3. Machabeen VII: 1, 2, 3, 4, 5, 6.
HET gebeurde ook dat de zeven broeders met de moeder gegreepen zynde, van den Koning gedwongen wierden varkens vlees, het welk ongeoorloofd is, te proeven: en wierden met geeselen en met peezen geslagen. En een der zelve, die voor de andere sprak, zeide aldus: Wat wilt gy ons vraagen, en van ons weeten? want wy zyn bereid liever te sterven, als de Wetten onzer Vaderen te overtreeden. En de Koning zeer gram wordende, gebood dat men pannen en ketelen zoude heet maaken: en als die terstond heet gemaakt waaren; Zo gebood hy dat men dezen, die voor de andere gesprooken hadde, de tonge zoude afsnyden, en hem het vel rondom astrekken, en zyne uiterste leden afhouwen, daar het de andere broeders, en de moeder zouden aanzien. Als hem nu alle [leden] ongebruikelyk waaren gemaakt, zo beval [de Koning] dat men hem, die noch zynen adem haalde, aan het vuur zoude brengen, en in de panne braaden: en als de damp uit de panne hem zeer verspreidde, zo vermaanden zy malkanderen met de moeder kloekmoedelyk te sterven: Spreekende aldus, God de Heere ziet het aan, en zal in der waarheid over ons vertroost worden: gelyk Mozes in zyn Lied, het welk hy tegen haar in het aangezicht heeft betuigd, verklaard, zeggende, En over zyne dienstknechten zal hy vertroost worden.