Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Literatuurwetenschap (1970)

Informatie terzijde

Titelpagina van Literatuurwetenschap
Afbeelding van LiteratuurwetenschapToon afbeelding van titelpagina van Literatuurwetenschap

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.85 MB)

Scans (4.22 MB)

ebook (3.46 MB)

XML (0.74 MB)

tekstbestand






Genre

sec - letterkunde

Subgenre

studie


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Literatuurwetenschap

(1970)–Frank C. Maatje–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

§ 17 De polysemie van het woord ‘literair’

Droogstoppel gebruikt in zijn aanval op de ‘romans’, de ‘verzen’ en het ‘toneel’ niet het woord literair of literatuur. Toch is het duidelijk dat hij met de drie genoemde specimina van literatuur - die, zoals we al opmerkten, de drie klassieke hoofdgenres epiek, lyriek en dramatiek vertegenwoordigen - het hele verschijnsel literatuur verwerpt, en wel op grond van het argument dat het allemaal maar ‘valsche opgaven’ zijn. Voor de makelaar in koffie staat dus de fictionaliteit van het verschijnsel voorop (ook al benoemt hij het verschijnsel niet met zoveel woorden d.m.v. de omvattende term literair of literatuur, en ook al scheert hij in zijn onbegrip die fictionaliteit over één kam met de onwaarachtigheid van de vaderlandse-geschiedenisboekjes). Maar de woorden literatuur en literair hebben nog een tweede betekenisaspect: de waarde. Die waarde hebben we in de Inl., § 6, in termen van de synchronie der ws-mechanismen kunnen beschrijven, dus als een sociologisch of sociaalpsychologisch gegeven. Dit zien we nu ook weerspiegeld in het taalgebruik van de gemiddelde spreker: een bewering als ‘Dat werk behoort tot de literatuur’, of sterker nog: ‘Ik vind dat dat werk tot de literatuur behoort’ of: ‘Dat is een literair werk’ is een positieve kwalificatie, de taalgebruiker drukt daarmee een zekere waarderende instemming uit.

Als dus uit het gewone taalgebruik blijkt, dat met de woorden literair en literatuur een waardeaspect is verbonden, dan is het de taak van de literatuurwetenschap, als ze deze woorden tenminste als begrippen wil hanteren - en dat doet ze bij voortduring -, dit aspect nauwkeurig te beschrijven. Logisch doorredenerend zou men moeten zeggen: als de literatuurwetenschap heeft vastgesteld wat dit waardeaspect inhoudt, dan kan zij ook zeggen, welke taaluitingen volgens haar literair zijn, tot de literatuur behoren, en welke niet. Dan pas zou blijken of ze van een woord een bruikbaar begrip heeft gemaakt; dan pas ook zou ze die woorden kunnen gebruiken om te zeggen, wat haar object nu precies is, - zoals ook de natuurkundige bepaalde criteria heeft voor zijn object, en zeggen kan, of een bepaald verschijnsel van natuurkundige of b.v. van scheikundige aard is.

We hebben evenwel, in de Inl., § 6, al gezien dat deze objectbepaling, althans wat de waarde van het literaire werk betreft, niet goed haalbaar is; en wat op het niveau van de zuivere theorie niet kan worden bereikt,

[pagina 76]
[p. 76]

kan uiteraard zeker niet worden opgelost op het vlak van de loutere terminologie, van het gebruik van de woorden literair en literatuur. Toch heeft het wel zin, al was het alleen maar om de gedachten nog eens goed bij dit probleem te bepalen, de betekenisaspecten van deze woorden in het gewone taalgebruik te analyseren. Dit temeer, omdat de traditionele literatuurwetenschap, als alle zgn. geesteswetenschappen, in haar terminologie bijna steeds op het algemene taalgebruik, en daarmee op allerlei voorwetenschappelijke oordelen, steunt.

Er blijkt dan dat het woord literair niet alleen verschilt per taalgebruiker, omdat het op grond van diens waardensysteem slechts een subjectieve kwalificatie kan inhouden, het lijdt ook aan wat we polysemie noemen, d.w.z. de betekenis verschilt ook per situatie. Polysemie is het verschijnsel, dat van een woord in verschillende situaties verschillende betekenisaspecten of -onderscheidingen worden geactueerd, zonder dat er sprake is van homofonie of homonymie. Deze definitie vereist uiteraard enige toelichting: ook is het verschijnsel polysemie zo belangrijk in de literatuurwetenschap (en niet alleen in verband met het woord literair), dat het de moeite loont er even op in te gaan.

Als twee woorden naar de fonemische vorm identiek zijn, maar iets geheel verschillends betekenen, noemen we ze homofoon, d.w.z. gelijkluidend. In het reclamezinnetje voor een haarverzorgingsmiddel:

Mooi haar dat haar bekoort!

zijn de twee woorden haar, in de zin van 1. zelfstandig naamwoord, de begroeiïng van de bovenzijde van de menselijke schedel aanduidend, en 2. persoonlijk voornaamwoord van de derde persoon vrouwelijk in objectpositie, zulke homofonen. Behoren echter twee dergelijke gelijkluidende woorden tot dezelfde woordsoort, dan worden ze in het algemeen niet homofonen, doch homoniemen genoemd. Zo behoren de beide woorden bouw in de zinnetjes:

De bouw van het huis vordert goed
De vos verschool zich in zijn bouw
(= ‘hol’, jagersterm)

tot dezelfde woordsoort (zelfstandig naamwoord), ze zijn voorts volkomen gelijkluidend, maar verschillen dermate in hun betekenis, dat we moeten vaststellen dat ze geen enkel betekenisaspect gemeen hebben. Deze beide woorden bouw zijn homoniem, het zijn twee verschillende woorden. (Dat ze taalhistorisch gezien identiek zijn, doet hier niet ter zake: we beschouwen het taalsysteem thans synchronisch, in het functioneren hier-en-nu).

[pagina 77]
[p. 77]

Er zijn echter ook gevallen, waarin twee woorden gelijkluidend zijn, tot dezelfde woordsoort behoren en van betekenis aanmerkelijk verschillen, zonder dat we ertoe overgaan, van twee verschillende woorden, dus van homoniemen, te spreken. Dit is b.v. het geval in de volgende zinnen met het woord bouw:

De bouw van het huis vordert goed
Hij heeft de bouw van zijn vader
(= ‘lichaamsbouw’)

Bouw heeft o.a. het betekenisaspect van ‘het bouwen’, d.i. de handeling van het construeren, en verder het betekenisaspect van ‘het gebouwd-’, d.i. ‘geconstrueerd-’, resp. ‘geschapen zijn’. In het eerste zinnetje wordt het eerstgenoemde betekenisaspect van het woord bouw wèl, en het tweede nièt geactueerd; in het tweede is het precies andersom: daar wordt wèl het tweede en nièt het eerste geactueerd.

De bewijsvoering is in dezen een uiterst netelige kwestie, we raken hier aan de grondslagen van de linguïstiek. De constatering dat ons eerste woordenpaar bouw (= ‘het bouwen’/‘hol’) homonymie betreft, dat het dus om twee verschillende woorden gaat, en dat het tweede woordenpaar bouw (= ‘het bouwen’/‘het gebouwd zijn’) daarentegen polysemie betreft, dat het dus om één en hetzelfde woord gaat, waarvan alleen verschillende betekenisaspecten worden geactueerd, - deze constatering berust in laatste instantie op de zgn. onmiddellijke evidentie. Het zou te ver voeren, hierop in ons kader verder in te gaan.

Met de polysemie van het woord literair ligt de zaak niet veel anders dan bij het tweede, polysemische, bouw. Bij literair komt ze hierin tot uiting, dat het woord behalve op de waarde van een taaluiting (de ene betekenisonderscheiding), ook op de fictionaliteit van die taaluiting (de andere betekenisonderscheiding) betrekking kan hebben. Zo kan de woordgroep een literair werk duiden op a. een waardevol fictioneel werk (beide betekenisaspecten worden geactueerd, al kan het ene in een bepaald verband belangrijker zijn dan het andere), of op b. een waardevol niet-fictioneel werk (alleen het eerste betekenisaspect wordt geactueerd). Deze polysemie van het woord literair in het gewone algemene taalgebruik heeft de literatuurwetenschap bij voortduring parten gespeeld (en doet dat vandaag den dag nog), omdat men ging spreken van ‘typisch literaire eigenschappen’ van een werk, zonder zich af te vragen of die eigenschappen hun basis hebben in de waarde van dat werk of in de fictionaliteit ervan.

Er zijn twee redenen, waarom de polysemie van het woord literair een ingewikkelder zaak is dan die van de meeste andere polysemische woor-

[pagina 78]
[p. 78]

den. Bij het woord bouw in De bouw van het huis vordert goed en in Hij heeft de bouw van zijn vader is het voor de ontvanger van de taaluitingen onmiddellijk duidelijk, welke betekenisaspecten geactueerd worden: de situatie sluit misverstand direct uit. Om te begrijpen welk betekenisaspect geactueerd wordt in de mededeling Dit is een literair werk evenwel is een zekere mate van taalbeschouwing nodig, van reflectie over het taalgebruik, terwijl bij het begrijpen van de verschillende betekenisaspecten van bouw alles nog min of meer automatisch, zònder die reflectie, gaat.

Een tweede complicatie is, dat het betekenisaspect ‘waardevol’ van literair niet vastligt, maar, zoals we al hebben gezien, per taalgebruiker kan verschillen. Daardoor is het uiterst moeilijk, concrete voorbeelden te geven. Het enige wat we kunnen doen als we de polysemie van het woord literair verder willen bespreken is, uitgaan van een consensus, van een overeenstemming tussen mij en mijn lezers omtrent de waarde van een aantal van zulke concrete voorbeelden, of, om het in de terminologie van de Inl., § 5 en 6, te formuleren: uitgaan van de veronderstelde synchronie onzer ws-mechanismen. Voor het verloop van het betoog doet het er niet veel toe, of die consensus in dit geval inderdaad bestaat, of dat hij alleen maar geponeerd wordt. De consensus betreft dan de waardebepaling (aan de rechter kant aangegeven) van de taaluitingen aangegeven in afb. 14.



illustratie
afb. 14


[pagina 79]
[p. 79]

Wanneer we nu het gebruik van het woord literair aan deze voorbeelden toetsen, dan zien we dat (1) en (2) literair kunnen worden genoemd, maar dat dat alleen bij (1) zowel fictioneel als waardevol betekent, bij (2) alleen waardevol, en bij (3) en (4) niet van toepassing is. Uit de niet-toepasbaarheid op (3) blijkt, dat het betekenisaspect waardevol altijd aanwezig is, en dat het aspect fictioneel slechts bijkomstig, dus misbaar is. Althans, zo wil het algemeen taalgebruik het. Over de literatuurwetenschappelijke relevantie komen we in de volgende paragraaf te spreken.

Bibliografische aantekeningen

Bovenstaande uitweiding over het begrip polysemie sluit in grote lijnen aan bij het betoog van A. Reichling in De Taal, haar wetten en haar wezen, 41 e.v. Vgl. verder over dit begrip J.M. Lotman, Sur la délimitation linguistique et littéraire de la notion de structure. Zie voorts over het verschijnsel polysemie in literaire werken hfdst. iii, § 41.

 

Zie voor het begrip taalbeschouwing: C.F.P. Stutterheim, Taalbeschouwing en taalbeheersing.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken