De schriftuurlyke geschiedenissen en gelykenissen, van het Oude en Nieuwe Verbond

[p. 588]

De jongsten dag.

Die altyd met het Oog der Wysheid voor zich zag,

Op d'onvermyd'lykheid van d'allerlaatsten Dag,

Daar al wat zienlyk is, in zynen loop zal stuiten,
En al 't bedekte zich voor oogen zal ontsluiten,

Op dat de Groote Zeef, het Goed van 't Quaade scheid,

Tot een versmyting, en tot hoogste Achtbaarheid:

Wat voor een lichtheid of de dingen niet wel kreegen,
Die by de menschen nu zo zeer gewigtig weegen!

En haar beletten door bezitting van het hert,

Dat zulk een groot Belang daar uit geschooven werd:

Om in dien Dag, zyn hoofd blymoedig op te heffen,
Wanneer de Slag van Spyt het acht'loos hert zal treffen;

Is dat niet waardig, dat de Mensch zyn leven lang,

Van Jeugd, tot Ouderdom, zich zelven dring' en prang,

Dat zyn Gedachten dit altyd de Voortogt geeven,
Van alle dingen, die iets weegen in zyn leven?

Wyl alle dingen, al geduurig achter staan,

Maar hem dat Eene Ding steeds in 't gemoed komt gaan;

Het welk een Einde maakt, van 't draaijend rad der tyden,
En met de Eeuwigheid, de Voortgang af zal snyden,

Op dat een Ider in zyn Eeuw'ge vastheid staat,

Van 't Eindelooze Goed, of 't Eindelooze Quaad.

Weeg dit met alles, wat gewigt heeft om te weegen,
En oordeeld dan waar u het meest' aan leid gelegen.

[p. 589]

Mattheus XXIV: 29, 30, 31.

TERSTONT na de verdrukkinge dier dagen, zal de Zonne verduisterd worden, en de Maane en zal haar schynsel niet geeven, en de sterren zullen van den hemel vallen, en de krachten der hemelen zullen beweegd worden. En alsdan zal in den hemel verschynen het teeken des Zoons des menschen: en dan zullen alle de geslachten der aarde weenen, en zullen den Zoone des menschen zien komende op de wolken des hemels, met groote kracht en heerlykheid. En hy zal zyne Engelen uitzenden met een bazuine van groot geluit, en zy zullen zyne uitverkorene by een vergaderen uit de vier winden, van [het een] uiterste der hemelen tot [het ander] uiterste der zelve.

En Kapittel XXV: 31, 32, 33.

Wanneer de Zoone des menschen komen zal in zyne Heerlykheid, en alle de heilige Engelen met hem, dan zal hy zitten op den Troon zyner Heerlykheid. En voor hem zullen alle de volkeren vergaderd worden, en hy zal ze van malkanderen scheiden, gelyk de herder de schaapen van de bokken scheidet. En hy zal de schaapen tot zyner rechter- [hand] zetten, maar de bokken tot [zyner] slinker-[hand.]

Joannes V: 28, 29.

Verwonderd u daar niet over: want de uure komt, in welke alle die in de graven zyn zyne stemme zullen hooren. En zullen uit gaan, die het goede gedaan hebben tot de opstandinge des levens: en die het quaade gedaan hebben, tot de opstandinge der verdoemenisse.