(F. de Saussure), in het Nederlands: taalgebruik (Eng. speech, Du. Rede of Sprachgebrauch). Het geheel van regels, de orde, waartoe het taalgebruik in een bepaalde taal te herleiden is, noemt hij de langue (de Saussure), in het Nederlands: taal (Eng. language, Du. Sprache).
De parole is een concretum en de constateerbare ordening van die parole is eveneens concreet; de langue, de orde, is een abstractum en wordt gevonden door inductie, en wel op grond van de overeenkomsten tussen de ordeningen der verschillende stukken parole (taaluitingen), - althans, zo ziet de structuralistische linguïst de relatie. Op de meer deductieve benaderingswijze der generatief-transformationele richting in de linguïstiek, die zich sinds 1957 uit de structuralistische heeft ontwikkeld, komen we nog in hfdst. iii, § 39, te spreken.
Het taalgebruik verschilt per individu, ja per situatie: dat is een algemeen bekend feit. We behoeven alleen maar te denken aan wat we gemeenlijk de ‘uitspraak’ van een individuele taalgebruiker noemen (dat is de fonetische realisatie, de manier waarop hij de klanken produceert) om in te zien, dat geen twee mensen dat op precies dezelfde wijze doen. Toch blijft dat taalgebruik verstaanbaar en begrijpbaar, zolang de ‘afwijkingen’ binnen bepaalde grenzen blijven. Hieruit blijkt ook, dat er een stelsel van constanten bestaat, waartoe de variabele elementen van het individuele taalgebruik kunnen worden herleid. Dit stelsel van constanten nu is de reeds genoemde langue. Die constanten bestaan niet alleen op het niveau van de klanken: het fonologisch subsysteem van een taal, ze bestaan ook op dat van de woordvormen en op dat van de woordgroepen en zinnen, die resp. het morfologisch en het syntactisch subsysteem vormen. In het individuele taalgebruik kan dan ook een fonologische, een morfologische en een syntactische ordening worden onderscheiden, die correspondeert met de desbetreffende ordeniveaus van de taal.
Deze fonologische, morfologische en syntactische orde maakt volgens de moderne taalwetenschap de structuur van de taal uit. En juist daarom noemt de richting, die dit structuur-idee bijzonder beklemtoont, zichzelf dan ook algemeen, zoals gezegd, structurele taalwetenschap of structuralisme. In dit structuralisme zijn weer verschillende stromingen of scholen te onderscheiden: wij komen daarover, voorzover dat voor ons onderwerp van belang is, nog in hfdst. iii, § 39, te spreken, als we het probleem van de betekenis behandelen. Voorlopig is het voldoende als we hebben vastgesteld, wat structuur in de taalwetenschap wil zeggen, want we hebben deze term immers ook als centraal begrip van de autonomiebewegingen in de literatuurwetenschap leren kennen. Ondanks alle verschillen tussen beide begrippen zijn er (wetenschapshistorisch verklaar-