De akker-schat.
Die van den Akker-Schat, in 't minste niet en weeten,
En houden al haar Goed, zyn wyze lui geheeten:
Maar die, al graavende, de Schat gevonden heeft,
En al het zyne voor die zelve Akker geeft,
Doet voor de wereld dwaas, en zottelyke daaden,
En zyne Rykdom en Verstand is tot versmaaden:
Dewyl het duister oog 't verhoolen Goed niet ziet,
Want daar de hand niet tast, vind aards gezindheid niet.
Doch deze dingen, die zy voor haar Schatten houwen,
En voor een Fondament, om kerken op te bouwen,
Hoe tastbaar dat ze zyn, ontgaan haar uit de hand,
En schuiven Steun, en Leun, als schaduw aan een kant.
Dies schynen zomm'ge Ryk, in 't tegenwoordig wezen,
En worden van het Oog des Werelds wel gepreezen;
En and're schynen arm, in 't wezen dezer tyd,
Om dat haar rykdom in den Grond des Akkers leid.
Maar schyn heeft menigmaal, de meeninge bedroogen,
Om dat het anders was, in 't wezen als voor oogen.
Wie dat dan waarlyk, Ryk, of Arm is, in der daad,
Word openbaar, als Elk van deze Wereld gaat.
Die al het zyne, aan den Akker-Schat besteede,
En Ryk was in den Geest, neemt zyne Schatten mede.
Die Ryk was in het vlees, en niets om d'Akker gaf,
Verlaat zyn ryke schyn, en gaat van alles af.
Hoe wys was dan de Man, die al het zyne gave,
Voor zulke Aarde, daar den Hemel lag begraave.
| |
En Kapittel VI: 19, 20, 21.
Vergaderd u geen schatten op der aarden, daar ze de motte en roest verderfd, en daar de dieven doorgraaven en steelen. Maar vergaderd u schatten in den Hemel, daar ze noch motte noch roest en verderfd, en daar de dieven niet en doorgraaven, noch en steelen. Want waar uwen schat is, daar zal ook uw herte zyn.
| |
Lukas XII: 33, 34.
Verkoopt het geene gy hebt, en geeft aalmoesse. Maakt u zelven buidels die niet en verouden, eenen schat die niet af en neemd, in de Hemelen, daar de dief niet by en komt, noch de motte en verderft. Want waar uwen schat is, aldaar zal ook uw' herte zyn.
| |
Philippenzen III: 7, 8.
Maar het geene my gewin was, dat hebbe ik om Christus wille schade geacht. Ja gewisselyk ik achte ook alle dingen schade te zyn, om de uitnemendheid der kennisse van Christus Jezus myns Heeren: om wiens wille ik ook alle deze dingen schade gereekend hebbe, en achte die drek te zyn, op dat ik Christus moge gewinnen. |
|