2 Machabeen IX: 5, 6, 7, 8, 9, 10, 11, 12.
DE Almachtige Heere, de God Israëls sloeg hem met een ongeneezelyke en onzienlyke plaage: want zo als hy nu deze woorden geëindigd hadde, heeft hem een ongeneezelyke pyne des ingewands, en bittere inwendige pyningen bevangen: Zeer rechtvaardelyk, als die met veele en vreemde elendigheden de ingewanden van andere gepynigt hadde. Doch hy en liet daarom niet af van zyn hoog spreeken: maar hy was noch met hoogmoed vervuld, vuur blaazende in zyne gramschap tegen de Jooden, en gebood dat men de reize zoude verhaasten: en het gebeurde dat hy ook van de wagen viel, die zeer sterk voort reed, en dat hy eenen zwaaren val doende, alle de leden zyns lichaams verdraaid wierden. Hy die korts te vooren de baaren der zee scheen te willen gebieden, om zyne vermetelheid, die de menschelyke gelegentheid te boven ging: en die meende dat hy de hoogste bergen met een schaale zoude weegen, als hy op de aarde was, wierd in een rosbaare gedraagen, de openbaare macht Gods in hem voor allen betoonende: Zo dat ook uit het lichaam dezes godloozen, leevendige wormen voort quamen, en dat zyn vlees, terwyle hy noch in smerten en pyne leefde, van hem afviel: en dat van zynen reuk het gantse krygsleger bezwaard wierd, van wegen de verrottinge. Alzo dat hem, die een weinig te vooren scheen de sterren des Hemels te raaken, niemant en konde draagen, om de onverdraagelyke zwaarte van den stank. Hier begon hy dan alzo verwondet zynde, van de grootheid zyns hoogmoeds af te houden, en door deze Godlyke geesselinge tot kennisse te komen, alle oogenblik zwaarder met pynen aangetast wordende. En ook niet konnende zynen eigenen stank verdraagen, zeide hy deze woorden, Het is recht dat men hem Gode onderwerpe, en dat iemant een sterfelyk mensche zynde, niet en denke Gode gelyk te zyn.