Manasses Gebed Vers 10, 11, 12.
Ik ben gekromd in zwaare yzere banden, en ik en kan myn hoofd niet opheffen, ende en hebbe geen ruste, om dat ik Uwen toorne verwekt, en quaad voor Uwe oogen gedaan hebbe: dewyle ik Uwen wille niet en hebbe gedaan, en Uwe geboden niet en hebbe gehouden: maar hebbe grouwelen opgericht, en veele ergernisse begaan. Nu buige ik dan de knien myns herten, en bidde U om genade: Ik hebbe gezondigd, Heere, ik hebbe gezondigd, en bekenne myne misdaaden. Daarom bidde, en smeeke ik U, vergeefd het my, Heere, vergeefd het my, ende en verderfd my niet in myne zonden, en toornd niet eeuwiglyk over my, ende en behoud het quaade niet tegen my, ende en verdoemd my niet in de onderste deelen der aarde, want gy zyt God, een God der boetvaardige.