Lukas XIII: 31, 32, 33, 34, 35.
TE dien zelven dage quamen daar eenige Pharizeen, zeggende tot hem, Gaat weg, en vertrekt van hier: want Herodes wil u dooden. En hy zeide tot haar, Gaat heenen, en zegget dien vos, Ziet ik werpe duivelen uit, en maake gezond, heden en morgen, en ten derden [dage] worde ik voleindigd. Doch ik moet heden en morgen, en den volgenden [dag] reizen: want het en gebeurd niet, dat een Propheet gedood worde buiten Jeruzalem. Jeruzalem, Jeruzalem, gy die de Propheeten doodet, en steenigd die tot u gezonden zyn: hoe menigmaal hebbe ik uwe kinderen willen by een vergaderen, gelykerwys een henne haare kiekens onder de vleugelen [vergaderd,] en gy-lieden en hebt niet gewilt? Ziet, uw' huis word u-lieden woest gelaaten. En voorwaar ik zegge u, dat gy my niet en zult zien, tot dat [de tyd] zal gekomen zyn, als gy zult zeggen, Gezegend [is] hy die komt in den Naame des Heeren.