Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Literatuurwetenschap (1970)

Informatie terzijde

Titelpagina van Literatuurwetenschap
Afbeelding van LiteratuurwetenschapToon afbeelding van titelpagina van Literatuurwetenschap

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.85 MB)

Scans (4.22 MB)

ebook (3.46 MB)

XML (0.74 MB)

tekstbestand






Genre

sec - letterkunde

Subgenre

studie


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Literatuurwetenschap

(1970)–Frank C. Maatje–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

§ 15 Mondelinge en schriftelijke taaluitingen. Van fixatie naar realisatie en ontvangst

Wij hebben tot nu toe van ‘taaluitingen’ tout court gesproken en ons niet bekommerd om de vraag, op welke wijze die aan ons worden overgeleverd: mondeling of schriftelijk. In onze westerse cultuur zijn de fictionele taaluitingen bijna steeds schriftelijk, de niet-fictionele mondeling òf schriftelijk. Weliswaar worden literaire werken - kortheidshalve zullen we de fictionele taaluitingen in het vervolg zo noemen, een rechtvaardiging van deze term volgt in § 18 - veelvuldig mondeling overgebracht, ook in onze cultuur: ze worden gereciteerd (gedichten), voorgelezen (romans en verhalen) en op het toneel opgevoerd (drama's), maar ook in die gevallen vormt het geschrevene of gedrukte het praktisch uitgangspunt van wat we de realisatie (= het voordragen, voorlezen, opvoeren) noemen. Er is tussen dèze vormen van realisatie en de gewone, stille, het zgn. stillezen, waarbij de lezer alleen op zichzelf de tekst laat inwerken, geen essentiëel verschil. Bij het stillezen wordt alleen de intermediaire figuur van de voordrager, voorlezer of toneelspeler uitgeschakeld en vallen realisatie en ontvangst in één persoon, in die van de lezer, samen: we komen hier aanstonds op terug.

Dat de geschreven of gedrukte vorm, de tekst, het praktisch uitgangs-

[pagina 65]
[p. 65]


illustratie
afb. 13


punt is, wil echter niet zonder meer zeggen dat de letters-op-het-papier primair zouden zijn, dat het literaire werk uit die letters zou bestaan. De zaak is nog een slag ingewikkelder. Het werk bestaat, zoals iedere taaluiting, uit een reeks taaltekens die betekenis hebben. Alle betekenissen samen vormen de inhoud ervan (zie Inl., § 4). Die inhoud kunnen we alleen leren kennen, als de taaltekens van de uiting op de één of andere manier worden gefixeerd, anders immers gaat deze verloren. De gebruikelijke vorm van fixatie is in onze cultuur het schrift. Het voordeel hiervan is, dat de taaluiting, in ons geval dus het literaire werk, oneindig vaak opnieuw kan worden gerealiseerd, temeer daar ook de fixatie op zichzelf weer kan worden vermenigvuldigd door overschrijven, drukken of herdrukken. We moeten dus, sprekende over het literaire werk en over de manier het te leren kennen (dat is de zgn. epistemologische vraag), altijd de volgende verschillende fasen van zijn bestaan en verwerkelijking goed onderscheiden (afb. 13).

De vierde fase, die van de ontvangst door de hoorder, valt natuurlijk alleen dan als een aparte fase te onderscheiden, indien degeen die wil kennisnemen van het werk dit doet via de realisatie van een ander (voordrager, toneelspeler); als hijzelf leest, vallen, zoals reeds opgemerkt, de derde en de vierde fase samen.

Deze onderscheidingen verlopen, zoals gezegd, bij het literaire werk in principe niet anders dan bij niet-fictionele taaluitingen. Alleen zijn ze, door de bijzondere aard van het literaire werk, van veel meer belang. Het is raadzaam, het talige aspect van het literaire werk steeds goed in het oog te houden: dit behoedt voor het bedrijven van een bijzonder soort metafysica rond het fenomeen het literaire werk. Zijn bijzondere zijnswijze of ontologische status ontleent het werk aan het bijzondere karakter van de taaltekens in dat werk (de niet-referentialiteit) en aan de bijzondere aard van het totaal der betekenissen (de fictionaliteit), niet aan die taaltekens als zodanig en nog minder aan de manier van fixatie van die taaltekens. De ontvangst van de taaltekens door de hoorder of lezer verloopt, zoals we gezien hebben, niet anders dan bij niet-fictionele schriftelijke uitingen: door realisatie van hun fixatie, van de tekst. Het antwoord op de epistemologische vraag: hoe kunnen we het literaire werk leren kennen? is dan ook in principe: men dient te trachten via de

[pagina 66]
[p. 66]

ontvangst (4) van de realisatie (3) van de fixatie (2) door te dringen tot de betekenissen van de taaltekens die het werk constitueren (1).

De belangrijkste fase op deze weg is die van de realisatie. Zoals er van de elementairste taalvormen, de fonemen, evenzovele realiseringen (fonen, zie Inl., § 12) bestaan als er situaties zijn waarin gerealiseerd wordt: keer per keer, spreker voor spreker verschillend, - zo zijn er net zoveel realiseringen van een literair werk als er realisators en situaties, tijdstippen, waarin/waarop gerealiseerd wordt, bestaan. Aan de beoefenaars van de literatuurwetenschap de moeilijke taak, temidden van al deze variabelen naar de constante te zoeken, die er toch echt aan ten grondslag moet liggen: naar het literaire werk (zoals de linguïst temidden van alle variabelen, de fonen, ook naar de constanten, de fonemen, zoekt).

Ook een - zij het nog voorlopig - antwoord op de ontologische vraag: wat is het literaire werk? is nu in principe gegeven: het werk is de reeks van vormen en betekenissen, het bestaat niet uit de fixatie, de tekst, noch uit de realisatie (het voordragen, opvoeren, lezen) van die tekst, ook al kunnen we het slechts via die fixatie en via die realisatie leren kennen.

Dat we dus werk en tekst zeker niet mogen gelijkstellen, neemt niet weg, dat het begrip literair in het algemeen spraakgebruik duidelijk met schriftelijk gefixeerde, dus met geschreven of gedrukte taaluitingen, wordt geassocieerd. Daartegen is in de praktijk weinig bezwaar, omdat, zoals gezegd, in onze cultuur het schrift bijna iedere andere vorm van communicatie overheerst: onze cultuur is een leescultuur (al komt daarin door de snelle ontwikkeling der massacommunicatiemiddelen in de komende decennia wellicht een verandering). Bij literatuur denkt men daarom, simpel uitgedrukt, aan ‘boeken’. Het is niettemin noodzakelijk in alle duidelijkheid te stellen, dat het schrift slechts een accidenteel, geen essentieel kenmerk van het literaire werk vormt. Een uitzondering op deze regel vormt wellicht de primair voor het stillezen bestemde poëzie van dichters als Paul van Ostayen, vgl. b.v. diens Huldegedicht aan Singer (zie blz. 67).

 

In een gedicht als dit is de typografische verzorging zozeer een structuurelement geworden, dat we niet van een literair, maar van een literair-typografisch kunstwerk moeten spreken. Toch staat ook hier de typografie slechts in dienst van de literaire structuur: ze heeft in het onderhavige geval b.v. als functie, door een bepaalde typografische groepering van als versregel gemarkeerde zinstukken het regelmatige spinnen van het ‘naaimachineritme’ weer te geven. Wat anders door de voordrager, in de realisatie, tot klinken zou moeten worden gebracht, wordt bij Van Ostayen visueel, in de fixatie, aangeduid.

[pagina 67]
[p. 67]
 
Slinger
 
Singer
 
naaimasjien
 
Hoort
 
Hoort
 
Floris Jespers heeft een Singernaaimasjien gekocht
 
Wat
 
Wat
 
jawel
 
Jespers Singer naaimasjien
 
hoe zo
 
jawel
 
ik zeg het u
 
Floris Jespers heeft een Singernaaimasjien gekocht
 
Waarom
 
waardoor
 
wat wil hij
 
Jawel
 
hij zal
 
hoe zo
 
Circulez
 
want
 
SINGERS NAAIMASJIEN IS DE BESTE [...]

We zullen niet te lang stil staan bij mogelijke andere vormen van literaire traditie dan onze overwegend schriftelijke. Er hebben belangrijke literaire tradities bestaan, die ‘tradities’ in de etymologische zin van dat woord waren, omdat het werk direct en mondeling werd ‘doorgegeven’. Niet alleen de balladen en epen van zangers uit Oudheid en Middeleeuwen vallen binnen deze categorie, maar ook de sprookjes van vertellende grootmoeders (voordat ze door onderzoekers zoals de fameuze gebroeders Grimm werden opgetekend en daarmee van een schriftelijke fixatie voorzien). Als we in de toekomst kijken, dan is een niet-meer-schrijvende ‘dichter’ of ‘schrijver’, die direct zijn werken op de magnetofoonband spreekt (= fixeert en realiseert), welke band daarna bij de literatuurconsument wordt afgeleverd, om op ieder gewenst moment te kunnen worden afgedraaid en beluisterd (= ontvangen), een nog onwerkelijk aandoend, maar zeker niet onmogelijk denkbeeld. Ook is het denkbaar dat de televisie een nog grotere rol gaat spelen bij de verspreiding van literaire werken, en in Friesland bestaat reeds een vast telefoonnummer dat men kan draaien

[pagina 68]
[p. 68]

als men lyriek van Friese dichters wil horen. Mocht de leescultuur in onze geautomatiseerde maatschappij geheel verdwijnen (waar het op het ogenblik overigens nog niet naar uitziet), dan zullen zeker andere media de functie van overdracht van fictionele uitingen overnemen.

Veel van wat in dit boek over de theorie van het literaire werk wordt gezegd geldt mutatis mutandis ook voor die fictionele uitingen die normaliter niet als literaire werken worden aangemerkt. Daar is in de eerste plaats de speelfilm, die natuurlijk veel met het drama gemeen heeft, maar ook met de roman (b.v. de voor de epiek kenmerkende tijdsbehandeling, die we in hfdst. ii, § 29-31, zullen bespreken). Daarnaast moet het ballet worden genoemd, in welks realisatie - in tegenstelling tot de moderne speelfilm - het gesproken woord geen rol meer speelt. Ook andere kunsten, b.v. de beeldende (voorzover ze niet een uitsluitend decoratieve of afbeeldende functie hebben), berusten op het principe van fictionaliteit.

Bibliografische aantekeningen

Al is dus de tekst nog niet het werk zelf, toch schept bij oorspronkelijk mondeling overgeleverde en pas veel later schriftelijk gefixeerde literaire werken het ontbreken van juist die tekst bijzondere problemen m.b.t. de ontologische en epistemologische vragen (‘Wat is het werk?’, ‘Hoe kunnen we het kennen?’). De vraag naar de constante (het werk) achter alle variabelen (de verschillende fixaties en realisaties) is bij deze werken (uiteraard met name ‘primitieve’ genres als sprookjes, sagen, e.d.) veel moeilijker te beantwoorden; het wordt zelfs wel betwijfeld, of van een constante kan worden gesproken, omdat hele gemeenschappen deel kunnen hebben gehad aan het scheppings- en herscheppingsproces. Wij kunnen op deze kwestie hier niet nader ingaan en verwijzen daarom naar de volgende specialistische onderzoekingen:

C.M. Bowra, Heroic Poetry, i.h.b. 353, 388 e.v., 403.
R.M. Dorson, Oral Styles of American Folk Narrators.
H. Grimm, Die Brüder Grimm, 21 e.v.
A.B. Lord, The Singer of Tales, i.h.b. 124 e.v.
R. Petsch, Deutsche Literaturwissenschaft, 145 e.v., 178 e.v.
M. Ramont, De werkelijkheid in het volkssprookje.
L. Röhrich, Sage.
J. Rychner, La chanson de geste, i.h.b. 34 e.v.

 

Van belang is in dit verband ook de theorie der einfache Formen van A. Jolles (vgl. diens gelijknamige boek Einfache Formen). Deze ‘vormen’ zijn de meest elementaire grondstructuren die aan mondeling overgeleverde genres als legende, sage, mythe, raadsel, sprookje, enz. ten grondslag liggen.

 

Zie voor de relatie tussen werk-fixatie-realisatie-ontvangst in het algemeen de principiële opmerkingen van R. Ingarden, Vom Erkennen des literarischen Kunstwerks, 10 e.v.

[pagina 69]
[p. 69]

(§ 4-7). Zie voorts I. Seidlers kritiek op Ingardens ontologische hoofdwerk (Das literarische Kunstwerk) in het artikel Reale und ideale Schichten des Sprachkunstwerks?


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken