De schriftuurlyke geschiedenissen en gelykenissen, van het Oude en Nieuwe Verbond

[p. 516]

De waakende dienstknecht.

Die zelver heer is, na de waan van zyn gedachten,
Hoeft niemant anders, met bezorgdheid op te wachten:

Maar die zich voor een Knecht in 't huisgezin Erkend,

Is 't noodig dat Hy 't recht der Knechtschap niet en schend.

Maar wie is nu geen knecht, (van alle die daar leeven,)
Voor d'Allerhoogste, die een Ider loon zal geeven?

Den Een het Goede, en den Anderen het quaad,

Na zyn Oprechtheid, of zyn straffelyke daad.

Wyl deze Waarheid niet kan werden weg genomen,
En niemant ook niet weet wanneer zyn Heer zal komen,

Hoe staan der heden dan zo weinig op de wacht,

Omgord, en met de Kaars, in deze levens nacht?

Maar doen haar Eigen Werk, in daaden en gebaaren,
Niet anders of zy zelfs de heer, en meester waaren,

Gelyk als iemant die niet uit de slaap ontwaakt,

Voor dat het Ongeval hem treft en wakker maakt.

Maar die zich wyslyk hoed voor schaden en voor schanden,
En laat het licht der Wacht, by zyn omgording branden,

Op dat hy zynen Heer ten eersten open doet,

Die ziet zyns Heeren Gunst met blydschap in 't gemoed.

En 't Heil zal veel zyn, dat de Heere haar zal maaken,
Die trouw'lyk op de komst van haaren Heere waaken.

[p. 517]

Lukas XII: 35, 36, 37, 38.

LAAT uwe lendenen omgordot zyn, en de kaarsen brandende. En zyt gy den menschen gelyk, die op haaren Heere wachten, wanneer hy wederkomen zal van de bruiloft, op dat als hy komt en klopt, zy hem terstond mogen open doen. Zalig zyn die dienstknechten, welke de Heere als hy komt zal waakende vinden: Voorwaar ik zegge u, dat hy hem zal omgorden, en zal ze doen aanzitten, en bykomende zal hy haar dienen. En zo hy komt in de tweede [nacht-] waake, en komt in de derde waake, en vind ze alzo, zalig zyn dezelve dienstknechten.

Ephezen VI: 14, 15, 16, 17, 18.

Staat dan, uwe lendenen omgegord hebbende met de waarheid, en aangedaan hebbende de borstwapenen der gerechtigheid: En de voeten geschoeid hebbende met bereidheid des Euangeliums des vredes. Boven al aangenomen hebbende den schild des geloofs, met welken gy alle de vuurige pylen des boozen zult konnen uitblussen: En neemt den helm der zaligheid, en het zwaard des Geests, het welk is Gods woord: Met alle biddinge en smeekinge, biddende tot aller tyd in den geest, en tot het zelve waakende met alle geduurigheid en smeekinge voor alle de Heilige.

1 Petrus I: 13.

Daarom opschortende de lendenen uwes verstands, [en] nuchteren zynde, hoopt volkomelyk op de genade die u toegebragt word in de openbaaringe van Jezus Christus.