De schriftuurlyke geschiedenissen en gelykenissen, van het Oude en Nieuwe Verbond

[p. 562]

De vervloekte vygeboom

Elk menschelyke boom, maak goede vrucht te draagen,

Op dat de honger Gods, in zyne zoeking vind

Een zoete vruchtbaarheid, na 't Heilig welbehaagen,

Zo word de gantse boom, gezegend en bemind.

Want waarom zoud 'er niet op u gevonden worden,

Dan enkel blaad'ren, zo, dat u den Vloek beving,

Zo dat gy van den kruin, tot aan den grond verdorden,

En tot versmaadheid voor het Oog der Wysheid sting!

Gelyk wy duid'lyk uit de mond der Waarheid hooren,

Hoe Hy ten Jongsten dage, als Hy het alles scheid,

Zyn Woord der Zegening zal brengen tot de ooren,

Van zyn Geliefden, op haar goede vruchtbaarheid.

En ook het tegendeel, daar Hy niet heeft gevonden,

Den Eis des hongers, na de Goddelyke lust,

Maar enkel pronk-sieraad, van bladeren der zonden,

Hoe dat de zwaare vloek op haare kruinen rust.

Wat hoorden zich de boom, van 't korte mensch'lyk leven,

Door 't groote voorrecht van het Edele Verstand,

Tot groei en bloeizaamheid, van Goede vrucht te geeven,

Door 't beste voedsel, dat hy om zich heene vand!

Trok zyne wortel sap, uit Hem, die Vrucht wil vinden,

Zo droeg hy Vygen voor de allerwaardste mond,

En wierd in 't schoonste hof een waarden en beminden,

En van den Vloek bevryd, voor Eeuwig vast gegrond.

[p. 563]

Mattheus XXI: 18, 19, 20.

DES morgens vroeg als hy wederkeerde na de stad, hongerde hem, En ziende eenen vygeboom aan den weg, ging hy na hem toe, en vond niet aan den zelven dan alleenlyk bladeren. En zeide tot hem, Uit u en worde geen vrucht meer in der eeuwigheid. En de vygeboom verdorde terstond. En de Discipelen [dat] ziende verwonderden haar, zeggende, Hoe is de vygeboom [zo] terstond verdorret?

Markus XI: 20, 21, 22, 23, 24.

En des morgens vroeg voorby gaande zagen zy dat de vygeboom verdorret was van de wortelen af. En Petrus [zulks] indachtig geworden zynde, zeide tot hem, Rabbi, ziet, de vygeboom, dien gy vervloekt hebt, is verdorret. En Jezus antwoordende zeide tot haar, Hebt geloove op God. Want voorwaar zegge ik u, Dat zo wie tot dezen berg zal zeggen, Word opgeheven en in de zee geworpen, en niet en zal twyfelen in zyn herte, maar zal gelooven dat het geene hy zegt geschieden zal, het zal hem geworden zo wat hy zegt. Daarom zegge ik u, Alle dingen, die gy biddende begeerd, geloofd dat gy ze ontfangen zult, en zy zullen u geworden.