Sanheribs leger geslaagen.
De Koning, wiens Gezant, alleenig kon verslaan,
Wel honderd duizend Man, en Duizende daar boven,
Die is het; die de Mensch beloofd heeft, by te staan,
En ook getrouw is, in het Doen van zyn Belooven.
En dat is onzen God! Wie in Ootmoedigheid,
Zyn Hert tot Hem verheft, met smeekende gebeden,
Van wegens 't groote Heir, dat voor zyn ziele leid,
Waar meê hy is omringd, belegerd, en bestreeden;
Zo is de Oppermacht van zyne hand alleen,
Geweldiger als zy, om 't Leven te verlichten;
Al komt de gantse macht der Hellen op de been,
Van alle duizenden der snoode booze wichten.
Dat is de hulp, en troost, van 't geest'lyk Israël,
Dat in de Heil'ge Naam van Jezus, zyn gebeden,
Tot d'Allerhoogste zend, om Wereld, Vlees, en Hel,
Met voeten van Geloof, en Hoope te vertreeden.
Gelyk als Israël, een Doel der Heid'nen waar,
Daar Elk zyn scherpe pyl, van haat en nyd op velden,
Om 't Koninglyk Gebied te brengen onder haar,
En zich geduurig als een booze Vyand stelden;
Zo staat, een iders Hert, voor 't quaad, dat zonden hiet,
Met Duivel, Wereld, Vlees, en alle quaad omgeeven,
Daar Elk op past en loerd, en zyne pylen schiet,
Tot een Verleiding, of verdrukking van het leven.
Indien hy vroom is, en na Gods geboden doet,
Zo heeft hy met zich, die getrouwe hand des Heeren,
Die hem van 't quaad verlost, en voor 't verderf behoed,
Maar zo hy Heidens leefd, zal hem het Quaad verteeren.
| |
2 Koningen XIX: 32, 33, 34, 35, 36, 37.
ZO zeid de HEERE van den Koning van Assyrien: Hy en zal in deze stad met komen, nochte daar eenen pyl in schieten: ook en zal hy [met] geen schild daar voor komen, ende en zal geenen wal daar tegen opwerpen. Door den weg, dien hy gekomen is, door dien zal hy weder keeren; maar in deze stad en zal hy niet komen, zeid de HEERE. Want ik zal deze stad beschermen, om die te verlossen, om mynent wille, en om David myns knechts wille. Het geschiedde dan in die zelve nacht, dat de Engel des HEEREN uitvoer, en sloeg in het leger van Assyrien honderd, en vyf en tachentig duizend: en doe zy hen des morgens vroeg opmaakten, ziet, die alle waaren doode lichaamen: Zo vertrok Sanherib de Koning van Assyrien, en toog heenen, en keerde weder: en hy bleef te Ninive. Het geschiedde nu, als hy in het huis van Nisroth zynen God zich neder boog, dat Adramelech, en Sarezer [zyne zoonen,] hem met den zwaarde versloegen; doch zy ontquamen in 't land van Ararat: en Ezar Haddon zyn zoone werd Koning in zyne plaatse.
| |