Markus VIII: 22, 23, 24, 25, 26.
HY quam tot Bethzaïda: en zy bragten tot hem eenen blinden, en baden hem, dat hy hem aanraakte. En de hand des blinden genomen hebbende, leide hy hem uit buiten het vlek, en spoog in zyne oogen, en leide de handen op hem, en vraagde hem of hy iet zag. En hy opziende, zeide, Ik zie de menschen, want ik zie ze als boomen, wandelen. Daar na leide hy de handen wederom op zyne oogen, en deede hem op zien. En hy wierd hersteld, en zag ze alle verre en klaar. En hy zond hem na zyn huis, zeggende, En gaat niet in het vlek, noch en zegd het niemant in het vlek.