Des was erre, dat seggic iu,
Die koninck; maer diegene, wetet dat,
NamenGa naar voetnoot17 dat ors daer ter stat,
Ende gaventGa naar voetnoot18 Tradeliante saen,
Die daerop meende sitten gaen;
14415[regelnummer]
Maer die koninck Artur quam aldaer,
Ende Keye, die hem volgede naer,
Ende calengierden dat ors te hant,
Dat diegene hilt in siner hant,
Die Tradeliante stont beneven.
14420[regelnummer]
Die koninck Artur hevet hem gegeven
Opten scilt enen slach soseer,
Dat hine clovede, min no meer,
Of dat een loef hadde gewesen;
Die slach ginck voert al na desen
14425[regelnummer]
Ende gaf hem daer ene grote wonde;
Doe ginck die slach neder ter stonde
Ende sloech den hals af den paerde;
Doe vielenGa naar voetnoot19 si beide overhoop ter aerde;
Doe nam Keye dat ors gereit
14430[regelnummer]
Dat diegene brachte geleit,
Ende gaftGa naar voetnoot20 sinen vader, die daer nu
Op es geseten, seggic iu,
Ende nam een speer ende stac na das
Marganore, die drossate was
14435[regelnummer]
Des koninges van den C. ridders mede,
Ende gerakeden so wael ter stede
Dor scilt, dor halsberch, ter scouderenGa naar voetnoot21 in,
Dat hi tuymeldeGa naar voetnoot22, meer no min,
Van den orse averecht alsoe.
14440[regelnummer]
Daer nam hi dat ors ende gaffetGa naar voetnoot23 doe
Bretelle, die sere tonder was,
Ende halp hem op dat ors na das.
Doe hi hermonteert was daernaer,
Sach hi Lucane voer hem liggen daer,
14445[regelnummer]
In den meesten drange daer neder.
Doe keerdeGa naar voetnoot24 Bretel dat ors weder
Daer Griflet over hem hielt met krachtGa naar voetnoot25,
Ende bescndden met siner macht.
Doe Bretel sach dat hine daer
14450[regelnummer]
So vromelike bescudde vorwaer
Prijsde hine sere in dien tyden,
Want dergener van der ander syden,
DierGa naar voetnoot26 was twaelve, die al over hem waren,
Nochtan en konden sine alle, twaren,
14455[regelnummer]
NietGa naar voetnoot27 genemen in genen dingen
Noch van hem daer ietGa naar voetnoot28 gebringen;
Ende alse Bretel dese vromecheit sach,
Reet hi derwaert al dat hi mach,
Ende sloech den ierstenGa naar voetnoot29, dien hi gemoete daer,
14460[regelnummer]
Dat hi hem den helm clovede daernaer
Ende thovetGa naar voetnoot30 mede toten tanden
| |
[pagina 160]
| |
Enen andren sloech hi daer te handen
Opten arm, dat hineGa naar voetnoot1 dede
Op die aerde vallen, daer ter stede.
14465[regelnummer]
Metten scilde, sij in bekant;
Den derden sloech hi daer te hant
Op die scouderenGa naar voetnoot2, dat hise hem daer
Altemale ontklede vorwaer.
Doe Griflet sach daer ter stat
14470[regelnummer]
Dat hi soccoersGa naar voetnoot3 hadde nadat,
Sloech hi enen die syde van den hovede,
Dat hi se toten tanden clovede;
Diegene vilGa naar voetnoot4 af, ende Griflet
Nam dat ors doe ongelet
14475[regelnummer]
Ende gaf dat Lucam, den bottelgierGa naar voetnoot5,
Die daerop sat als een ridder fierGa naar voetnoot5,
Die woude sinen toern wreken daer;
Hi nam sinen speer ende sloech daernaer
Anguissante, den koninck van Scotlant
14480[regelnummer]
Die gerasteert hadde te hant
Mares van der Roetsen, dien hi
Menechwerf overreet, ende daerbi
Sloech Lucan dat ors mettenGa naar voetnoot6 sporen
Ende stack hem in den colre voren,
14485[regelnummer]
Dat hine quetsede in den hals daernaer,
Ende dadene ter aerden vallen daer,
So ongemacklickGa naar voetnoot7 hi hem sceerdeGa naar voetnoot8
Want hi hem aldaer frotseerdeGa naar voetnoot9.
Als Mares sach, dat hi was
14490[regelnummer]
Van hem delivereretGa naar voetnoot10, nam hi nadas
Dat ors dat Anguissans hadde gewesen.
Ende sloech in den strijt na desen;
Ende hi vant Beliase ende Flandrine,
Die neven Anguissant in der pine,
14495[regelnummer]
Ende nevenGa naar voetnoot11 Driante, wetet twaren,
Ende heide sine gesellen waren.
Si pijnden sere, hoe sise mochten
Verlosen, maer daer siGa naar voetnoot12vochten
Was die strijt so groet ten stonden,
14500[regelnummer]
Datsi des niet gedoen en konden;
Nochtan vochtensi so seer
Datsi namaels met hoereGa naar voetnoot13 weer
Beide die heren redden, seggic iu;
Maer dat quam daerby nu,
14505[regelnummer]
Dat die koninck Artur moeste varen
Bescudden Keyen, die tachter waren,
Ende Griflette, die die koninck VentresGa naar voetnoot14
Entie koninck Loth entie koninck Brangores
Entie koninck Ydier hadden daer
14510[regelnummer]
Van haren paerden geworpen vorwaer;
Ende si en hadden niet meer, dat wet,
SoccoersGa naar voetnoot15 dan Lucam; ende Maret
Ende Gwinase ende Driante
Ende Flandrine ende Beliante,
14515[regelnummer]
Dese hielden den strijt aldaer
Tegen die vierGa naar voetnoot16 koninge, wet vorwaer,
Ende iegen viertich, die met hem waren.
Doe quam die koninek Artur daer gevaren
Want hi sach wael ter uren
14520[regelnummer]
Die sine en hadden niet mogen duren;
Doe vergaderdiGa naar voetnoot17 in hem met groter kracht
Ende sloech daerin met sulker macht,
Alse of hi een lewe hadde gewesen;
Wat hi gerakede mettesenGa naar voetnoot18,
14525[regelnummer]
Was dat ors, was dat man, wet vorwaer,
Dat moeste dieGa naar voetnoot19 doet bekoren daer;
Ende te desen pongise slooch hiGa naar voetnoot20 dan
Twintich die beste van den veertichGa naar voetnoot21 man,
Die metten koningen waren komen;
14530[regelnummer]
Oec wondede hi sere, heb ic vernomen,
Den koninckGa naar voetnoot22 Lotte opterGa naar voetnoot23 stat;
Hi dede met wapene so vele na dat,
Datsi vlienGa naar voetnoot24 gingen sonder vorste
Ende niemanGa naar voetnoot25 zijns ontbeiden dorste.
14535[regelnummer]
Ende al dese wijle so was Griflet
Ende Keye gerasteert, dat wet,
Ende volgeden den koninge, die vacht nu
Alse een verbolgen lewe, seggic iu,
Hi en vant den strijt nember so groet,
14540[regelnummer]
Hi en dorreetse ende dorcroet;
Ende banderGa naar voetnoot26 syde vacht Ulfijn ende Bietel
Ende Antor tegen den hertoge snel
Escante, ende den koninge Tradeliante
Ende iegen noch vierGa naar voetnoot18 seriante;
14545[regelnummer]
Dat was die koninck Clarioeu
EntieGa naar voetnoot28 koninck Carados, die baroen,
EntieGa naar voetnoot28 koninck van den C. ridders nu;
Maer die ander en hadden, zeggic iu,
Niet lange mogen geduren;
14550[regelnummer]
Want die koninge hadden terGa naar voetnoot29 uren
Vele liedeGa naar voetnoot30 ende dadense daer
| |
[pagina 161]
| |
ThentGa naar voetnoot1 op Keyen batalie vorwaer,
Daer die koninckGa naar voetnoot2 Artur groet wonder
Met wapenen, ende hier ter stede
14555[regelnummer]
Bleef die volcwijch staende dor das, dede
Want die koninck Artur selveGa naar voetnoot3 daer was,
Die so vele dede in dien dagen
Dat hem allen wonderde, dietGa naar voetnoot4 sagen.
En hadde gedaen sine vromechede
14560[regelnummer]
Si warenGa naar voetnoot5 alle gesconfiertGa naar voetnoot6 ter stede,
Want dat warenGa naar voetnoot5 alle goede riddersGa naar voetnoot7 nu,
Die daer tegen hem vochten, seggic iu;
Ende oec was dat daer herdeGa naar voetnoot8 naer,
Dat die koninckGa naar voetnoot3 Artur sondeGa naar voetnoot9 daer
14565[regelnummer]
Hebben gehat grote scadeGa naar voetnoot10 doe,
En waerGa naar voetnoot11 daer nu niet komen toe
Die koninckGa naar voetnoot2 Ban entieGa naar voetnoot13 koninckGa naar voetnoot2 BohoertGa naar voetnoot12
Ende Leonce ende Pharien quamen voert
Met so groten geruchte mede
14570[regelnummer]
WtenGa naar voetnoot14 foreeste, dat daer ter stede
Dat wont donrede van ludenGa naar voetnoot15 daer.
Doe dit die ander vernamen naer
Wistensi wel, dat si al bloet
ScadeGa naar voetnoot10 nu souden nemen groet.
14575[regelnummer]
Doe togen die hoge liedeGa naar voetnoot16 ten tyden
Besyden der wiltnesse an ene syde,
Ende visierden wat si wouden doen.
Die koninck Loth zeide: ‘sietGa naar voetnoot17, gy baroen,
Wat gy wilt anegaen nu;
14580[regelnummer]
Maer ic sal hier hlijven, seggic iu,
Also lange als ic vinde tween
Die met my blyven overeen,
Ende sal wreken mine scadeGa naar voetnoot10 ter stede
Ende mijn verdriet, mach ic, mede,
14585[regelnummer]
Want ic al verloren hebbe nu meer’.
Die koninck van den C. ridders prijsdene
In zynen herte ende zeide doe saen:
‘Also moet myGa naar voetnoot18 God in staden staen, seer
Ic en sal mede doen aldus’.
14590[regelnummer]
Doe zeide die koninck Caradus,
Hi zondeGa naar voetnoot9 dat selve doen gerede;
Doe seiden dat al die ander mede.
‘Nu wil ick iu seggen’, zeide Loth die koninck
‘Dat wi doen sullen met deser dinck:
14595[regelnummer]
Die reste van onsen baronen vorwaer
Sullen varen an die komen daer,
Entie vive zullen hier houdenGa naar voetnoot19 bliven
Ende tegen dese met stryde kiven,
Also lange alsi duren, zeggic iu;
14600[regelnummer]
Ende wi sullen varen nu
An genen woutGa naar voetnoot19 met twaelfdusent man
Entiegene bestaen voertan;
Ende achte blive haerreGa naar voetnoot20 hier ten tyden
Die tegen dese hier sullen stryden;
14605[regelnummer]
Ende wy sullen die ander varen slaen,
Datsi dese niet en bestaen
Noch ons niet (en) omberingen;
Ende wy sullen by desen dingen
Min scaden hebben dan of wy
14610[regelnummer]
Alle hier bleven’. Doe zeidensi
Dat dit hem allen dochte goet,
Ende trockenGa naar voetnoot21 een luttel over voet
Ende oversagen haer liedeGa naar voetnoot22 aldaer.
Doe namensiGa naar voetnoot23 den koninckGa naar voetnoot2 Loth daernaer
14615[regelnummer]
EntenGa naar voetnoot24 koninckGa naar voetnoot2 Anguissant ter stede,
EntenGa naar voetnoot24 koninck Ydier desgelijckGa naar voetnoot25
EntenGa naar voetnoot24 hertoge van CambenyckGa naar voetnoot26
Met twaelfdusent goeder man,
14620[regelnummer]
Ende makeden zes batalien daeran,
Ende daden in elke batalie mede
Twedusent ridders totterGa naar voetnoot27 stede,
Ende reden also datsi quamen
In dat indeGa naar voetnoot28 van den bosche te samen
14625[regelnummer]
Ende tuschen der rivierGa naar voetnoot29 nu ter stat,
Daer hemGa naar voetnoot30 koninckGa naar voetnoot2 Lot visierde vor dat;
Ende dit was oec die beste raet,
Dat men doen mochte na dattetGa naar voetnoot31 staet,
Want si en hadden negeen anxtGa naar voetnoot32 twaren
14630[regelnummer]
Dan van dien dieGa naar voetnoot33 vor hem waren.
Aldus hebben hem nu, God weet,
Die zes baroene wael bereet,
EntieGa naar voetnoot12 vive bleven in der batalie daer,
Ende streden tegen Arturs liede vorwaerGa naar voetnoot22
14635[regelnummer]
Met groter krachtGa naar voetnoot34, ende van desen es
Een die koninckGa naar voetnoot2 Brangores,
EntieGa naar voetnoot12 koninck Clarioen, dat wet,
EntieGa naar voetnoot12 koninck TradelianGa naar voetnoot35.
14640[regelnummer]
SiGa naar voetnoot36 hadden met hem achte dusent manGa naar voetnoot37;
Dese weerden hem alse liedeGa naar voetnoot22 stoutGa naar voetnoot38
| |
[pagina 162]
| |
Ende alse vrome ridders met gewoutGa naar voetnoot1.
Hier wart die batalie groet,
Die toten avende duerde bloet;
14645[regelnummer]
Ende banderGa naar voetnoot2 syde quam koninckGa naar voetnoot14 Ban,
Ende koninckGa naar voetnoot14 Bohort, ende Leonce
Ende Pharien; dese leiden daer
DiersteGa naar voetnoot3 batalie, wet vorwaer;
Ende tegen hem quam die koninckGa naar voetnoot14 Ydier
14650[regelnummer]
Dese lieten lopen haerGa naar voetnoot4 orse hier,
Ende onderstakenGa naar voetnoot5 hem met crachten,
Dat men dat kraken van den scachten
Hoerde wael ene halve myle;
Hier wart so groet terselver wyle
14655[regelnummer]
Die strijt ende so anxtlikeGa naar voetnoot6 mede,
Daer blever vele doet ter stede;
Maer die koninckGa naar voetnoot14 Ydier, hi was
Achterwaert gedrevenGa naar voetnoot7, sijt seker das;
Want PharienGa naar voetnoot8, entie met hem waren,
14660[regelnummer]
Sconfierdense; daertoe quam gevaren
Anguissant met sinen liedenGa naar voetnoot9, diese daer
Sere vertroeste, wetet vorwaer.
Doe wart die batalio groet;
Phariens liedeGa naar voetnoot10 waren in groter noet.
14665[regelnummer]
Doe quam Leonce met siner scaren
Ende halp Pharien, sonder sparen,
Die dat daer nu herde wael dede;
Ende doe si quamen daer ter stede,
So en hadden die anderGa naar voetnoot11 geen doen
14670[regelnummer]
Maer si keerden achterwaertGa naar voetnoot7 ende vloen
Toter scaren van CambenickGa naar voetnoot12,
Diese verkoveren dade vromelickGa naar voetnoot12.
Doe riep die koninckGa naar voetnoot14 met groter kracht
Sijn teken, ende sloech in die nacht,
14675[regelnummer]
Ende dade diegene keren te samen,
Die tegen hem gereden quamen,
Ende streden op die diese jageden daer,
Datsi alle moedeGa naar voetnoot13 waren daer naer.
Doe quam die koninckGa naar voetnoot14 Bohort gedregenGa naar voetnoot15
14680[regelnummer]
Met groten banieren daertegen,
Daer dat velt af was van lasure
Ende van kele mede ter ure
Gebanderet met goude in belanck nu,
So men eleenlikes konde, seggic iu.
14685[regelnummer]
Hi quam met vijf banieren daer,
Daer die poniere af hingenGa naar voetnoot16 vorwaer
Tote opterGa naar voetnoot17 orse halse daerby.
Doene die koninckGa naar voetnoot14 Loth sach, zeidiGa naar voetnoot18:
‘Got, Here, hebt nu mijns genade!
14690[regelnummer]
Alse gewaerlike, als gy, vro ende spade,
Die iu dienen pleget behoeden;
Ic sieGa naar voetnoot19 wael, dat wy nu in noedenGa naar voetnoot20
Van der doet hier alle sijn;
Want ick zieGa naar voetnoot21 ginder een tekijnGa naar voetnoot22,
14695[regelnummer]
Dat des besten ridders esGa naar voetnoot23
Van der werlt, des sijt gewesGa naar voetnoot24,
Ende die noder den plaen rumet dan,
TenwaerGa naar voetnoot25 allene die koninck Ban;
Oec zijn alle ridders hasen ende vincken dat
14700[regelnummer]
Tegen die twe, mijns gedincken’.
Doe die koninckGa naar voetnoot14 van den C.ridders hoerde
Van den koninckGa naar voetnoot14 Lotte, zeide hi ter stat
Ende vragede wie die goede ridder esGa naar voetnoot26?
Die koninckGa naar voetnoot14 zeide doe: ‘heer, dat es
14705[regelnummer]
Die koninck Bohort van Gaunes;
Ick en weet wanenGa naar voetnoot27 hi hier komen es’.
‘Hoe’, zeide die koninck van den C. ridders nuGa naar voetnoot28,
‘Hoe quam hi hier, des hiddick iu,
Berechtet my des, ende welke tijt mede’.
14710[regelnummer]
‘IckGa naar voetnoot29 en weet’, zeide die koninck Lot gerede,
‘Maer sieten ginder komen al losGa naar voetnoot30’.
‘Ick en weet’, zeide die koninckGa naar voetnoot14 Carados,
‘Wat wy doen zullenGa naar voetnoot31 onder ons nu,
Maer ick wil hem tegenvaren, seggic iu,
14715[regelnummer]
Ende heb ic des te doene, so helpet my’.
Doe zeiden diegene: ‘nu moet gy
In Godes geleide varen ter stede!’
Doe reet Carados ende scoerdeGa naar voetnoot32 mede
Alle die batalie, ende voer daer
14720[regelnummer]
Tegen koninckGa naar voetnoot14 Bohortes batalie naer.
Ende alsi so na te samene quamen
Als een bogenscote, lietensi te samen
Herlopen, wat si mochten, ter wereGa naar voetnoot33.
Daer bracker herde vele haer spere,
14725[regelnummer]
Daer wasser vele die sockeerden daer,
Daer lieter vele loepen vorwaer
Die misten. Doe trackGa naar voetnoot34 men die zweerde
Daer hem sulckGa naar voetnoot35 sere mede weerde.
Daer wart die strijt vreeslickGa naar voetnoot36 ende swaer.
| |
[pagina 163]
| |
14730[regelnummer]
Doe quam die koninck Bohort daernaer
Tenen sinen paden, ende seide aldus,
Die geheten was Balarus:
‘VoerGa naar voetnoot1 mijn teken’; entiegeneGa naar voetnoot2 was
Een goet ridder, ende nadas
14735[regelnummer]
Nam hi dat tekenGa naar voetnoot3. Doe zeide co. Bohoert
Tsinen haronen aldus voert:
‘Nu laet sien wieGa naar voetnoot4 dat wel sal doen’.
SelveGa naar voetnoot5 sloech (hi) in die baroen
Met sporen so vreeslick daernaer,
14740[regelnummer]
Dat al die aerde verdoende daer,
Ende stack den iersten die hi moetGa naar voetnoot6,
Metten spere, ende so dor croetGa naar voetnoot6,
Dat hine dor den lichaem stackGa naar voetnoot7
Ende sijn spere ontwe brackGa naar voetnoot7.
14745[regelnummer]
Doe trackGa naar voetnoot8 hi dat swaert ende began daer
So groet wonder werken naer,
Dat hem allen hadde groet wonder,
Dat hi met wapene dade bysonder.
Si worden alle vervaert nu
14750[regelnummer]
Ende makeden hem enwech, seggic iu,
Diegene diene sagenGa naar voetnoot9 komen.
Coninck Carados hevet grote scade genomen
Eer die koninck van den C. ridders quam,
Die daer brachte, als ick vernam,
14755[regelnummer]
Twe dusent ridders, die vrome waren
Ende gedurich ten wapenen, twaren;
Doe si vergadertGa naar voetnoot10 waren sekerlijck
So was die strijt even gelijck.
Maer die koninck Bohort, hi was
14760[regelnummer]
Boven hem allen, sijt seker das,
Ende wracht wonder groet ter stede;
EntieGa naar voetnoot11 koninck Carados mede,
Entie koninck van den hondertridders vorwaer,
Si daden grote scade daer,
14765[regelnummer]
Ende verhoeden haer liedeGa naar voetnoot12 van scaden welGa naar voetnoot13
Want si warenGa naar voetnoot14 dapper ende snel.
Dus duerde die strijt lange daeran;
Doe quam gehouwen die koninck Ban
In die batalie, alse die fiereGa naar voetnoot15,
14770[regelnummer]
Ende dade inslaen sine baniere,
Daer dat velt af was van lasure
DaerGa naar voetnoot16 guldene cronen, al duer ende dure
In gesaitGa naar voetnoot17 waren; ende oec met
Hadde dit teken zes tongen, dat wet,
14775[regelnummer]
Die so lanckGa naar voetnoot18 waren, als wy dat horen,
Dat si sloegen toten oren,
Des drossaten orse; wet vorwaer
So lanckGa naar voetnoot18 hingen si nederwaert daer
Dat sijtGa naar voetnoot19 al bedeckeden, op ende neder,
14780[regelnummer]
Also als dat waide voert ende weder.
Doe die baroene dit teken sagen,
Begonden si hem sere versagen,
Ende zeiden, si mosten rumen saen
Ocht siGa naar voetnoot20 mosten sterven, sonder waen.
14785[regelnummer]
Altehant alse in sloech die koninck Ban
En hielden si den plaen nietGa naar voetnoot21 voertan.
Doe vergaderde die koninck Lot aldaer
Met wenenden ogen, ende zeide daernaer:
‘Wy hebben nu meer dat velt verlorenGa naar voetnoot22’.
14790[regelnummer]
Daer mochte men scilde ende spere horen
Breken daer ende sere craken,
Also alsise te stickenGa naar voetnoot23 braken,
Ende wten swaerden dat vierGa naar voetnoot24 springen.
Si gingen daer te gader dringen.
14795[regelnummer]
Doe koninck Ban an hem vergadert was,
Duerden si herde onlange na das,
Hy en dreefse optieGa naar voetnoot25 vijf baroene,
Die nu streden alse die koene,
Tegen den koninckGa naar voetnoot26 Artur mede.
14800[regelnummer]
Daer gesciede groet scado ter stede,
Want altehant als die koninck Ban
In die batalie quam voertan,
DadiGa naar voetnoot27 so grote scade daernaer,
Dat nieman (en) bleef te live daer,
14805[regelnummer]
Die sinen slagen niet ontvloeGa naar voetnoot28.
Hi reet die scaren dor alsoe,
Dat si nembermeer so sterck en warenGa naar voetnoot29.
Die koninck metten C. ridders quam gevaren
EntieGa naar voetnoot30 koninck Lot ende Marganore;
14810[regelnummer]
Dese worden daer nu in rore,
Ende ontmoeten in midden der scaren
Den koninck Banne komen gevaren.
Doe sloech die koninck vaste alsoe
Metten hondert ridders hem daertoe;
14815[regelnummer]
Hi was een herde coene man
Hi voer daer optenGa naar voetnoot31 koninck Ban,
Ende sloechen optenGa naar voetnoot31 scilt daernaer,
Dat des een groet deel afginck aldaer.
Doe dit sach koninck Ban, die heer,
14820[regelnummer]
Hem vernoyedeGa naar voetnoot32 des slages seer;
Hi verhiefGa naar voetnoot33 sijn swaert na das
| |
[pagina 164]
| |
Conretoisen, dat herde goed was,
Ende meendenGa naar voetnoot1 hebben geslagen daer,
Den koninck metten C. ridders vorwaer,
14825[regelnummer]
OptenGa naar voetnoot2 helm, entieGa naar voetnoot3 koninck ontsach
Herde sere des koninck Bannes slach,
Ende ontwelde metten hoede nu
Ende horteGa naar voetnoot4 sijn ors, seggic iu,
EntieGa naar voetnoot3 slach vilGa naar voetnoot5 op dat paert
14830[regelnummer]
Achter in den sadel metterGa naar voetnoot6 vaert,
Dat hi dorsloech die yserne coverture,
Ende tpaertGa naar voetnoot7 mede, ter selver ure
Sloech hi dat dor ter aerden toe;
Daer vil die koninck ende tpaertGa naar voetnoot7 alsoe
14835[regelnummer]
Beide overhoep, maer hi spranckGa naar voetnoot8 op
Want hi dachte noch zulken clop
Tontfane, ende ginck na dat
Toten koninck Banne, daer hi sat
Op sijn ors, ende dorstactGa naar voetnoot9 aldaer.
14840[regelnummer]
Doe des die koninck Ban wart gewaer,
SpranckGa naar voetnoot8 hi daer ter aerden saen,
Ende es op sine voete gestaen;
Hi nam sinen scilt ende hielten daer
Vor hem te pointeGa naar voetnoot10, ende quam daernaer
14845[regelnummer]
Tote Aygnigire, die koninck was
Van den C. ridders, ende sloechenGa naar voetnoot11 nadas
Opten helm, dat hi storte neder;
Hi greepenGa naar voetnoot12 metten helme weder,
Ende haddes alder werelt quite gedaen;
14850[regelnummer]
Maer die koninck Lot quam daer toegegaen
Ende oec Marganor mede,
Ende Marganor stacken daer ter stede
Opten scilt, dat sijn speer brack;
Maer dattenGa naar voetnoot13 Marganor aldus stack,
14855[regelnummer]
Ontsette hem niet die koninck Ban;
Doe stacken die koninck Lot daeran
Opten helm met enen speer soe,
Dat daer die sparken wtvlogen doe.
Doe liet hi den koninckGa naar voetnoot14 daernaer
14860[regelnummer]
Van den C. riddrenGa naar voetnoot15, ende sloech daer
Den koninck Lot in den slaepGa naar voetnoot16 ter stede
So sere dat hi moste vallen mede
Van den orse ter aerde nu.
Doe quam Marganor, zeggic iu,
14865[regelnummer]
Ende hadde zijn swaert in der hant;
Die koninck Ban liep hem op tehant,
Ende sloechen opten scilt nuGa naar voetnoot17
Dat des een groet deel brack, seggic iu;
Hi sloechen anderwerf nadat
14870[regelnummer]
Opten helm dor dat gat,
Daer die malien van der cofien nu
So dor hingen, dat zeggic iu,
Dat hi so verwermet was
Van den slage, dat hi dor das
14875[regelnummer]
Ter aerden van den paerde vilGa naar voetnoot5 saen.
Ende binnen desen waron opgestaen
Die twe ander koninge, ende begonden daer
Die batalie anxtlikeGa naar voetnoot18 ende swaer
Tegen den koninck Ban ter stede.
14880[regelnummer]
Doe Marganor bekomen was mede,
Halp hineGa naar voetnoot19 met al siner macht;
Maer die koninck Ban, met siner cracht,
Wondese alle drieGa naar voetnoot20 herde seer,
Ende hi sloechse vele meer,
14885[regelnummer]
Dan si hem konden gedoen.
Daer moesten laten die baroen
Van hoeren bloedeGa naar voetnoot21 een groet deel nu;
Ende hadden sie ietGa naar voetnoot22 langer, zeggic iu,
Daer geduert, si hadden saen
14890[regelnummer]
Herde grote scade ontvaen,
Want si waren daer bleven doet
Ocht si hadden hem dor die noet
Op moeten geven; maer die scaren
Quamen doe tuschen hem gevaren,
14895[regelnummer]
Ende sciedense doe, wien lief wienGa naar voetnoot23 leet,
Des was die koninck Ban ere, God weet!
Doe quam die koninck Artur gevarenGa naar voetnoot24
Ende vant in sinen wech daernare
Den koninck Ban, die daer stont te voet
14900[regelnummer]
Ende met wapenen wonder doet
Van liedeGa naar voetnoot25 doet te slane nu
Ende van orse, seggie iu;
Daer lacher so vele ombe hem daer,
Dat niemanGa naar voetnoot26 en konde hem komen naer;
14905[regelnummer]
Ende doe hi sach dat niemanGa naar voetnoot26 mede
Tot hemGa naar voetnoot27 (en) konde komen ter stede,
Es hi over die dodeGa naar voetnoot28 gelopen,
Die daer lagenGa naar voetnoot29 met groten hopen;
Hi was een ridder, dapper ende groet
14910[regelnummer]
Ende wael geleetGa naar voetnoot30 sonder genoet;
Hi liep hem op met moedeGa naar voetnoot31 swaer,
Dat si hen alle versagedenGa naar voetnoot32 daer;
Hi sloech in den hoep, waer hi mach,
| |
[pagina 165]
| |
Daer hi er meest te samene sach;
14915[regelnummer]
Mer alsiGa naar voetnoot1 siner gewaer worden daer,
Makedensi hem alle enwech daernaer,
Ende daer en was niemanGa naar voetnoot2 so koene,
Die nu voert, na desen doene,
Sines slages ontbeide nu ter tijt;
14920[regelnummer]
Dus hielt hi lange daer den strijt.
Nu komet die koninckGa naar voetnoot3 Artnr derwaertGa naar voetnoot4,
Wat gelopen mach sijn paertGa naar voetnoot4,
Ende sijn swaert in siner hant doe,
Sinen scilt vor sijn herte alsoe,
14925[regelnummer]
Ende hi was so nat van bloede nu
Datten negeenGa naar voetnoot5 mensche, dat zeggic iu,
Hadde mogen kennen daer ter stede
No by tekene no by wapine mede.
Doe hi sach, dat te voet
14930[regelnummer]
Die koninckGa naar voetnoot3 Ban onder die viande stoet,
Quam hi op enen ridderGa naar voetnoot6 na das,
Die herde wael gereden was
Op een groet ors, ende sloechen daer
OptenGa naar voetnoot7 helm enen slach so swaer,
14935[regelnummer]
Dat hi hem clovede daer sijn hovet
Toten buke toe, des gelovet;
EutieGa naar voetnoot8 gene vil doet aldaer
EntieGa naar voetnoot8 koninckGa naar voetnoot3 Artur nam dat ors daer,
Ende zeide: ‘here. nu sit hierop saen,
14940[regelnummer]
Want sekerlike, sonder waen,
Onse viande sijn in een quaet gewat
Ende gy sultse tehant rumen dordat’.
Doe sat daerop die koninck Ban,
Ende was daeraf een blide man,
14945[regelnummer]
Ende oec mede was hi herde blide,
Dat hi den koninck Artur vant ten tiden.
Doe begondensi so grouwelickGa naar voetnoot9
Te striden ende so vreselickGa naar voetnoot9,
Die ene dor den ander ter uren,
14950[regelnummer]
Dat niemanGa naar voetnoot2 vor hem (en) konde geduren
Si en sloegenseGa naar voetnoot10 doet. Doe vloen si
Ende worden gesconfiertGa naar voetnoot11 daerby,
Ende reden enwech toter riviere
Ende tuschen bosch daer blevensi sciere
14955[regelnummer]
HoudeneGa naar voetnoot12 alle, wet vorwaer,
Ende gavenGa naar voetnoot13 hem biel aldaer
In dat enge; want si wisten wel
Datsi, in ernste ende in spel,
In dat rume verloren waren,
14960[regelnummer]
Daer mense beringen mochte twaren;
Si hielden hem tenen troppe doe
Ende hielden biel daer ten stonden
Gelijck die ever doet vor den honden.
14965[regelnummer]
Doe die koninckGa naar voetnoot3 Lot entieGa naar voetnoot8 koninckGa naar voetnoot3 VentresGa naar voetnoot17,
Die koninck Uriens, die koninck Bangores,
Entie koninck Carados, en tie co. Tradeliant,
Die koninek Ydier, die koninck Anguissant,
Die koninck Clarioen, entie koninck met
14970[regelnummer]
Van den C. ridderen, dat wet,
Entie hertoge Escans vorwaer; -
Doe dese heren vernamenGa naar voetnoot18 daer,
Dat die sconferture al te male
Op hem keerde in den dale,
14975[regelnummer]
TrockenGa naar voetnoot19 si daer besyden metter spoet;
Ende Margaras, een ridder goet,
Die was met hem, seggic iu,
Daer dese waren vergadertGa naar voetnoot20 nu;
Doe droegensiGa naar voetnoot21 overeen daernaer,
14980[regelnummer]
Datsi den strijt moesten houden daer
Toten avende, of, wetet al bloet,
Si hleven daer anders alle doet.
Dit seide die koninckGa naar voetnoot3 Lot ter stede,
Ende si volgeden des alle mede
14985[regelnummer]
Ende namenGa naar voetnoot22 stercke spere daernaer,
Ende versetten haer helme ierstGa naar voetnoot23 daer,
Ende voerenGa naar voetnoot24 alle houden na das
In dat begin, daer lach die pas.
Daer quam hem tegen die koninckGa naar voetnoot3 Artuer
14990[regelnummer]
EntieGa naar voetnoot8 koninck Ban oec wael stuer,
Die koninck Bohort, Leonce ende Ulfijn,
Bretel, Keye, Antor, ende Pharijn,
Ende Gwinas ende Driant,
Ende Flandrijn ende Beliant,
14995[regelnummer]
EntieGa naar voetnoot8 drossate Anthanimes
Van Bonewick, ende na des
Quam Blaaris, Bohortes padeGa naar voetnoot25, mede
MettenGa naar voetnoot26 groten teken daer ter stede,
Ende Mores, Graciaen, ende Ladinas,
15000[regelnummer]
Chanis, Blioberis, ende Caulas,
Meliades, Madeans, ende Plaeides
Plantalis, Rerogaes, ende Cristofles,
Aigilius, Calogrenas, ende Crisalus;
Dese vijf ende dertich quamenGa naar voetnoot27 aldus
| |
[pagina 166]
| |
15005[regelnummer]
Vor alle die anderGa naar voetnoot1 slaende te hant
Scilt ombe hals, spere in hant,
Ende reden op hem ocht ene quinteine waer
Ende braken haer spere aldaer;
Si trockenGa naar voetnoot2 die swaerde ende gingenGa naar voetnoot3 ste ken
15010[regelnummer]
Ende slaen mede, maer dorbreken
So enGa naar voetnoot4 kondensise niet ter uerGa naar voetnoot5.
Daer vacht so sere die koninck ArtuerGa naar voetnoot5
Entie koninck Bohort ende koninck Ban
Ende sloegen doet so menegen man,
15015[regelnummer]
Dat die paerde woeden intGa naar voetnoot6 bloet
Toten velgen, des sijt vroet,
Ende si en konden er niet so vele slaen
Datsise achterwaert konden doen gaen;
Ende als die voerste moedeGa naar voetnoot7 waren,
15020[regelnummer]
Quamen dachtersteGa naar voetnoot8 toe gevaren
Ende vochten so si best konden.
Daer lacher so vele doet ten stonden,
Dat die wech gestoppet daer was
Dat die ene ten anderGa naar voetnoot1 nadas
15025[regelnummer]
Niet en konde genaken nu,
Ten waerGa naar voetnoot9 over die dode, seggic iu.
Ende sint dieGa naar voetnoot10 koninge waren komen daer
Entie hertoge optenGa naar voetnoot11 plasch vorwaer,
So enGa naar voetnoot4 dorsten sineGa naar voetnoot12 daer rumon niet,
15030[regelnummer]
Maer si leden pine ende verdriet
Ende anxtGa naar voetnoot13 ende sorge ende noet,
TotenGa naar voetnoot14 avende, herde groet.
Ende doe dat avent was vorwaer,
Voerensi totenGa naar voetnoot14 foreeste daer
15035[regelnummer]
Over dat water, daer lach die pas,
Daer ryser ende hout in gedragen was;
Ende doe si aldus over waren
EntenGa naar voetnoot15 anderen dus ontvaren,
Was die koninck Artur toernich seer,
15040[regelnummer]
Want hi meende, by Onsen Heer,
Die tien koninge hebben gevaen;
Daer voer bi op bem, sonder waen,
So fierlickGa naar voetnoot16 ende so anxtlike met,
Dat menGa naar voetnoot17 in al den dage, dat wet,
15045[regelnummer]
So quaet en sach in den strijt;
Entie ander trockenGa naar voetnoot18 achter ter tijt.
Hem allen werendeGa naar voetnoot19 so lange, dat sy
AlGa naar voetnoot20 over die rivierGa naar voetnoot21 waren daerby.
Doe gingensi alle vlienGa naar voetnoot22 daer,
15050[regelnummer]
EntieGa naar voetnoot23 koninck Artur volgede hem naer
Over den pas, entieGa naar voetnoot23 hi daer haelde,
Ic seg iu dat hi hem so betaelde,
Datsi nembermeer op enGa naar voetnoot4 stonden;
Ende dit duerde so lange stonden,
15055[regelnummer]
Dat men van der nacht niet enGa naar voetnoot4 konde sienGa naar voetnoot24.
Doe quam Merlijn binnen dien
Gereden op een ors ter uerGa naar voetnoot5
Eude riep op den koninck Artuer:
‘Waer vaerdy, en hebdyGa naar voetnoot25 des nu niet
15060[regelnummer]
Genoech gedaen? merket ende siet
Gy hebterGa naar voetnoot26 so vele geslagen nu,
Dat daer van sestich dusent, seggic iu,
Maer vijftienGa naar voetnoot27 dusent nu en leven,
Si en zijnGa naar voetnoot28 gewondet of doet bleven,
15065[regelnummer]
Entie daer oec enwech nu varen
En sijn alle niet gesont, twaren;
Keert weder, tesGa naar voetnoot29 herbergenstijt nu,
Si hebben des te doene sekerlike.
15070[regelnummer]
Nu maket al iu liedeGa naar voetnoot31 so rike,
Dattie armste embermeer
Rike blive ende een heer,
Ende sent thues koninck Bannes liedeGa naar voetnoot32,
Ende koninck Bohortes, ende haer mesniede,
15075[regelnummer]
Sonder die hier bliven nu
HoersGa naar voetnoot33 dankes; ende oec seggic iu,
Dat iu viande zullen hebben vorwaer,
Genoech te doene dese naeste drieGa naar voetnoot34 iaer,
Al en oerlogen si iu nembermeer;
15080[regelnummer]
Want die SennenGa naar voetnoot35, wetetGa naar voetnoot36 heer,
Sijn in haren lande, ende verstuerenGa naar voetnoot37 mede
Ende verbernen dorpe ende stede,
Ende zi hebben belegen, zijt seker des,
Die goede stat van Windeberes
15085[regelnummer]
Ende zi liggen daer vor, tors ende te voet,
Met tachtentich dusent mannen goet,
Ende wetet wel, datsi en zullen niet
Voert calengieren wat des gesciet
Noch iu orlogen voertmeer,
15090[regelnummer]
Si hebben sovele te doene eer,
Wantsi en zullen kunnen verdriven niet
Die in haer lant sijn vor dat gesciet
Vordat gyse selveGa naar voetnoot37 verdriven sult daer.
Nu keertGa naar voetnoot38 ende bereidet iuGa naar voetnoot39 naer
15095[regelnummer]
Ende doet dat ic hebbe geheten iu;
| |
[pagina 167]
| |
Gy en hebt niet teGa naar voetnoot1 beidene nu,
Ende ic moet varen te Blasise waertGa naar voetnoot2,
Minen meesterGa naar voetnoot3, met snelre vaertGa naar voetnoot2,
Ende sal wederkomen tot in
15100[regelnummer]
Te Sante Marien lechtmisse nu;
Ende pijnt iu wael te doene met’.
Doe sciede hi so hemelike, dat wet,
Van daer, dat nieman geweten en konde,
Waer hi gevaren was ter stonde.
15105[regelnummer]
Dus voer hi te Blasisewaert na das
Die siner doe herde blide was,
Ende dien leet oec was mede,
Dat hi so onlange bleef ter stede;
Mer ombe dat hi dat rike entenGa naar voetnoot4 koninck
15110[regelnummer]
Hilt staende, ende ombe dese dinck,
So was hem dat lief ter uren;
Doe telde hi em voert daventurenGa naar voetnoot5,
Die den koninck Artur sijn gesciet,
Des en liet hi achter niet,
15115[regelnummer]
Ende daerna van den koninck Ban;
Doe telde hi hem voert daeran,
HoeGa naar voetnoot6 die SennenGa naar voetnoot7 komen waren
In der barone lant, sonder sparen,
Die den koninck Artur orlogeden nu.
15120[regelnummer]
Dit screefGa naar voetnoot8 Blasys al, seggie iu,
In een boeck; hier zwigicGa naar voetnoot9 des,
Ende sal in voert nu doen gewes
Van den koninck Artur ter stede,
Ende van den tweenGa naar voetnoot10 koningen mede,
15125[regelnummer]
Ende van den lande van Carmeliden,
Ende van den aventuren die hem gescieden
|
|