En Vers 32, 33, 34, 35, 36, 37, 38.
En nu, broeders, ik beveele u Gode, en den woorde zyner genade: die machtig is [u] op te bonwen, en u een erfdeel te geeven onder alle de geheiligde. Ik en hebbe niemants zilver, of goud, of kleedinge begeerd. En gy zelve weet dat deze handen tot mynen nooddruft, en den geenen die met my waaren, gedient hebben. Ik hebbe u in allen getoond, dat men alzo arbeidende de zwakke moet opneemen, en gedenken aan de woorden des Heeren Jezus, dat hy gezegt heeft, Het is zaliger te geeven dan te ontfangen. En als hy dit gezegthadde, heeft hy neder knielende met haar allen gebeden. En daar wierd een groot geween van [haar] allen: en zy vallende om Paulus hals kusseden hem: Zeer bedroefd zynde, allermeest over het woord dat hy gezegt hadde, Dat zy zyn aangezicht niet meer zien en zouden: en zy geleidden hem na het schip.