Merlijn, naer het eenig bekende Steinforter handschrift
(1880)–Jacob van Maerlant– AuteursrechtvrijHoeGa naar voetnoot34 Merlijn met dien van Bonewick te Logres quam.Hier spreket die historie des,
Dat Merlijn ende Leonces,
EntieGa naar voetnoot35 drossate van Bonewick,
Ende Pharien mede desgelyck,
13465[regelnummer]
So lange reden, datsi quamen
Ter roetsen in Poytan tGa naar voetnoot36 samen.
Daer gingensi nu tscepe ter vaert,
Ende voeren die zee nederwaert
So zi hemelickest mochten ter nerGa naar voetnoot37;
13470[regelnummer]
Si hadden den wint groet ter kuerGa naar voetnoot37
Ende zeildenGa naar voetnoot38 so Iange, datsi quamen
In dat bloye Britanien tsamen;
Ende waerombe dat doe alsoe hiet mede,
Sal ic iu tellen hier terGa naar voetnoot39 stede:
13475[regelnummer]
Dat gevil doe Troyen verstoert was,
WarenGa naar voetnoot40 daer twe broeder, zijt seker das,
EntieGa naar voetnoot35 ene met groten scatte ontreet,
| |
[pagina 149]
| |
Die sijn was, ende met hem, God weet,
Vele goeder liedeGa naar voetnoot1, die vrome waren,
13480[regelnummer]
Ende quam in Engelant gevaren,
Ende dade ene stat daer maken sint,
Die geheten was TrinoicintGa naar voetnoot2
Dat es te seggene in grieexeGa naar voetnoot3 woert
NieweGa naar voetnoot4 Troyen, hebbic gehoert,
13485[regelnummer]
Ombedatsi van Troyen qnamenGa naar voetnoot5;
Ende om die ere van sinen nameGa naar voetnoot6
DadiGa naar voetnoot7 heten Britanien dlantGa naar voetnoot8
Ombedat hi BrutusGa naar voetnoot9 was genant.
Aldus hietentGa naar voetnoot10 die gone die leefden doe,
13490[regelnummer]
Entie stat hieten si ember toe
Troyen in Britanien, als ictGa naar voetnoot11 las,
Lange na dat BrutusGa naar voetnoot9 doet was.
Daerna gevil sint ter stede,
Dat daer was een koninck mede,
13495[regelnummer]
Die Logres hiet, die dese stat
Sere beterde, ende ombedat
Dade hise heten na hem dor des,
Ende wart gehetenGa naar voetnoot12 Logres;
Ende dese name duerde haerGa naar voetnoot13 al bloet
13500[regelnummer]
ThentGa naar voetnoot14 na des koninckGa naar voetnoot15 Arturs doet
Ende na derGa naar voetnoot16 heren van der Tafelronde.
Ende na alder heren doet ter stonde,
Die by Mordrette doet bleven,
Alse iu hierna wael wertGa naar voetnoot17 bescreven
13505[regelnummer]
Eer dit boec sal nemen indeGa naar voetnoot18,
Ende na al dese grote scinde
Dat al dese heren bleven doet,
So wart in den lande ene sterfte groet
Dat men die liedeGa naar voetnoot19 met hopen vant
13510[regelnummer]
In stedenGa naar voetnoot20, in dorpen, in dat lant,
Die doet waren, ende oec mede,
Daer die ene den anderen groet ter stede,
Daer bleef hi selverGa naar voetnoot21 liggende doet;
Ende dese swaer sterfte groet
13515[regelnummer]
Quam van ener quaderGa naar voetnoot22 lucht toeGa naar voetnoot23,
Die daer in den lande was aldoeGa naar voetnoot24;
Ende ombe dese grote sterfte mede,
So hiet men aldaer doe die stede
Bloye in Britanien lange daernare
13520[regelnummer]
Ombedat haerGa naar voetnoot25 herte serech waren,
Ende vol van groten vernoyeGa naar voetnoot26
Omde dit so was dat geheten Bloye;
Want Bloye is in hoerreGa naar voetnoot27 tale
Rouwe ende seer, verstaet my wale,
13525[regelnummer]
Ende van herten gequetsetGa naar voetnoot28 seer;
Ende ombe dese saken so was dat eer
Bloye in Britanien gehetenGa naar voetnoot12.
Nu doet ons voert die historie weten:
Die ander prince die van Troyen was
13530[regelnummer]
Ende ontvoer, als ic hier vor las,
Die hiet CorniusGa naar voetnoot29, ende diegoneGa naar voetnoot30
Was groet, sterck, ende kone,
Ende alle die met hem waren;
Hi was van den Giganten, twaren,
13535[regelnummer]
Dese arriveerde in een lant
Dat hi van hem dadeGa naar voetnoot31 heten thantGa naar voetnoot32;
Na Cornius dadeGa naar voetnoot33 dat lant hetenGa naar voetnoot34
Cornuwale, als wy dat weten;
Ende ombe thebbene pais ende vrede
13540[regelnummer]
Met sinen lieden, so dadiGa naar voetnoot33 mede
Daer maken stedenGa naar voetnoot35 ende borge goet;
Ende van desen Cornius, als ic verstoet,
Ende van sinen geslechte quamen
Alle die Gigante tsamen,
13545[regelnummer]
Die menechGa naar voetnoot36 quaet in Britanien deden,
Wantsi menechGa naar voetnoot36 werf daerop streden
Alse gy hierna wael snlt verstaen.
Nu wil ic tminer jeesten gaen
Van Merlyne, daer ic hier vor af las,
13550[regelnummer]
Die noch in der zee wasGa naar voetnoot37;
Ende die nu te lande zijn komen
HebbenGa naar voetnoot38 haer barnasch genomen
Ende daden dat torse in malen daer,
Want Merlijn seide hem daernaer,
13555[regelnummer]
Datsi moesten, sonder sparenGa naar voetnoot39,
By nachte ende by dage varenGa naar voetnoot39,
ThentGa naar voetnoot40 datsi quamen in die stede,
Daer si mochten logieren mede;
Ende si daden al dat hem Merlijn hiet,
13560[regelnummer]
Si en dorsten daer wederseggen niet.
Hi leidese in hemelekeGa naar voetnoot41 wege nu
Ende verboet hem, dat zeggic iu,
Datsi geen geruchte enGa naar voetnoot42 maken.
Des vierden dages na dienGa naar voetnoot43 saken
13565[regelnummer]
Datsi wtenGa naar voetnoot43 scepe gingen,
| |
[pagina 150]
| |
Quamensi in waren dingen
Op dat plaen van Bredegan,
Daer si vonden Arturs man,
Daer men hem grote feeste dede
13570[regelnummer]
Ende ere, doe men se kende, mede.
Si sloegen tente ende paweloene
Ende rastenGa naar voetnoot1 hem na haren doene,
Ende daden hem te gemake daer
Achte dage, ende rastenGa naar voetnoot1 hen vorwaer;
13575[regelnummer]
Ende hem was spise genoech gegeven,
Datsi vrolike mochten leven.
Doe seide Merlijn tottenGa naar voetnoot2 ruwarden saen,
Die dat heer hadden bevaen:
‘Gy heren, ic moet nu soecken varen
13580[regelnummer]
Die drie koninge, sonder sparenGa naar voetnoot3,
Want nieman die boetscapGa naar voetnoot4 doen sal.
Also wael als ic, hebbie des geval’.
Doe seide Ulfijn in spele ten tyden:
‘Wachtet van den heerGa naar voetnoot5 banderGa naar voetnoot6 syde,
13585[regelnummer]
Want ic hebbe horen seggen nu,
Datsi herde sere dregenGa naar voetnoot7 iu’.
‘Dat weet ic wael’, zeide Merlijn saen,
‘Maer si en gekrigen my niet, sonder waen,
Oec eestGa naar voetnoot8 recht, datsi my haten seer;
13590[regelnummer]
Want by Gode, onser aller Heer,
Sy en hebben negenen so groten viant
Noch so swaren hier in dat lant,
Alse ic hem ben ende sal sijn,
Also lange alsiGa naar voetnoot9 den heren mijn,
13595[regelnummer]
Den koninck Artur willen scaden meerreGa naar voetnoot10
Nu hoedet iu wael, ic biddes iu, heren,
Dat gy niemanGa naar voetnoot11, dat hetic iu,
Wten heerGa naar voetnoot12 latet varen nu,
Want daer mochte groet scade af komen;
13600[regelnummer]
Des koninges viande, hebbic vernomen,
Liggen gelogiert met menegenGa naar voetnoot13 man
In derGa naar voetnoot14 jegenode van Bredegan,
Ende daer es er sestichdusent op orse al,
Ende van den onsen al dat getal
13605[regelnummer]
Es maerGa naar voetnoot15 vijfentwintich dusent, twaren;
Ombedit moetewy wijsleke varen,
Ende met sinne als te voren,
Ochte dat waer al verloren’.
Ulfijn zeide doe: ‘Here, tesGa naar voetnoot16 waer,
13610[regelnummer]
Beter es dat daer een ander vaer’.
‘Dat en waerGa naar voetnoot17 niet’, zeide Merlijn saen,
Ic salse bet leiden sonder waen
Ende hemeliker in allen synnen,
Dat mense zienGa naar voetnoot18 en sal no kinnenGa naar voetnoot19,
13615[regelnummer]
Dan ieman anders, dat seggic iu’.
Doe beval hise te Gode nu,
Ende es so haesteleke hene gegaen,
Dat niemanGa naar voetnoot20 daer en konde verstaen
Waer zi hene zijn gevaren;
13620[regelnummer]
Zi zegenden hem van wonder, twaren.
Doe dade Ulfijn dat heerGa naar voetnoot21 daer
So nauwe hoeden, dat nieman daernaer
Wt en ginck niet enen voet;
So wael wassetGa naar voetnoot22 daer nu behoet.
13625[regelnummer]
Dus lagensi daer nu te samen,
Datsi van den koningen niet vernamen.
Merlijn opten iersten quam
Te Logres, daer hi die koninge vernam,
Die rouwech ende onblide warenGa naar voetnoot23
13630[regelnummer]
Ombe tlantGa naar voetnoot24, datsi zagen verhaerenGa naar voetnoot23
Ende woesten ende bernen mede.
Nu es Merlijn komen gerede
So hemelecGa naar voetnoot25 onder die koninge daer,
Datsi des niet en worden gewaer
13635[regelnummer]
Vor dien dat hi vor hem stoet;
Doe zeidensi hem van wonder groet,
Ende liepen tot hem ende helsedenGa naar voetnoot26 doe
Ende hadden grote blyscap soe,
Ende vrageden, hoe hi gevaren hadde nu:
13640[regelnummer]
‘Herde wael’, zeidi, ‘nu gereidet iu,
Ende laet ons ter heerwaert varen dan’.
‘Hoe?’ zeide doe die koninck Ban,
‘Zijn onze liedeGa naar voetnoot27 komen?’ zeide hiGa naar voetnoot28.
‘Merlijn sprac doe: ‘Here, ja siGa naar voetnoot28,
13645[regelnummer]
Ende liggen met des koninck Arturs man
In den plane van Bredegan,
Ende daer isser vijftiendusent by getale
Entie koninck Artur hevet wale
TienGa naar voetnoot29 dusent mede. BauderGa naar voetnoot6 syde
13650[regelnummer]
Sijn tienGa naar voetnoot29 koninge komen ten stryde
Ende een hertoge, ende daeran
Sijn torseGa naar voetnoot30 wael zestichdusent man’.
‘Nu helpe ons God!’ zeide Antor doe,
‘Want dat spel dunct my ongedeelt alsoe
13655[regelnummer]
Ende een ander sorge es daeran:
Dat zijn stouteGa naar voetnoot31 ridders ende vrome man’.
‘TenGa naar voetnoot32 roket iu’, zeide Merlijn tot hem
| |
[pagina 151]
| |
‘By der trouwen, die ic iu schuldech bem
Ende Artur, mynen here, ende Blasys met,
13660[regelnummer]
Mynen meesterGa naar voetnoot1, ie wil dat gy wet,
Dat ie by der hulpe van Gode dan
Ende by der konst, die ic noch kan,
Sal doen so vele, datsi tharenGa naar voetnoot2 onvromen
In dat lant hier zijn komen,
13665[regelnummer]
Ende hem beter waer, twaren,
Datsi teGa naar voetnoot3 huis bleven waren;
Want en esser negene so koene,
Hi en sal hebben genoech te doene
Eer hi sceiden sal van my;
13670[regelnummer]
Maer ic segget iu oec, dat wy
Enen strijt zullen hebben groet
EnterGa naar voetnoot4 onser sal bliven doet
Also luttel alse tachtentech vorwaer,
EnterGa naar voetnoot4 hoerreGa naar voetnoot5 sal bliven daer
13675[regelnummer]
Wael dusent ende hondert mede.
Nu bereidet iu vole ter stede,
Want wy moeten na den etene ryden:
Ende doet mede voeren ten tyden
Spise ons allen teGa naar voetnoot3 vier dagen,
13680[regelnummer]
Ende haestet iu, hier (en) es geen langer dagen’.
Doe si hoerden Merlijns woert,
Bereiden si hem haestleke voert
Van al dat hem sal gebreken.
Ende dadentGa naar voetnoot6 knapen in malen steken.
13685[regelnummer]
Si atenGa naar voetnoot7 ende dronken, ende daernaer
Vragedensi Merline, of si daer
Haer wapene an souden doen nu;
‘Neen, gy’, zeidiGa naar voetnoot8, ‘ic zegget iu:
Si zouden iu te zwaer wesen
13690[regelnummer]
Gy en dorret iu yan niemanne vresenGa naar voetnoot9,
Die iu arch sal doen, zeggic in,
Ic sal iu sulken wech leiden nu’.
Dus en wapendensi hem niet gint;
Ende na den etene gingensi sint
13695[regelnummer]
Ende cleden hem wael, wantetGa naar voetnoot10 was
Cout weder, ende gevroren; dordas
Dedensi cleder genoech overeen.
HetGa naar voetnoot11 was scone entieGa naar voetnoot12 mane sceen
Ende haerreGa naar voetnoot13 was veertich, als wy dat horen;
13700[regelnummer]
Ende Merlijn es nu gereden voren,
EntieGa naar voetnoot12 drie koninge ende Antor mede
Volgeden Merline wael gerede.
Merlijn sat op een ors verheven
Dat hen die drie koninge geven
13705[regelnummer]
Ombe haer geselscap te werven alsoeGa naar voetnoot14,
Hi en hadde des orses met te doene doe
Haddi gewilt, want daer en was
Geen ors zoo snel, zijt zeker das,
Noch die vogel in der lucht met,
13710[regelnummer]
Alse hi was, ic wil dat gijtGa naar voetnoot15 wet.
Dus reden si dach ende nacht alsoe,
So lange dat si quamenGa naar voetnoot16 doe
In grote wiltnesse, daer rastenGa naar voetnoot17 si
Ende makeden vier ende dronken mede,
13715[regelnummer]
Ende rastenGa naar voetnoot17 ende sliepen daer ter stede.
AlsiGa naar voetnoot18 gegeten hadden ende geslapen daer,
Nam Merlijn die koninge daernaer
Ende Antor, ende leidese daer besyden,
Ende zeide tot Artur ten tyden:
13720[regelnummer]
‘Here, gy zijt noch ionck sekerlike,
Ende gy hebbet een groet konincrike
ThoudeneGa naar voetnoot19 nu in uwe hande,
EntieGa naar voetnoot12 baroene van uwen lande
En willen niet dat gy zijt haerGa naar voetnoot20 heer,
13725[regelnummer]
EntieGa naar voetnoot12 gemene liedeGa naar voetnoot21 meer
SoudentGa naar voetnoot22 onwaert hebben mede
En dade dat gy te menegerGa naar voetnoot23 stede
Iu gave hem hebbet gegeven nu;
Maer waerdy oitGa naar voetnoot24 milde, so biddie iu,
13730[regelnummer]
Dat gy nu gevet mildeliken,
Ende laet iu gaven nu so bliken,
Datsi alle seggen, groet ende clene,
Dat gy die mildeste zijt allene,
Die in der werelt es ter stede,
13735[regelnummer]
Want gy en moget nergent mede
Iuwe liede bet trecken an in,
Dan met gave, zeggic iu nu,
Want gy sult hebben al iu leven
Goedes genoech, dat gy moechtGa naar voetnoot25 geven,
13740[regelnummer]
Hierombe ic sal in zeggen dor wat:
Hier, daer wy zijn, licht die meeste scat
Die oit gesienGa naar voetnoot26 wart, zeggic iu,
Maer gy en zulten niet nemen nu,
Vordat gy den strijt hebbet gewonnen
13745[regelnummer]
Des iu God wael sal gonnen,
Ende oec nemet waer al sint,
Dat gy dat sticke lantsGa naar voetnoot27 wael bekintGa naar voetnoot28,
| |
[pagina 152]
| |
Als gy daer wilt komen dat gy
Niet en verdwaletGa naar voetnoot1’. Hi leidenGa naar voetnoot2 daerby
13750[regelnummer]
Op dat lant, daer lach die scat;
Hi makede hem een teken ter stat.
Des hadde den koningen wonder groet
Dat Merlijn wysede daer dat goet.
Doe zaten siGa naar voetnoot3 op ende reden danGa naar voetnoot4
13755[regelnummer]
Tote in den plaen van Bredegan,
Daer dadensi des koninges tenten slaen
By enen borne-Ga naar voetnoot5, sonder waen,
Die so vele waters gaf,
Dat daer ene grote beke liep af,
13760[regelnummer]
So dat des die stat vele te beter was
Ende vele genoechliker, zijt zeker das;
Nochtan wassetGa naar voetnoot6 herde kout mede,
Want doe si lagen daer ter stede
Was achte dage vor Onser Vrouwen dach,
13765[regelnummer]
Dat men die keersen te dragene plach;
Doe si gelogiert waren na der sake,
Dadensi hem herde wael te gemake,
Ende rasten hem drieGa naar voetnoot7 dage mede
Ende bereiden hem daer wel ter stede.
13770[regelnummer]
Des vierden dages quam Merlijn gegaen,
Ende zeide hem: ‘nu es tijt, sonder waen,
Dat gy uwe batalic doet ordineren,
Ende welck dat zijn zullenGa naar voetnoot8 die heren
Diese leiden zullenGa naar voetnoot8; want wy
13775[regelnummer]
SullenGa naar voetnoot8 komen op hem, dat zy
Van ons nietGa naar voetnoot9 en sullenGa naar voetnoot8 weten alsoe;
Ende dat sal zijn morgen vroe,
Vor den dage, twe uren mede;
Want wistensi onze komst gerede,
13780[regelnummer]
Si hebben so vele liedeGa naar voetnoot10 ter uren
Wy en mochten vor hem niet geduren;
Ende en hebbet gene sorge nu
Si en mogen niet geduren vor iu’.
Doe wapenden hem al die heren
13785[regelnummer]
Ende men dade die batalie ordineren,
Ende men gaf Keyen, den drossate, nu
Des koninges Arturs tekenGa naar voetnoot11, seggic iu,
Dat hijt soude voerenGa naar voetnoot12 in den stryde
Want dat was sijn recht ten tyden
13790[regelnummer]
Entie iersteGa naar voetnoot13 batalie haddiGa naar voetnoot14 met;
Daer was inne LucasGa naar voetnoot15 ende Griflet,
Ende van der Roetsen Maras,
Ende van Blois Gwinas,
Van den wilden foreeste Drahans,
13795[regelnummer]
Entie amorose Behans
Ende Flandris de Blia;
Dese achte ridders, als ic versta,
Leiden diersteGa naar voetnoot16 batalie met,
Daer wasser vierGa naar voetnoot17 dusent ingeset.
13800[regelnummer]
Die ander batalic leide Bretel,
Die goet ende trouweGa naar voetnoot18 es, weet ic welGa naar voetnoot19,
Ende vrome was in elker stede
EntieneGa naar voetnoot20 welGa naar voetnoot19 konde gehelpen mede;
Daer souderGa naar voetnoot21 vierGa naar voetnoot17 dusent mede sijn.
13805[regelnummer]
Die derde scaerGa naar voetnoot22 leide Ulfijn,
Die vele wiste van orlogen;
Hi was goet, getrouweGa naar voetnoot23, ende vermogen;
Ende hier was inne Artur, die koninck,
Ende deser was, in ware dinck,
13810[regelnummer]
Vierdusent, ende die ter noet
Haren heren getrouweGa naar voetnoot23 waren ter doet;
Ende elke scaerGa naar voetnoot22 voer allene na das
Suverlike enen clenen pas,
Ende Merlijn geleidese ende reet voren
13815[regelnummer]
Op een goet swart ors verkoren.
Daerna ordineerdenGa naar voetnoot24 die koninck Ban
Ende Bohort, sijn broeder, haerGa naar voetnoot25 man;
Entie ierste scaer gavenGa naar voetnoot26 si te leidene
Pharine, te berechteneGa naar voetnoot27 ende te bereidene,
13820[regelnummer]
Ende gavenGa naar voetnoot26 hem des koninges teken met,
Want hi was vrome ende wijs, dat wet,
Ende seker ende getrouweGa naar voetnoot23 ende koeneGa naar voetnoot28;
Met hem was Ladinas, in dien doene,
Ende Mares van Bonewijc,
13825[regelnummer]
Ende Candas van Trebe desgelijc,
Ende Blois van Casse ende Graciaen,
Ende Blioberis, hebbic verstaen,
Ende van Carmosijn Canes,
Madian, die blonde, ende Placides,
13830[regelnummer]
Ende Meliadus de Blois, die grote,
Ende Placalifer van der Benote,
Iedars die brune ende Cristofeles,
Ugelijn van den dale ende Gliales,
Galogregans van den lande van Gorre,
13835[regelnummer]
Ende Grisalus. Deze waren in porre
Ende ander ridderGa naar voetnoot29 sovele nadas,
DatterGa naar voetnoot30 vierdusent in der batalie was.
| |
[pagina 153]
| |
Die ander scaerGa naar voetnoot1 leide Leonces
Van Parne, die wijs ende koene es,
13840[regelnummer]
Ende daer wasser vierdusent in vermeten
Wael bereit ende opgeseten.
Die derde leide koninck Bohort van Gannes
Daer der oec vierdnsent in es,
TorsGa naar voetnoot2 ende wael gewapent al.
13845[regelnummer]
Die vierdeGa naar voetnoot3 scaer leiden sal
Van Bonewijc die koninck Ban,
Ende hi was een die zekerste man
Die stontsteGa naar voetnoot4 entie getrouwesteGa naar voetnoot5 met
Van al sinen heer, dat wet,
13850[regelnummer]
Ende in siner batalie waren welGa naar voetnoot6
Vier dusent ridderGa naar voetnoot7 sterck ende snel,
Die haren here niet totter doet
En zullen begeven dor gene noet.
Ende doe si dus bereit waren,
13855[regelnummer]
Sijn zi alle enwech gevaren,
Also als ic in zeide vor das,
Met gemake enen clenenGa naar voetnoot8 pas,
So lange dat middenacht es geleden;
EntieGa naar voetnoot9 mane sceen scone ter steden
13860[regelnummer]
Maer dat was stille ende scone doe
Ende dat vroes sere ember toe,
Ende si reden so vele, hebbic vernomen,
Datsi by haer viande zijn gekomen
Dat sijsGa naar voetnoot10 niet en wisten, zeggic iu.
13865[regelnummer]
Dus laticGa naar voetnoot11 die tale hieraf nu,
Want ic moet iu voert bescriven
Die dinge, die die SennenGa naar voetnoot12 bedriven,
Die martsierden an der tienGa naar voetnoot16 koninge lant
|
|