En Vers 13, 14, 15, 16.
Doe traden zyne knechten toe, en spraken tot hem, en zeiden, Myn vader, [zo] die Propheete tot u eene groote zaake gesprooken hadde, zoud gy ze niet gedaan hebben? hoe veel te meer, nadien hy tot u gezeid heeft, Wast u, en gy zult rein zyn? Zo klam hy af, en doopte zich in de Jordaane zeven maal, na het woord van den man Gods: en zyn vlees quam weder gelyk het vlees van eenen kleinen jongen, en hy werd rein. Doe keerde hy weder tot den man Gods, hy, en zyn gantse heir, en quam, en stond voor zyn aangezichte, en zeide, Ziet, nu weet ik dat 'er geen God en is op de gantse aarde, dan in Israël: nu dan, neemt doch eenen zegen van uwen knecht. Maar hy zeide, [Zo waarachtig als] de HEERE leefd, voor wiens aangezicht ik sta, indien ik het neeme: en hy hield by hem aan op dat hy 't name, doch hy weigerdet.