Mattheus IX: 9, 10, 11, 12, 13.
JEZUS van daar voort gaande, zag een mensche in het Tolhuis zitten, genaamt Mattheus: en zeide tot hem, Volgd my. En hy opstaande volgde hem. En het geschiede als hy in het huis [van Mattheus] aanzat, ziet, veele tollenaars en zondaars quamen en zaten mede aan, met Jezus en zyne Discipelen. En de Pharizeen [dat] ziende, zeiden tot zyne Discipelen, Waarom eet uw' Meester met de tollenaaren en zondaaren? Maar Jezus [zulks] hoorende, zeide tot haar, Die gezond zyn en hebben den Medicyn-meester niet van nooden, maar die ziek zyn. Doch gaat heenen en leerd, wat het zy, Ik wil barmhertigheid, en niet offerhande. Want ik ben niet gekomen om te roepen rechtvaardige, maar zondaars tot bekeeringe.