De schriftuurlyke geschiedenissen en gelykenissen, van het Oude en Nieuwe Verbond

[p. 442]

Veele vrouwen volgen Jezus na.

Gelukkig waaren zy, die in haar levens dagen,
De Heere Jezus, voor haar oogen wand'len zagen,

En mede volgden, op de treeden van zyn voet,

En met een dankbaar hert, Hem dienden van haar Goed:

Gelukkig zyn wy noch, ja boven alle maaten,
Dat hy noch handen van gebrek heeft na gelaaten,

Waar in de zucht tot Dienst, haar zilver, en haar Goud

Tot mededeeling, aan den Heere, is betrouwd;

Zo dat zy niet behoefd te klaagen en te treuren,
Dat haar dat groot Geluk nu niet en mag gebeuren:

Het mag haar beuren, die mildaadig is van hert,

En door de Gierigheid, niet vast gehouden werd,

Die tot haar zelfs bedrog, haar zelven zoekt te paaijen,
Als waarder nu geen land, om vruchtbaar op te zaaijen,

En blyft zo zonder winst, en zonder voordeel staan,

Terwyl de Tyden van den bouw haar vast ontgaan.

Maar daar, door weeging, van Gemoedelyke Schaalen,
Het Eeuwig voordeel 't Goed der Tyd kan overhaalen,

Is 't leven dankbaar, dat (ook noch, in haaren dag,)

Haar zulk een grooten gunst van God gebeuren mag,

Om Hem te dienen met de Dingen van der Aarden,
Die in den Hemel woond, en is, van alle waarden!

ô Vroome Zielen! die van Hem geneezen zyt,

Volgd Jezus dan maar na, met dienst en dankbaarheid.

[p. 443]

Lukas VIII: 1, 2, 3.

HET geschiedde daar na, dat hy reisde van d'eene stad en vlekke tot d'ander, predikende en verkondigende het Euangelium van 't Koningryke Gods: en de twaalve [waaren] met hem, En zommige vrouwen, die van booze geesten en krankheden geneezen waaren, [namelyk] Maria, genaamt Magdalena, van welke zeven duivelen uitgegaan waaren, En Joanna, de huisvrouwe Chuze des Rentmeesters Herodes, en Suzanna, en andere veele, die hem dienden van haare goederen.

1 Petrus II: 21, 22, 23, 24, 25.

Hier toe zyt gy geroepen, dewyle ook Christus voor ons geleeden heeft, ons een exempel na laatende, op dat gy zyne voetstappen zoudet navolgen. Die geen zonde gedaan en heeft, noch daar en is geen bedrog in zynen mond gevonden. Die als hy gescholden wierd, niet weder en schold, en als hy leed, niet en dreigde: maar gaf het over aan dien die rechtvaardelyk oordeeld. Die zelve onze zonden in zyn lichaam gedraagen heeft op 't hout: op dat wy de zonden afgestorven zynde, der gerechtigheid leeven zouden: door wiens straamen gy geneezen zyt. Want gy waard als dwaalende schappen: maar gy zyt nu bekeerd tot den Herder en Opziender uwer zielen.

1 Joannes II: 6.

Die zegd dat hy in hem blyft, die moet ook zelve alzo wandelen, gelyk hy gewandeld heeft.