Men gebruikt daarom de term poëtica, o.a. in het Duits, met name gaarne voor tekstuitgaven van verhandelingen over literatuur van vóór de opkomst van de moderne literatuurwetenschap:
K. Ph. Moritz, Schriften zur Ästhetik und Poetik, |
en gebruikt dan als equivalent van het Engelse history of criticism (‘geschiedenis der opvattingen over het literaire werk door de eeuwen heen’) de term Geschichte der Poetik:
B. Markwardt, Geschichte der deutschen Poetik. |
Maar ook in moderne verhandelingen, zelfs in leer- en studieboeken, gebruikt men de term wel in zeer algemene zin, als ‘leer van het literaire werk’:
H. Villiger, Kleine Poetik. |
G. Bachelard, La poétique de l'espace. |
In het laatste geval is poëtica de ‘leer van de verbeeldingskracht van dichters en schrijvers’, en dan beperkt tot het aspect van de ruimte-beleving.
De betekenis ‘genreleer’, ‘genologie’ lijkt wel voornamelijk Duits te zijn (al komt ze incidenteel ook in andere talen voor), zie b.v. Staiger:
E. Staiger, Andeutung einer Musterpoetik; dez., Grundbegriffe der Poetik; dez., Zum Problem der Poetik. |
Verbreider is de betekenis ‘leer van één enkel genre’, en dan met name betr. de lyriek:
M. Landmann, Die absolute Dichtung, met als ondertitel: ‘Essays zur philosophischen Poetik’. |
C. Podewils, Poetik. |
J. Scully, Modern Poetics. |
Veelal worden daaraan dan beschouwingen over versleer (metriek, ritme, enz.) gekoppeld, die niet alleen de lyriek aangaan, maar ook andere genres in versvorm:
J. Elema, Poetica. |
H. Morier, Dictionnaire de poétique et de rhétorique. |
A. Mussche, Nederlandse poëtica. |
A. Preminger, Encyclopedia of Poetry and Poetics. |
Dat poëtica in deze beperkte zin als ‘leer van één genre’ evenwel beslist niet altijd op het lyrisch genre betrekking behoeft te hebben, maar dat er ook ‘poëtica's’ van andere genres (zelfs van subgenres) bestaan, bewijst ten slotte nog deze titel:
V. Klotz, Zur Poetik des Romans. |
Deze catalogus van heterogene gebruikswijzen van de term poëtica maakt wel voldoende duidelijk, waarom we hem, behalve in een niet mis te verstane context, liever mijden. Een geheel andere gebruikswijze zal nog in hfdst. iii, § 40, ter sprake komen.
Een andere, eveneens terminologische, kwestie vraagt ook enige aandacht, nu we over de relatie tussen structuren op verschillend abstractieniveau spreken. W. Blok stelt in Verhaal en lezer, blz. 10, in de plaats van structuur-op-het-niveau-van-het-con-