Joannes V: 25, 26, 27, 28, 29.
Voorwaar, voorwaar zegge ik u, de uure komt en is nu, wanneer de doode zullen hooren de stemme des Zoons Gods, en die ze gehoord hebben, zullen leeven. Want gelyk de Vader het leven heeft in hem zelven, alzo heeft hy ook den Zoone gegeeven het leven te hebben in hem zelven. En heeft hem macht gegeeven ook gerichte te houden, om dat hy 's menschen Zoone is. En verwonderd u daar niet over: want de uure komt, in welke alle die in de graven zyn, zyne stemme zullen hooren. En zullen uit gaan, die het goede gedaan hebben tot de opstandinge des levens: en die het quaade gedaan hebben, tot de opstandinge der verdoemenisse.